• No results found

3. Theoretische kadering

3.5 Materialen en werkvormen

3.5.3 Evaluatie

Door de nieuwe bepaling van de vakoverschrijdende eindtermen is het zowel voor de leerkracht als leerling belangrijk dat er een evaluatie wordt opgenomen in het lesgebeuren. Vanuit RSV benadering kan gesteld worden dat een terugkoppeling van leerlingen aan de leerkrachten een hulpmiddel kan zijn (Verhoeven, e.a., 2002).

22 4. Methodologie

Naast een grondige literatuurstudie vindt er in de tweede fase van dit onderzoek een verdiepend kwalitatief onderzoek plaats. We herhalen de algemene onderzoeksvraag en deelvragen die hier dieper onderzocht worden.

Op welke manier geven leerkrachten van de 2de graad Vlaams secundair onderwijs vorm aan de vakoverschrijdende eindtermen, relationele en seksuele opvoeding binnen de verschillende onderwijsvormen?

- Welke materialen/werkvormen gebruiken leerkrachten en is dit gerelateerd aan de inhoud van RSV?

- Zijn er verschillen in aanpak naar gelang de ervaring-, en de leeftijd van de leerkracht en de onderwijsvorm?

4.1 Doel

Het doel van het onderzoek is een duidelijk beeld te krijgen over de aanpak van de leerkrachten binnen de lessen RSV. Hier kiezen we voor een kwalitatieve aanpak. Via de verworven data van dit onderzoek gaat een duidelijk beeld gecreëerd worden met betrekking tot RSV en de manier waarop dit vorm krijgt. Aan de hand van de bekomen data, maken we een vergelijkende studie rond de aanpak binnen het lesgebeuren en de onderwijsvormen.

4.2 Methode

Zoals eerder kort aangegeven opteren we voor een kwalitatieve onderzoeksmethode, met name een semi -gestructureerd diepte-interview. Het interview is een aangewezen methode om informatie te vergaren over gedachten, opinies, ervaringen en kennis van de geïnterviewde (Baarda en De Goede, 2001). Hierbij vertrekken we vanuit het idee dat we op deze manier dieper kunnen ingaan op de antwoorden van de leerkrachten. Dit geeft ook meer ruimte voor het bespreken van gevoelige onderwerpen (Maso&Smaling, 1998).

4.3 Interviewleidraad

Een interview bestaat voornamelijk uit topics die men wil bespreken. De topics staan vast maar de vragen en de volgorde kunnen nog wijzigen. Dit stelt de onderzoeker in staat om in te spelen op de antwoorden van de respondenten (Baarda en De Goede, 2005). Op basis van een oriënterende en

23 verkennende literatuurstudie hebben we een interviewleidraad voor de gesprekken ontworpen.

Deze wordt tijdens een eerste gesprek afgetoetst met de mogelijkheid tot het aanbrengen van veranderingen aan de leidraad. De gebruikte interviewleidraad werd als bijlage opgenomen ( bijlage 10.2 ).

4.4 Onderzoekspopulatie (werving van respondenten)

De doelgroep werd bepaald op basis van een onderverdeling binnen de scholen. Om de representativiteit van dit onderzoek te garanderen wilden we leerkrachten uit de tweede graad secundair onderwijs interviewen uit zowel ASO, TSO, KSO als BSO. Om praktische redenen werd er gewerkt met scholen in de provincie Antwerpen. Een bijkomende voorwaarde is dat de leerkrachten RSV moeten geven in de lessen. Op deze manier konden we een onderzoek doen naar de aanpak tussen de verschillende onderwijsvormen.

