• No results found

5.2 | Redenen om te stoppen

In document De juiste student op de juiste plek! (pagina 51-59)

Er zijn diverse redenen genoemd waarom studenten uiteindelijk stopten met de opleiding. Het ging hierbij vaak niet om één specifieke redenen, maar om een opeenstapeling. De verschillende redenen zijn terug te leiden naar drie hoofdlijnen: de studie was te moeilijk (door een moeilijke overstap van het vwo naar het wo), de studenten zagen het beroep niet zitten waarvoor ze werden opgeleid en de inhoud van de studie viel tegen. De inhoud van de studie kan worden verdeeld in de werkwijze (te weinig praktijk, te veel theorie) en de inhoud van de vakken (te veel in detail, vakken niet leuk). In deze paragraaf wordt gekeken naar hoe deze punten tot uiting komen in de voorlichtingsmaterialen.

5.2.1 | Overstap vwo naar het wo

De overstap van het vwo naar het wo werd door de studenten als moeilijk ervaren. Ze moesten ineens meer doen dat ze gewend waren. Liesbeth: “Ik moest echt heel veel doen en ik vond het moeilijk om alles bij te houden. Als ik met deze studie was verder gaan, dan zou ik er niets meer naast kunnen doen.” In zowel de brochure van American Studies als de brochure voor Biologie wordt niet op expliciete wijze aandacht besteed aan de overstap van het vwo naar het wo. Wel wordt de moeilijkheidsgraad van de studie aangehaald. Dit gebeurt in de lopende tekst en in een apart kader, zie tekstblokken 5.1 en 5.2. Deze teksten kennen vooral een waarschuwend karakter: let op! De studie vraagt discipline. Beide brochures geven echter ook aan dat wanneer je alles goed bijhoudt, de studie goed te doen is. ‘In contrast to high school, you will take fewer classes per week. At the same time you will be expected to do quite a bit of reading and independent work at home. Managing this combination of intensive classes and regular self-study is crucial for successfully completing your course work.’ (Rijksuniversiteit Groningen, 2012a:4) Er wordt hierbij dus gebruik gemaakt van een two-sided message: er wordt in de tekst een tegenargument opgenomen (de studie is moeilijk) en weerlegd (maar met hard werken is het wel te doen) (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2009:147). Hiermee wordt de boodschap verzwakt en kunnen de studenten mogelijk hebben gedacht dat de moeilijkheid van de opleiding wel mee zou vallen.

Tekstblok 5.1 Benoeming moeilijkheidsgraad in de brochure van de wo-opleiding Biologie (Rijksuniversiteit Groningen, 2009:8)

Tekstblok 5.2 Benoeming moeilijkheidsgraad in de brochure van de wo-opleiding American Studies (Rijksuniversiteit Groningen, 2012a:8)

In beide brochures wordt eveneens gesproken over de tijd die je ongeveer kwijt bent met studeren. In de brochure van de wo-opleiding Biologie wordt dit expliciet beschreven: ‘Een universitaire bacheloropleiding duurt drie jaar. Ieder jaar heeft zestig studiepunten en elk studiepunt staat voor circa 28 uur studeren. Als je de studie binnen drie jaar wilt halen, zul je (buiten de vakanties) fulltime aan de slag zijn om die 1680 uur op jaarbasis te halen.’ (Rijksuniversiteit Groningen, 2009:4) Ook in de brochure voor American Studies wordt over een tijdsindicatie gesproken. Hierbij wordt ingegaan op het aantal lessen dat een student in een jaar krijgt. ‘You will only have six classes a week as a First-year student, but that means that you will have to read a lot of material each week on your own.’ (Rijksuniversiteit Groningen, 2012a:3)

