• No results found

Hoofdstuk 3: Ouders en religieuze opvoeding

3.3 Ondersteuning van ouders

Ouders geven aan, dat zij er moeite mee hebben om aan hun kinderen door te geven wat hen beweegt in het leven, omdat zij dit van zichzelf niet eens weten. Andere ouders die wel weten wat zij willen bemiddelen noemen de volgende aspecten waar zij tegen aan lopen ([8], blz. 271):

• Kinderen komen op jonge leeftijd met veel verschillende overtuigingen en meningen in aanraking.

• Ouders missen voor het uitdragen van wat hen in hun leven raakt de ondersteuning van een vanzelfsprekend sociaal kader. En zo voelt het alsof zij het inspirerend voorbeeld zijn helemaal uit henzelf moeten halen.

• Religieuze opvoeding in deze tijd is maatwerk: een zoektocht naar wat bij de persoonlijke gevoeligheid van een kind past.

• In kerken en religie gaat het nog vaak om gehoorzaamheid, orde,

voorschriften en het naar buiten treden als één groep. Kerken zijn nog te weinig ingesteld op de persoonlijke zoektocht van mensen en zeker niet van kinderen. Er wordt eerder verwacht dat mensen zich aanpassen.

In de moderne cultuur gaat men ervan uit dat mensen zelf hun leven richting geven: individualiteit is de norm van het moderne leven ([8], blz. 91) en hierdoor wordt er ook veronderstelt, dat de traditie zich daaraan moet aanpassen ([8], blz. 304). Er is een spanningsveld ontstaan tussen de traditionele christelijke religie en de ‘religieuze individualisering’.

Er wordt geen rekening mee gehouden dat, wanneer uiteindelijk alleen de

individuele ervaring de bron van inzicht is, mensen in een situatie terecht komen waarin geen communicatie en toetsing aan elkaar mogelijk is en men daardoor niet tot nieuwe inzichten komt !

Om ruimte te geven aan het individuele levensgevoel is het ook mogelijk om individuele ervaringen in een gemeenschap met elkaar te delen en te toetsen aan een ‘gedeeld referentiekader’ ([8], blz. 305). In verbondenheid met anderen ontdekt iemand meer van zichzelf, terwijl het identiteitsbesef het mogelijk maakt zich volledig op anderen te richten ([8], blz. 316).

Om ouders te kunnen ondersteunen bij de religieuze opvoeding van hun kinderen, in een samenleving waar individualisering de norm is, zijn o.a. de volgende ideeën ontwikkeld:

• Spirituele oriëntatie (naar Taylor in Alma [8])

Met behulp van de methode van “spirituele oriëntatie” volgens Taylor, kan men ontdekken hoe men persoonlijk richting kan geven aan het religieus zijn. In zo’n oriëntatie leren mensen, binnen hun traditie, zichzelf te begrijpen door middel van hun geleefde leven en gaat het met name om de vraag of ze ervaren in relatie te zijn met wat zij als het goede ervaren en of zij hier naar op weg zijn of er van afdwalen. Hierbij is het eigen levensverhaal van belang: ”We moeten bepalen waar we zijn door na te gaan wat we geworden zijn, door terug te gaan naar het verleden. We kunnen alleen bepalen waar en hoe ver we zijn in relatie tot het goede, door na te gaan hoe

we op het huidige punt kwamen” ([8], blz. 284). De spirituele oriëntatie kan een bijdrage leveren om te ontdekken wie men is en door welke waarde men zich in het leven wil laten leiden.

• Oefenplekken voor poëtische intelligentie [8]

In de moderne samenleving is het belangrijk om steeds te zoeken naar werkvormen, rituelen, liturgie enz.waarbij de traditie een ‘levende’ traditie wordt omdat zij de religieuze mens een kader aanbiedt waarbinnen men ruimte krijgt voor een

individuele zoektocht. Er wordt een voorstel gedaan om te komen tot oefenplekken voor ‘poëtische intelligentie’ voor volwassenen. Het begrip ‘poëtische intelligentie’ is door Bjørkvold geïntroduceerd [12] naar aanleiding van het Afrikaanse begrip sikia, wat uitdrukt hoe kinderen waarnemen: “kinderen nemen waar met verstand en fantasie, met nuchtere registratie en openlijke verbazing” ([12], blz. 182). Deze manier van waarnemen zijn volwassenen vaak grotendeels kwijtgeraakt, maar het is een belangrijke manier van waarnemen voor het kunnen verwonderen. Er kan geëxperimenteerd worden met vormen, waarvan men denkt dat zij de poëtische intelligentie bevorderen. Hierbij wordt gedacht aan meditatie, bibliodrama, muziek, dans, tekenen of dichten.

Van deze plaatsen wordt gezegd dat het veilige plaatsen moeten zijn waar mensen houvast krijgen maar ook “uitgedaagd worden tot zelf overstijging” ([8], blz. 307).