4.5 Brief

Om de leerkrachten te kunnen bereiken werd er een brief opgemaakt en verstuurd naar verschillende scholen in de stad Antwerpen. Deze gaf duidelijke informatie over het onderzoek en was voorzien van de nodige handtekeningen om de oproep tot medewerking te versterken. De brief gaf kort uitleg over het onderzoek en vraagt om zelf contact op te nemen indien er interesse was om deel te nemen aan het onderzoek. Per mail werden een aantal gegeven bevraagd zoals naam van de school, functie en onderwijsvorm. Op die manier werd er een eerste beeld verkregen van de geïnterviewde leerkrachten en de school waar ze lesgeven. De gebruikte brief werd als bijlage opgenomen ( bijlage 10.1 )

4.6 Responsgraad

De responsgraad voor dit onderzoek was zeer laag. Na het versturen van de brief naar de verschillende scholen in de stad Antwerpen werden deze opnieuw telefonisch gecontacteerd.

Uiteindelijk werd de zoektocht uitgebreid naar verschillende randgemeenten zoals Deurne, Mortsel, Kontich, Boom, Wilrijk, Hoboken,… Scholen in deze gemeente werden bezocht om mondeling toelichting te geven. In het totaal zijn er in de stad Antwerpen 30 scholen aangeschreven. De responsgraad was hier 0%. Daarom werden er naast deze scholen 35 andere scholen in de provincie Antwerpen aangeschreven. Hiervan waren 7 scholen bereid om aan het onderzoek deel te nemen.

Daarnaast heb ik via mijn persoonlijk netwerk nog 4 scholen kunnen overtuigen hun medewerking aan het onderzoek te verlenen.

24 4.7 Verwerking

De individuele gesprekken werden opgenomen met een digitale recorder waarna alles op papier werd geregistreerd.

De analyse van de informatie gebeurde door het coderen van de vaststellingen. Hieruit volgde een synthese van de vaststellingen en beschreven we de variaties tussen de onderwijsvormen. In de analyse werd gebruik gemaakt van citaten ter illustratie van de conclusies (Mortelmans, 2007). Door deze methodologie ontstond er verdere theorievorming. Vervolgens stelden we een samenvatting van de verklaringen op. Tot slot formuleren we een conclusie en aanbevelingen.

25 5. Onderzoeksresultaten

Er wordt gekozen om de onderzoeksresultaten per topic te bespreken. De citaten worden als bijlage toegevoegd om de leesbaarheid van de analyse te bevorderen. In een eerste onderdeel wordt aan de lezer een inzicht gegeven in de samenstelling van de onderzoekspopulatie.

5.1 Samenstelling onderzoekspopulatie 5.1.1 Leeftijd/geslacht/opleiding

Leerkracht Leeftijd M/V Opleiding

LRK 1 41 M Licentiaat godsdienstwetenschappen

LRK 2 41 V Licentiaat Communicatiewetenschappen

LRK 3 31 V Regentaat geschiedenis, Nederlands

LRK 4 25 M Leerkracht kleuteronderwijs

LRK 5 58 V Regentaat Nederlands, Engels en Duits

LRK 6 51 V Licentiaat Romaanse talen

LRK 7 30 V Regentaat wiskunde, biologie, fysica

LRK 8 50 V Maatschappelijk assistent+ moraalwetenschappen

LRK 9 28 V Licentiaat Germaanse talen

LRK 10 56 M Regentaat aardrijkskunde, wetenschappen en moraal

LRK 11 28 V Regentaat godsdienst

LRK 12 35 M Regentaat biologie, chemie en wiskunde

LRK 13 28 V Regentaat Nederlands, geschiedenis en economie

Categorie 20-30 30-40 40-50 50-60

Leerkrachten 1 en 2 en ook 3 en 4 geven les op dezelfde school. De andere interviews werden in verschillende scholen afgenomen. Leerkrachten 5 en 6 werken ook op eenzelfde school maar op een andere vestiging. Dit betekent dat er in werkelijkheid tien verschillende scholen hebben deelgenomen aan dit onderzoek.

Vier van de dertien geïnterviewde leerkrachten zijn mannen. Ook de leeftijden schommelen, wat ervoor zorgt dat er leeftijdgebonden verschillen kunnen optreden. De opleidingen die de leerkrachten hebben genoten zijn zeer uiteenlopend.