In de voorlichtingspresentaties is geen verwijzing naar de moeilijkheidsgraad te vinden. Het is mogelijk dat een voorlichter dit wel heeft benoemd, bijvoorbeeld bij de sheets over het Bindend Studieadvies. Studenten worden hierbij gewezen op het feit dat ze in hun eerste studiejaar minimaal 40 of 45 punten dienen te behalen. Hierbij is wel een verschil in toon te merken tussen de beide presentaties. Bij de presentatie van Biologie ligt de nadruk op het feit dat de student anders van de opleiding afmoet. In de presentatie van American Studies wordt eerder de indruk gewekt dat de universiteit de student zoveel mogelijk wil ondersteunen bij het behalen van de benodigde 45 ECTS, zie afbeelding 5.4 en 5.5. Tot slot wordt in beide presentaties nog aandacht besteed aan hoe een gemiddelde lesweek eruit ziet. Hierbij wordt tijdens de presentatie van Biologie aangegeven dat een week ongeveer 30 contacturen bevat. Bij de presentatie van American Studies wordt hier specifieker op ingegaan. Er wordt een lesrooster van semester 1 gepresenteerd. Ondanks het weergeven van deze informatie lijkt het er op dat de student deze informatie niet heeft meegenomen in zijn keuzeproces. Dit kan mogelijk zijn veroorzaakt doordat de informatie niet juist aansluit op de voorkennis van de student. Voorkennis vergemakkelijkt het tekstbegrip en zorgt ervoor dat de lezer minder moeite heeft om de argumenten te

Afbeelding 5.4 & 5.5 Sheets over het Bindend Studieadvies uit voorlichtingspresentaties van de wo-opleidingen American Studies en Biologie (Rijksuniversiteit Groningen, 2010:6; 2012b:17)

evalueren (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2009:78-79). Het gebrek aan voorkennis zorgt er dus voor dat een student niet voldoende bekwaam is om de tekst centraal te verwerken, waardoor de student de perifere route bewandelt (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2009:74). Doordat de student alleen bekend is met het voortgezet onderwijs is het wellicht lastig om zich een beeld te kunnen schetsen van de werkwijze in het hoger onderwijs. De informatie die hierover wordt gegeven kan hij niet koppelen aan zijn eigen ervaringen, waardoor de student zich geen volledig beeld kon vormen van de opleiding.

5.2.2 | Werkwijze

Hbo-student Jeroen had niet verwacht dat hij veel theorie zou moeten leren bij de hbo-opleiding Fysiotherapie. In de voorlichtingsbrochure van de hbo-opleiding Fysiotherapie wordt in de tekst wel gesproken over de werkwijze. Zo bevat het kopje ‘Hoe is deze opleiding opgebouwd?’ de volgende tekst: ‘De opleidingkent een goede mix van theorie en vaardigheden; beide zijn nauwkeurig afgestemd op de beroepspraktijk.’ (Hanzehogeschool Groningen, 2012a:4) De toelichting die hierbij wordt gegeven is dat in het eerste jaar de onderwerpen normale en abnormale anatomie, fysiologie, psychologische verwerking en psychosociale gevolgen worden bestudeerd. Vervolgens wordt aangegeven dat er in het tweede jaar dieper op de theorie en de verschillende behandelingsmethoden wordt ingegaan. In het enige tekstkader en bij de afbeeldingen ligt de nadruk echter op de praktijk. Zo staat in het tekstkader (zie afbeelding 5.6): ‘Bovendien zit je niet de hele dag in een collegebank, maar ben je veel bezig met praktijk.’ (Hanzehogeschool Groningen, 2012a:4) Hierbij wordt gebruik gemaakt van argumentatie op basis van een ervaringsdeskundige (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2009:161).

Afbeelding 5.6 Ervaringsverhaal over theorie/praktijk in de brochure van de hbo-opleiding Fysiotherapie (Hanzehogeschool Groningen, 2012a:4)

De afbeeldingen ondersteunen dit beeld: van de drie geplaatste afbeeldingen zijn twee afbeeldingen van studenten die bezig zijn in de praktijk. In de voorlichtingspresentatie is dit ook het geval. Van de vijfentwintig geplaatste afbeeldingen zijn maar liefst vijftien afbeeldingen van studenten in de praktijk. In de voorlichting zelf wordt verder niet gesproken over de verhouding theorie en de praktijk. Wel wordt er gesproken over de benodigde zelfstudie en er wordt aangegeven dat hard studeren noodzakelijk is, zie afbeelding 5.7. Beide keren gebeurt dit in een lijst aan opsommingen. In hoeverre dit tijdens de voorlichting is toegelicht, is niet duidelijk.