• Pleisterplaatsen

In het artikel “Over Breukvlakken en bruggenhoofden” [18, blz. 403] wordt het voorstel gedaan om binnen parochie’s pleisterplaatsen te creëren, waarin gezinnen elkaar met regelmaat kunnen ontmoeten, bijvoorbeeld door samen te eten of te ontspannen. Waar thema’s behandeld worden die passen bij het dagelijks leven. Niet alleen in lezingen, maar ook door drama en creatieve opdrachten. Op zo’n wijze, dat de traditie wordt aangeboden als een gemeenschappelijk bezit waarin een eigen plaats kan worden ingenomen.

3.4 Nabeschouwing

In de lange geschiedenis van de christelijke traditie werd in opdracht van die traditie het religieuze van de ene naar de volgende generatie doorgegeven. Deze wijze van bemiddeling van het christelijk geloof door kerk en traditie lijkt grotendeels weggevallen. Mensen in de huidige tijd kunnen kiezen voor het christelijk geloof.

Alma noemt de totale bemiddeling door zekere bemiddelaars met een samenwerken- de coping stijl als het ideaal voor het bemiddelen van religie en dat koppelt zij geheel aan de opvoeding. Deze bemiddeling begint bij een liefdevolle omgang van de verzorgers met het kind, waardoor het basisvertrouwen als grondhouding om de wereld tegemoet te zien tot stand komt. Hierdoor kan het kind vertrouwen krijgen in de verzorgers, mag het zichzelf ontdekken in de veilige ruimte waarin het opgroeit en vormt dit weer een basis voor een vertrouwensvolle omgang met anderen en met God. Ouders dringen daarbij hun eigen antwoorden niet op aan hun kinderen, maar leven voor wat zij willen doorgeven. In zo’n opvoeding worden kinderen als een uniek wezen met een eigen ontwikkeling gezien. Bij deze manier van religieuze opvoeding is vooral het ervaringsaspect belangrijk en vooral niet een ingewikkelde uitleg van geloven. Deze ouders ervaren het religieus zijn als een mysterie wat niet zo goed in woorden te vatten is.

Alma noemt terecht, dat een liefdevolle opvoeding het belangrijkste begin en de kern van een levensbeschouwelijk opvoeding is.

Ik denk wel dat het goed is om zich daarbij te realiseren, dat er pas achteraf van de ouders door hun kinderen gezegd kan worden of deze ouders inspirerende

voorbeeldfiguren zijn geweest !

De visie van Wolpe, die zegt dat de onzekerheid van ouders een goed vertrekpunt is voor het doorgeven voor het religieus zijn, vind ik eerlijk en bemoedigend voor de levensbeschouwelijke opvoeding in de moderne tijd. Het ouderschap roept al heel veel vragen op en net als religie begint het met zoeken en is het een doorlopend leerproces voor ouders en kinderen. Ouders mogen van Wolpe juist authentiek zijn in hun onzekerheid: “De sleutel is te nemen wat je hebt - je eigen geloof, vragen, ideeën, zelfs twijfels - en dat te gebruiken om een kind in staat te stellen zijn eigen weg te vinden” ([2], blz. 18)!

Om mensen bij dit alles te ondersteunen spreken mij vooral de spirituele oriëntatie en het woord pleisterplaatsen aan.

Middels de methode van ‘spirituele oriëntatie’ kan men vanuit het eigen geleefde leven richting geven aan het religieus zijn. Door het volgen van de minor Christelijke spiritualiteit in het dagelijks leven aan de Universiteit van Tilburg heb ik geleerd om er beter voor de ander te kunnen zijn. Ik heb ook kunnen ontdekken, dat er

verschillende wegen zijn in de zo rijke christelijke spiritualiteit en ik heb hierdoor grote waardering voor de christelijke spiritualiteit gekregen.

Het begrip ‘pleisterplaatsen voor gezinnen’ sprak mij gelijk aan, omdat ik mij vaak afvraag hoe zouden kinderen zich meer welkom kunnen voelen in een

parochiegemeenschap. Bij het horen van het woord pleisterplaats kreeg ik meteen een beeld.

Een paar jaar geleden waren wij met ons gezin op vakantie in Franse Jura en heel toevallig kwamen wij bij een klooster terecht met de naam: ’Notre Dame de la Consolation’. Het klooster met de kerk lagen in een prachtige tuin. De deuren van de kerk waren open: een paar zusters waren aan het zingen en mensen liepen naar binnen om een kaarsje aan te steken. Het klooster was ook open: er was een zaal waar kinderen aan het tafeltennissen waren en in een andere zaal dekten een paar zusters een tafel. Buiten tegen de kerk was een overkapping met daaronder houten tafels en stoelen: een paar mensen aten daar hun boterhammen. Bij de kerk was een winkeltje met allerlei religieuze artikelen, maar ook ijsjes. Er was een klein museum, toiletten en in de grote hal hingen posters met daarop allerlei soorten cursussen die men kon volgen. Ik was getroffen door de open en heerlijk rustige sfeer.

Bij ondersteuning aan ouders gelden dezelfde voorwaarden als in een

levensbeschouwelijke opvoeding. Deze plaatsen worden veilige plaatsen als de antwoorden niet worden opgedrongen. Er wordt voornamelijk voorgeleefd, wat men wil uitdragen, omdat mensen beschouwd worden als unieke wezens met een eigen religieuze ontwikkeling.