26 5.1.2 Achtergrond op school

leerkracht Schooltaak RSV Onderwijsvorm RSV

i/d opleiding

Het valt op dat er een vijftal leerkrachten zijn die vertrekken vanuit een achtergrond godsdienst of moraal. Vijf andere leerkrachten zitten in een werkgroep of zijn VOETcoördinator. Twee leerkrachten hebben dan weer een achtergrond biologie en werken van daaruit verder aan RSV. En als laatste is er één leerlingenbegeleider die deelneemt aan een RSV uitstap en die een aanspreekpunt is voor leerlingen met persoonlijke vragen.

In bovenstaand overzicht wordt ook weergegeven in welke onderwijsvormen de bevraagde leerkrachten lesgeven. Het is opmerkelijk dat de meeste leerkrachten geen RSV in hun vooropleiding hebben gekregen. Zij vertrekken dus met eigen kennis om dergelijke onderwerpen aan te pakken. Uit de tabel kunnen we opmaken dat er leerkrachten zijn zonder vooropleiding RSV die wel een extra opleiding of workshop hebben genoten. Drie leerkrachten genoten geen enkele vorm van opleiding rond het geven van RSV

27 5.2 Verschil tussen de onderwijsvormen

Uit de interviews is niet duidelijk af te leiden of er verschillen zijn tussen de onderwijsvormen in de tijdsbesteding of de aandacht die er aan RSV besteed wordt. Wel kan er afgeleid worden dat de leerlingen een ander profiel hebben per onderwijsvorm. In de bijlage staan de citaten per onderwijsvorm uitgesplitst om dit verder te duiden.

De leerkrachten uit de ASO richtingen verklaren dat de leerlingen opener zijn en meer vragen stellen.

Langs de andere kant wordt er ook met bedektere termen gesproken over seksualiteit. Een andere leerkracht bemerkt dat de leerlingen in het ASO kritischer omgaan met de materie.

Volgens twee leerkrachten zijn de leerlingen uit het TSO directer en opener in hun vraagstelling. Er wordt ook op een iets minder volwassen manier omgegaan met het onderwerp. Er moet ook meer gefocust worden op wat waar is en wat niet. Volgens leerkracht 13 heeft deze groep veel nood aan duidelijkheid.

Uit de interviews blijkt dat de leerlingen uit het BSO niet aarzelen om hun vragen te stellen. De informatie die wordt meegegeven aan de leerlingen moet op een aantrekkelijke manier gebracht worden om zo door te dringen bij deze leerlingen. De leerlingen BSO hebben volgens leerkracht 13 ook meer nood aan duidelijkheid rond seksualiteit.

In KSO staan de leerlingen open voor de informatie betreffende RSV en verwerken ze deze op een rustige en discrete manier.

5.3 Beleid op school

Wanneer aan de leerkrachten de vraag werd gesteld of er een beleid aanwezig is op school met betrekking tot RSV, kunnen we stellen dat het antwoord negatief was. Dit kan evenwel een gevolg zijn van eventuele onwetendheid hierover bij de leerkrachten.

5.4 Kennis en integratie eindtermen (VOETen)

Van de dertien leerkrachten zijn er acht die aangeven dat ze kennis hebben van de nieuwe VOETen.

Zij weten dat deze aanwezig zijn en een wijziging hebben doorgemaakt in 2010, verder wordt dit niet echt concreet uitgewerkt. In enkele scholen zijn de leerkrachten wel op de hoogte van de veranderingen maar is het voornamelijk de administratieve opvolging hiervan die niet gebeurt en hen zal tegenhouden. Daarnaast haalt een leerkracht zedenleer ook nog aan dat er voor zijn vak geen eindtermen zijn. Een andere opmerking naar de eindtermen is dat ze te beperkt omschreven zijn.

