• No results found

Hoofdstuk 3: Ouders en religieuze opvoeding

3.2 De religieuze bemiddeling door ouders

Alma en Wolpe geven ook aan dat ouders in deze tijd in het doorgeven van het religieus zijn onzeker zijn:

• Alma [8] vestigt de aandacht op de moeite die ouders hebben bij het bemiddelen van wat hen religieus bezighoudt. Aan de hand van de theorie van Sundèn bespreekt zij ([8], blz. 23) welke vaardigheden ouders/verzorgers nodig hebben om het religieuze te bemiddelen. Zij noemt hierbij: de

menselijke persoonlijkheid en het bemiddelen van religie, de manier van bemiddeling en de soorten van bemiddelaars. Een ander belangrijk aspect van de religieuze bemiddeling is het voorbeeld wat ouders geven in het omgaan met de problemen in hun leven. Dit noemt men de coping stijl van ouders. Dit bespreekt zij aan de hand van de theorie van Pargament ([8], blz. 88, zie ook [20]). Dit theoretische kader van Sundèn en Pargament heeft Alma getoetst door middel van een onderzoek (enquête en interview) en naar aanleiding van de onderzoeksresultaten komt zij tot een ideale religieuze bemiddeling.

• De rabbijn Wolpe [2] noemt ook de onzekerheid die ouders ervaren bij het doorgeven van wat hen religieus bezig houdt. Die onzekerheid wordt door hem als een uitdaging gezien, omdat voor iedereen en dus ook voor ouders ‘religie een zoektocht is’.

De menselijke persoonlijkheid en het bemiddelen van religie

Volgens Sundèn ([8], blz. 88) is er bij de menselijke persoonlijkheid een verschil tussen de leermens en de rollenmens. De leermens heeft in zijn religieuze beleving zekerheid nodig. Een duidelijk kader (de leer) en gehoorzaamheid aan voorschriften geven de leermens een gevoel van veiligheid en geborgenheid. Deze manier van religieuze beleving wordt door de leermens als bevrijdend ervaren. Door de duidelijk structuur hoeven er geen (levens) vragen gesteld te worden. Voor de leermens is belangrijk om zich te kunnen identificeren met de groep.

In onze parochie werd een aantal jaren geleden voor ouders een cursus gegeven voor de religieuze opvoeding van kinderen. De begeleidsters van de cursus lieten de deelnemende ouders nadenken over hun eigen geloofsopvoeding en wat zij daarvan wilden doorgeven aan hun kinderen. In de cursus werd er volop ruimte gegeven door middel van allerlei werkvormen en aangereikt materiaal om zo handvatten te geven voor de religieuze opvoeding in het eigen gezin.

Uit de eindevaluatie bleek dat de meeste ouders zich door de cursus gesteund voelden. Een stel ouders had zich niet prettig gevoeld bij de cursus. Zij vonden het zoeken naar wat bij hen past erg moeilijk en zij hadden gedacht een vaste

handreiking voor de religieuze opvoeding van hun kinderen te krijgen.

De rollenmens heeft het vermogen om door identificatie met een persoon uit de bijbel of door verhalen uit de traditie haar/zijn leven richting te geven. Deze identificatie dient als inspirerend voorbeeld zonder verlies van eigenheid. In de christelijke traditie wordt dit ook navolging genoemd: dit betekent het handelen naar het voorbeeld van iemand (van Dale woordenboek). De rollenmens kan de christelijke traditie vertalen naar het dagelijks leven en zo komen tot een persoonlijk geloof.

De wijze van bemiddeling

Volgens Sundèn ([8], blz. 24) kan het bemiddelen op twee manieren; de verbale of de totale bemiddeling.

Bij de verbale bemiddeling wordt het religieuze voornamelijk bemiddeld als een leer met voorschriften die bepalen hoe men moet leven. De kennis van de leer wordt aan het kind overgebracht, maar de ouders/verzorgers zijn door hun wijze van leven niet in staat de “vertrouwensvolle ervaring van Gods aanwezigheid” te bemiddelen. Deze ouders spreken bijvoorbeeld wel over je naaste lief hebben, maar zij kunnen dit niet zelf in praktijk brengen.

Het kan ook zo zijn dat ouders het religieus zijn willen doorgeven, maar dat het in hun eigen leven geen betekenis meer heeft. Kinderen krijgen bij de verbale

bemiddeling wel te horen hoe zij moeten geloven, maar hun ouders leven het niet voor. Kinderen merken het als volwassenen andere dingen vertellen dan dat zij voorleven. Zo wordt de volwassene onbetrouwbaar en heeft deze religieuze bemiddeling weinig kans van slagen.

Bij de totale bemiddeling geeft het goede voorleven van de ouders richting aan het leven van de kinderen. Het voorbeeld van de ouders laat kinderen “de vertrouwens- volle ervaring van Gods aanwezigheid” ervaren.

Soorten bemiddelaars

Sundèn ([8], blz. 25) onderscheidt drie soorten van bemiddelaars: onzekere, zekere en te zekere bemiddelaars. Onzekere bemiddelaars zijn onzeker over de betekenis van religie en kerk in hun eigen leven of zij hebben geen goede herinneringen aan hun eigen religieuze opvoeding. Hun bemiddeling van de traditie wordt gekenmerkt door onzekerheid en grilligheid. In een religieuze opvoeding door zekere

bemiddelaars geven de ouders consequent het goede voorbeeld. Zij staan positief tegenover de vragen van hun kinderen en dringen hun geen antwoorden op (eigen vertaling uit het Duits).