Afbeelding 5.7 Aandacht voor onderwijsvorm in de voorlichtingspresentatie van de hbo-opleiding Fysiotherapie (Hanzehogeschool Groningen, 2013a:14-15)

De informatie is dus niet consistent. Aan de ene kant wordt in de tekst aangegeven dat de opleiding uit theorie en praktijk bestaat. Aan de andere kant geven de afbeeldingen en het ervaringsverhaal juist weer meer de indruk dat de opleiding veelal uit praktijk bestaat. Juist deze elementen spreken de student aan. Ook hierbij lijkt de student gebruik te hebben gemaakt van de perifere route, waarbij hij zich heeft laten overtuigen door een perifere cue (de afbeeldingen) en de geloofwaardigheidsvuistregel (een vierdejaarsstudent zegt dat de opleiding uit veel praktijk bestaat, dus dan is dat zo). Bovendien is het ook mogelijk dat de student de informatie niet op een juiste wijze heeft geïnterpreteerd door het gebrek aan voorkennis. Wat is eigenlijk precies het verschil tussen theorie en de praktijk?

5.2.3 | Vakinhoud

Ook vakinhoud werd aangehaald als belangrijke reden om te stoppen met de opleiding. De vakken werden niet leuk bevonden of gingen te diep in op de details. Zo gaf de Commerciële Economie-student tijdens het interview aan dat ze verwachtte dat de inhoud van de studie meer wiskundiger zou zijn. Anouk: “Ik had inhoudelijk gedacht dat het meer wiskundiger was. De nadruk ligt echter veel meer op marketing en op talen. Juist over die punten twijfelde ik, wiskunde vind ik veel leuker.” Wanneer je kijkt naar de brochure van de opleiding Commerciële Economie valt gelijk op dat er veel wordt gesproken over marketing, zowel in de lopende tekst als in de tekstkaders. Zo staat in de lopende tekst gelijk in het begin: ‘Marketing, sales en onderzoek staan centraal bij de major Marketing & Sales Management.’ (Hanzehogeschool Groningen, 2012b:5) Daarnaast wordt de doorlopende tekst onderbroken door de groter weergegeven kreet: ‘Marketing is een denkwijze. Je leert uit te gaan van de wensen van de klant en de behoeften van de markt.’ (Hanzehogeschool Groningen, 2012b: 5) Ook in het tekstkader (zie afbeelding 5.8) wordt gesproken over de marketingaspecten van de opleiding. In de brochure wordt daarnaast kort aandacht besteed aan de vakken die in het eerste jaar worden gegeven. Hierbij wordt voor het eerst gesproken over economische vakken. Hierbij worden ook de vakken marketing, organisatie, bedrijfscommunicatie/Nederlands, Engels en een tweede vreemde taal genoemd. Er wordt verder geen toelichting gegeven op de inhoud van de vakken.

In de voorlichtingspresentatie van de hbo-opleiding Commerciële Economie wordt geen aandacht besteed aan de vakken die worden gegeven. Wel wordt de opbouw van de studie weergeven met behulp van de verschillende thema’s die aan bod komen tijdens de opleiding, zie afbeelding 5.1. In de presentatie ligt de focus met name op het vakgebied, wat je met de opleiding kunt worden, welke eigenschappen je dient te bezitten als je de opleiding wilt gaan volgen en er wordt een toelichting gegeven over hoe de onderwijsvormen eruit zien. Hierbij ligt de focus op de commerciële wereld: ‘Je leert hoe je de marketingkant van een bedrijf kunt managen. Focus op commerce: wat drijft de afnemers van jouw producten en hoe kun je daar een goed belegde boterham mee verdienen?’ (Hanzehogeschool Groningen, 2013b:3) De betreffende student heeft ook meegedaan aan een meeloopdag in april 2013. Opvallend hierbij is dat de meeloopdag bestond uit drie colleges op het gebied van marketingcommunicatie, sales en marketing. Ook hierin is dus geen economie of wiskunde behandeld. Tijdens de meeloopdag werd er wel aandacht besteed aan de vakken die bij de opleiding