28 5.5 Curriculum en tijdsbesteding

5.5.1 Project/lessen

Van de elf scholen zijn er zeven scholen die werken rond een project. In de overige vier scholen komt RSV voornamelijk aan bod tijdens de lessen en organiseren bepaalde leerkrachten zelf kleine projecten voor hun leerlingen. Twee leerkrachten kiezen voor een externe spreker, de twee andere integreren RSV in de lessen. Voor de projecten verlangt de ‘projectgroep’ op school van de leerkrachten dat men bepaalde richtlijnen volgt, die men op een persoonlijke manier invult, teneinde de leerlingen te kunnen meenemen in het RSV verhaal.

5.5.2 Onderlinge communicatie leerkrachten

Het is opvallend dat er over het algemeen weinig communicatie bestaat tussen de leerkrachten onderling. Ze zijn niet altijd op de hoogte is over welke onderwerpen betreffende RSV eventueel aan bod komen tijdens de lessen van collega’s. We merken tevens op dat de scholen, waar men per graad een themaweek of enkele themadagen organiseert, er slechts enkele leerkrachten zich engageren onder de vorm van een werkgroep of zelfs individueel.

5.5.3 Tijdsbesteding

Hoeveel tijd men besteedt aan RSV is zeer uiteenlopend. In sommige scholen organiseert men slechts een halve dag projectwerk en wordt het tijdens enkele lessen aangehaald. Anderen werken dan weer enkele weken tot maanden rond dit onderwerp. Dit is geheel verschillend naargelang de keuze van de werkgroepen en de leerkrachten. De afbakening van RSV is met andere woorden zeer verschillend.

5.6 Aanpak lessen RSV

De lessen worden volgens onze respondenten opgebouwd met als eerste punt te polsen naar de kennis en vragen die de leerlingen hebben. Vervolgens kiezen ze een gepaste werkvorm en materiaal om dit verder met de leerlingen uit te werken. In de volgende punten gaan we dieper in op de werkvormen en materialen die de leerkrachten gebruiken.

5.6.1 Beginsituatie en leefwereld

Voor alle leerkrachten kunnen we opmerken dat ze op één of andere manier trachten in te spelen op de beginsituatie van de leerlingen. Zeven van de geïnterviewde leerkrachten hanteren hierbij dezelfde werkvorm, namelijk het noteren van vragen die achteraf worden besproken in de les. De

29 andere leerkrachten werken via mondelinge vraagstelling. Eén leerkracht stelt dat ze de leerlingen genoeg kent en deze vragen niet moet stellen om de te bespreken onderwerpen te kennen.

5.6.2 Onderwerpen

Zoals eerder gesteld, trachten de meeste leerkrachten op voorhand te achterhalen welke vragen of onderwerpen de klasgroep vooral bezighoudt en welke zeker aan bod moeten komen tijdens de lessen RSV. Bepaalde leerkrachten stellen hun leerlingen te kennen en te weten hoe zelf de lessen in te vullen. Als werkvorm noteren de leerlingen persoonlijke vragen die discreet worden meegedeeld aan de lesgever. Hierdoor creëren de leerkrachten een eigen inhoudsbepaling, wat hun motivatie alleszins in de hand werkt.

De onderwerpen die voornamelijk aan bod komen bij de meeste leerkrachten zijn het relationele aspect en anticonceptie. Bij leerkracht drie, vier en negen zitten voornamelijk jongens op school.

Voor deze leerlingen zal men ingaan op anticonceptie maar eerder beperkt tot condoomgebruik.

Bij de meisjes wordt er dan weer extra aandacht besteed aan de vrouwelijke kant van de zaken.

Vooral in BSO en TSO wordt het onderwerp uitgebreid aangebracht. Hier zijn ze in enkele scholen al eens geconfronteerd met tienerzwangerschappen. Leerkrachten 5 en 6 plannen hiervoor zelfs een bezoek aan een materniteit in een ziekenhuis.