Al te zekere bemiddelaars zijn zo overheersend aanwezig, dat dit remmend werkt op de religieuze ontwikkeling en het vormen van een eigen identiteit. Kinderen kunnen zo niet tot eigen antwoorden op hun levensvragen komen.

De totale bemiddeling door zekere bemiddelaars wordt als het ideaal gezien, maar Alma denkt dat de moderne westerse samenleving veel onzekere bemiddelaars kent. Religieuze coping

Alma noemt in de lijn van Pargament de coping stijl van de ouders als een ander belangrijk aspect van de religieuze bemiddeling. Coping is een begrip uit de cognitieve psychologie en kan worden omschreven als de manier waarop mensen met problemen omgaan. Religieuze coping kan worden omschreven als de wijze waarop het religieuze referentiekader steun kan geven in een moeilijke situatie. Situaties die religieus verwerkt worden zijn met name diep ingrijpende

levenssituaties: verlies, groot onrecht, grenssituaties waarin menselijke

verklaringen tekort schieten. Religieuze coping vindt plaats op momenten waar gewone coping tekort schiet.

De godsdienstpsycholoog Pargament heeft in verband met religieuze coping naar het volgende gebed ([20], blz. 69) verwezen:

“God geef mij de rust om te aanvaarden wat ik niet kan veranderen, moed om te veranderen wat ik kan veranderen, en wijsheid om het verschil hier tussen te zien.”

Er worden drie manieren van coping onderscheiden ([8], blz. 90):

• zelfbesturend. De verantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen wordt bij de mens en niet bij God gelegd. Bij deze coping stijl speelt religie een kleine rol en wordt alleen het religieuze referentiekader geraadpleegd om tot een mogelijke oplossing te komen. Er is geen verlangen naar

verbondenheid met God.

• afwachtend. De verantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen wordt bij God gelegd en de mens wacht Gods oplossingen af. Religie wordt bij deze copingstijl als functioneel voor het eigen leven beschouwd.

• samenwerkend. God en mens werken samen bij het oplossen van de

problemen. Religie wordt bij deze coping stijl als zingevende bron ervaren en behoudt ook zijn waarde als een situatie niet veranderd kan worden.

In de theorie wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen deze drie coping stijlen. In de praktijk kunnen mensen niet zo duidelijk in een coping stijl ingedeeld worden ([8], blz. 269). Met name in de zelfbesturende en afwachtende stijl komen erg grote verschillen voor in de manier waarop mensen hun relatie met God beleven. De ideale religieuze bemiddelingsstijl volgens het onderzoek van Alma

Uiteindelijk wordt de totale bemiddeling door zekere bemiddelaars met een

samenwerkende coping stijl als het ideaal gezien voor het bemiddelen van religie. Deze bemiddeling begint bij een liefdevolle omgang van de verzorgers met het kind, waardoor het basisvertrouwen als grondhouding om de wereld tegemoet te zien tot stand komt. Voor de verdere ontwikkeling van het basisvertrouwen is het volgende van belang:

• Ouders die zich openstellen voor wat hun kind bezighoudt. Kinderen mogen vragen stellen en de ouders dringen hen geen antwoorden op.

• De veilige speelruimte die het kind krijgt om de wereld te ontdekken. Hierdoor kan het kind vertrouwen krijgen in de verzorgers, mag het zichzelf

ontdekken in de veilige ruimte waarin het opgroeit en vormt dit weer een basis voor een vertrouwensvolle omgang met anderen en met God.

Bij de religieuze opvoeding in specifieke zin is vooral het ervaringsaspect belangrijk. Volgens Sundèn is het heel essentieel om jonge kinderen vooral geen ingewikkelde uitleg van geloven te geven, want geloven is een mysterie. Door het uitleggen blijft er weinig van het mysterie over.

In de ideale situatie zijn ouders inspirerende voorbeeldfiguren voor hun kinderen. Zij zijn authentiek, omdat zij kunnen voorleven waarin zij geloven. Kenmerkend voor deze stijl is dat deze mensen niet spreken over de functie die het religieus zijn in hun leven heeft, maar het ervaren als een mysterie wat niet zo goed in woorden kan worden weergegeven ([8], blz. 270).

Terugvinden waar je verder mee wilt gaan

Wolpe [2] beschrijft ook de onzekerheid die ouders ervaren bij de religieuze

opvoeding van hun kinderen. Hij noemt het opvallend voor westerse mensen dat zij wel in God geloven, en op hun eigen manier religieus zijn, maar hier niet met andere volwassenen over spreken. “Het lijkt erop, dat de meesten van ons heel veel moeite hebben om de belangrijkste levensvragen met anderen te bespreken. Dit gebrek verarmt onze gesprekken en uiteindelijk ons leven” ([2], blz. 4).

Ouders vinden het ingewikkeld om het religieuze aan hun kinderen door te geven. Op het moment, dat kinderen aan ouders vragen gaan stellen ontdekken ouders vaak hoe lang geleden hun eigen religieuze opvoeding heeft plaatsgevonden en zijn ouders onzeker over wat zij hiervan kunnen doorgeven. Deze onzekerheid kan ook als een uitdaging gezien worden: “religie begint met zoeken” ([2], blz. 9) en een

doorlopend leerproces voor ouders en kinderen betekenen. Ouders mogen juist authentiek zijn in hun onzekerheid: “De sleutel is te nemen wat je hebt - je eigen geloof, vragen, ideeën, zelfs twijfels - en dat te gebruiken om een kind in staat te stellen zijn eigen weg te vinden” ([2], blz. 18)!” Dit samen zoeken en steeds weer van elkaar leren kan bewerkstelligen dat ouders en kinderen dichter naar elkaar

toegroeien.