worden gegeven, zie bijlage 8f. In de sheet is te zien dat hierbij gelijk de vakken van de gehele opleiding worden gepresenteerd. Van de in totaal eenendertig vakken die in het eerste jaar worden gegeven hebben slechts drie betrekking op economie en wiskunde, namelijk algemene economie, bedrijfseconomie en rekenvaardigheden.

Afbeelding 5.8 Ervaringsverhaal in de brochure van de hbo-opleiding Commerciële Economie (Hanzehogeschool Groningen, 2012b:7)

Gezien de uitgebreide verwijzingen naar het begrip marketing en de minieme aandacht voor de termen wiskunde en economie, lijkt het vreemd dat de student zich toch een ander beeld had gevormd bij de opleiding. Dit kan mogelijk worden verklaard door het beeld/idee dat de student heeft gehad bij de term marketing of de opleidingsnaam Commerciële Economie. Indien de student dit heeft gekoppeld aan zijn eigen voorkennis en begrip van het vak economie is het mogelijk dat hij een verkeerd verwachtingspatroon heeft ontwikkeld. Bovendien is het mogelijk dat zij het begrip marketing niet juist heeft weten te plaatsen. Deze term kan als vakterm worden beschouwd. Het in aanraking brengen van leken met vaktaal wordt popularisering genoemd (Sauer, 1990:154). Gepopulariseerde teksten moeten volgens Willems (1981, 1985) voldoen aan drie criteria: begrijpelijkheid, toegankelijkheid en toepasbaarheid. De voorlichtingsmaterialen lijken in dit geval eveneens niet juist aan te sluiten op de voorkennis van de student.

Hetzelfde geldt voor Biologie-student Kirsten. Ook zij had een andere verwachting bij de vakinhoud. Zij had juist niet verwacht dat er tijdens de colleges zo op de details zou worden ingegaan: “Het ging er voor mijn gevoel veel te diep op in. Je sprak dan zo gedetailleerd over een DNA-celletje, dat je niet meer het idee had dat het over een mens ging.” In de brochure worden de verschillende vakken wel aangehaald. Uit de begeleidende tekst blijkt dat de inhoud in detail wordt besproken: ‘De eerste tien weken concentreer je je op alles wat er te weten en te ontdekken valt rondom de levende cel.’ (Rijksuniversiteit Groningen, 2009:4) Naast deze verwijzing bij de beschrijving van de vakken wordt het detailniveau ook aangegeven in een tekstkader (zie tekstblok 5.3), in een groter weergeven inleiding en in een ervaringsverhaal van een huidige student, zie afbeelding 5.9.

Tekstblok 5.3 Benoeming detailniveau vakken in de brochure van de wo-opleiding Biologie (Rijksuniversiteit Groningen, 2009:2)

Afbeelding 5.9 Ervaringsverhaal in de brochure van de wo-opleiding Biologie (Rijksuniversiteit Groningen, 2009:3)

Ook in de voorlichtingspresentatie wordt kort aandacht besteed aan de inhoud van het eerste jaar. Zo wordt aangegeven dat er gewerkt wordt in thema’s. ‘In het eerste themablok leer je o.a. hoe de levende cel in elkaar zit en werkt, dat is celbiologie en biochemie.’ (Rijksuniversiteit Groningen, 2010:9-15) Ook hieruit blijkt dat er tijdens de studie op detailniveau gekeken wordt naar cellen. De student heeft op basis van deze gegevens dus geen juiste verwachting kunnen ontwikkelen. Wellicht heeft zij de opleiding Biologie gekoppeld aan haar eigen voorkennis en ervaringen met het vak biologie op de middelbare school. De informatie over de werkwijze lijkt dus niet voldoende bij te dragen aan het creëren van kennis over de opleiding: er ontbreekt concrete en relevante informatie (Hoeken, 2005:23).