De lessen moraal zijn dan ook weer zeer inspirerend voor meerdere onderwerpen. Hier omdat de leerkrachten het onderwerp graag en lang aan bod laten komen (LRK 8 en 10) Leerkracht 8 gaat aan de hand van de vragen en stellingen die de leerlingen schrijven, dieper ingaan op alles wat de leerlingen vragen. Leerkracht 10 werkt erg lang aan het thema, namelijk een heel trimester.

Er kan dus algemeen gesteld worden dat de onderwerpen die besproken worden tijdens de lessen RSV afgestemd worden op de doelgroep.

5.6.3 Interactie leerlingen

Over het algemeen durven de leerlingen volgens de leerkrachten heel wat vragen stellen tijdens de lessen RSV. Ze zijn niet geremd en durven zonder een blad voor hun mond te nemen de meest ondenkbare situaties en gedachten bespreekbaar maken. Vooral de leerlingen in de richtingen TSO en BSO vergeten al wel eens dat er grenzen zijn. Uiteraard is het afhankelijk van de leerkrachten hoever ze durven gaan. Elke leerkracht is verschillend en tracht op een persoonlijke wijze zo goed mogelijk te beantwoorden aan de noden van de klasgroep. Het is niet gemakkelijk om evenwichtig te reageren op alle vragen. Vooral leerkrachten boven de 40 jaar geven aan vaak meer moeite te hebben om op een soepele manier met alle vragen om te gaan. Ze (6 leerkrachten) stellen dat het

30 vooral de leeftijd is die en barriere kan vormen tussen de klasgroep en de leerkracht. De jongere leerkrachten (7 leerkrachten) halen aan dat alles bespreekbaar is en dat ze geen moeite hebben met moeilijke vragen.

5.7 Zelf les geven of externe spreker?

Drie van de dertien leerkrachten merken op dat niet alle leerkrachten bereid zijn om het project te ondersteunen. Vaak is het moeilijk om de geschikte medewerkers te vinden. Het leeftijdsverschil tussen de doelgroep en de leerkracht wordt soms als een drempel gezien om de lessen RSV te geven.

5.7.1 Externe spreker

Sommige leerkrachten opteren voor een eigen aanpak en vinden het minder interessant om externe sprekers uit te nodigen, anderen doen wel graag beroep op een extern aanbod. .

Dit bestaat uit volgende verdeling:

5.7.1.1 Combinatie lessen en sprekers

Er zijn scholen die kiezen om zowel de eigen aanpak als de externe spreker te combineren. Dit omdat ze ervan uitgaan dat het relevant kan zijn om bepaalde onderwerpen aan te brengen via professionals. Twee scholen getuigen hiervan. Deze twee scholen laten voornamelijk het onderwerp homoseksualiteit door externe sprekers behandelen.

5.7.1.2 Voornamelijk sprekers

Voor twee scholen merken we dat de leerkrachten voornamelijk beroep doen op externe sprekers.

Tijdens de lessen worden de topics wel verder uitgewerkt. De sprekers nemen hier echter het voortouw. De leerkrachten vinden dit voor de leerlingen interessanter omdat de buitenstaanders

“laagdrempeliger” werken dan de leerkrachten zelf. Het aangesneden onderwerp is voornamelijk homoseksualiteit.

5.7.1.3 Geen sprekers

Zeven van de elf scholen opteren ervoor om zelf de lessen RSV in te vullen zonder gebruik te maken van externe sprekers. Hierbij gaat men ervan uit dat de leerkracht beter op de hoogte is van de situatie van de leerlingen en hen gerichter weet aan te pakken. Er wordt vaak aangegeven dat ze zelf de leerlingen kennen en weten hoe ze deze moeten aanpakken. Voor sommige scholen is vooral de financiële kant doorslaggevend.

31 5.8 Materiaal

Concreet kan er ook gesteld worden dat al de leerkrachten kennis hebben van de vereniging SENSOA en hiermee reeds in contact zijn geweest of via deze weg materialen hebben ontleend. Acht van de dertien leerkrachten ontlenen koffers die Sensoa aanbiedt. Ze maken ook gebruik van de neppenissen en condooms die Sensoa uitdeelt in de klassen. De leerkrachten hebben hun weg gevonden naar deze organisatie en trachten hiermee een basis te leggen voor hun lessen RSV. Dit neemt niet weg dat leerkrachten af en toe materialen zullen kopiëren om op termijn ook de kosten te drukken zoals eerder aangehaald.

5.8.1 Visueel ondersteunend materiaal

Zeven van de dertien leerkrachten werken graag met visueel ondersteunend materiaal zoals brochures, koffers met anticonceptiemiddelen,…. Bepaalde leerkrachten voelen zich daar echter niet door aangesproken omdat het te belerend werkt. Leerkrachten hebben ook de gewoonte om materialen te ontlenen en deze zelf na te maken om de kosten te drukken.

5.8.2 Internet

Het is een opvallend feit dat leerkrachten niet echt concreet aangeven waarop ze hun keuze van de materialen baseren. Het opzoeken via internet is naast Sensoa een vrij voorkomende vorm van zoeken naar informatie. Vijf van de dertien leerkrachten gebruiken deze bron om informatie te verzamelen.

5.9 Werkvormen

Opmerkelijk is dat leerkrachten trachten te werken met uiteenlopende werkvormen en vooral voldoende interactie met betrekking tot dit thema nastreven, rekening houdend met de ervaring van de leerlingen en hun manier van denken hieromtrent. Het gebruik van verschillende werkvormen motiveert de leerlingen om zich open te stellen en te reageren omtrent de aangeboden onderwerpen.

Vooral leerkrachten 2, 5, 7 en 11 beschikken over uitgebreid aanbod aan werkvormen en materialen.

Ondanks het feit dat alle leerkrachten interactief aan de slag gaan is deze aanpak zeer specifiek voor BSO leerlingen. Zij hebben een zeer grote nood aan een aangename en interactieve vorm van lesgeven omtrent dit thema. De leerkrachten kiezen vaak voor verschillende werkvormen. In onderstaande tabel wordt de verdeling duidelijk:

32

Leerkracht Stellingen Spelvorm Quiz Film klasgesprek Casus/Groepswerk

1 X X X

Zes van de dertien leerkrachten werken voornamelijk met stellingen. De leerkrachten geven aan dat het bij de stellingen belangrijk is dat de leerlingen een positie durven innemen. Het werken met stellingen lokt ook discussie uit.

5.9.2 Spelvorm

Tien van de dertien leerkrachten gebruiken een spelvorm. Het valt op dat vier van de tien leerkrachten hetzelfde spel gebruiken, namelijk het “taboespel”: een spel waarbij de leerlingen een woord moeten uitleggen zonder een reeks van woorden te gebruiken die onder “taboe”

geklasseerd zijn. De andere leerkrachten gebruiken andere spelvormen. Zo werken twee leerkrachten met een rollenspel: de leerlingen moeten situaties naspelen waarmee ze in het echte leven ook geconfronteerd worden.

5.9.3 Quiz

Twee van de dertien leerkrachten werken met een quiz. Deze vorm vinden de leerkrachten interessant,omdat er gepolst kan worden naar de algemene kennis en tegelijkertijd kennis kan doorgegeven worden.

5.9.4 Film

Zeven van de dertien leerkrachten werken met een film tijdens de lessen RSV. Niet alle leerkrachten werken met dezelfde film. Sommige werken met een informatieve film (documentaire), andere werken dan weer met een gewone langspeelfilm die het thema naar voor brengt (bijvoorbeeld “de kus”, 2004, Hilde Van Mieghem).

33 5.9.5 Klasgesprek

Vijf van en de dertien leerkrachten werken met een klasgesprek. Er wordt bij deze vorm altijd vertrokken vanuit een spel om het klasgesprek op gang te trekken. De gebruikte methode is

Vijf van en de dertien leerkrachten werken met een klasgesprek. Er wordt bij deze vorm altijd vertrokken vanuit een spel om het klasgesprek op gang te trekken. De gebruikte methode is