5.2.4 | Beroepsperspectief

Tot slot werd een tegenvallend beroepsperspectief genoemd als reden waarom studenten stopten met de opleiding. De studenten zagen het beroep waarvoor ze met de studie werden opgeleid niet zitten of ze dachten het beroep niet te kunnen behalen met de opleiding. Zo zei Kirsten: “Eigenlijk had ik tijdens de opleiding al snel door dat ik werd opgeleid tot iets dat ik niet wilde worden. Ik wil graag met mensen werken en bij een gezondheidsorganisatie aan de slag. Ze zeiden tijdens de open dag dat dit ook kon, maar tijdens de opleiding had ik al snel in de gaten dat je wordt opgeleid voor labwerk.” Het beroepsperspectief komt inderdaad ter sprake tijdens de open dag. Hierbij worden beroepen genoemd die vallen in de categorieën: onderzoek (ziekenhuis, universiteiten, instituut), bedrijf, overheid, milieu-organisatie en onderwijs, voorlichting, wetenschapsjournalistiek, zie afbeelding 5.10. Welke toelichting hierbij is gegeven is onduidelijk. Toch kan worden opgemerkt dat er wel aandacht wordt besteed aan waar de meeste afgestudeerden terecht komen. 46% gaat namelijk een beroep uitoefenen op het gebied van onderzoek.

Afbeelding 5.10 Sheets over beroepsperspectief in de voorlichtingspresentatie van de wo-opleiding Biologie (Rijksuniversiteit Groningen, 2010:31-32)

In de brochure worden twee pagina’s volledig geweid aan het onderwerp ‘na je afstuderen’. Hierbij wordt in de groter weergegeven kop aangegeven dat je bij Biologie een wetenschappelijke manier van denken ontwikkelt en dat je met dit analytische vermogen veel verschillende kanten op kunt. In de tekst die hierop volgt wordt eerst aandacht besteed aan het onderwerp ‘onderzoeker worden?’. Hierbij staat geschreven dat veel biologen onderzoeker worden. Vervolgens worden verschillende soorten onderzoekers uitgelegd. Hierna komt er nog een kopje aan bod, namelijk ‘andere mogelijkheden’. Dit stukje is korter en gaat in op de andere mogelijke richtingen die je op kunt met Biologie. Hierbij wordt aangegeven dat, ondanks het feit dat de meesten in de onderzoekswereld terechtkomen, er ook uitstekende andere mogelijkheden zijn. ‘Hoewel bijna de helft van de biologen in onderzoeksbanen terecht komt, zijn er ook uitstekende andere mogelijkheden.‘ (Rijksuniversiteit Groningen, 2009:12) Hierbij wordt er dus gebruik gemaakt van een adjectief: uitstekende. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van argumentatie op basis van ervaringsdeskundigen. Er worden twee ervaringsverhalen van afgestudeerden weergeven. Hierbij ligt de nadruk op de banen waarin je terecht kunt komen als je niet de onderzoekskant op gaat. Zo is de één aan de slag gegaan als beleidsmedewerker bij de universiteit en de ander heeft na zijn studie eerst nog een onderwaterhockey vereniging opgericht en in de politiek gezeten, alvorens hij is gaan werken bij het innovation centre van DSM. Op de tweede pagina in de brochure wordt eveneens aandacht besteed aan de banen waar afgestudeerde Biowetenschappers terecht komen. Hierin valt af te lezen dat 46% een baan vindt op het gebied van onderzoek, zie afbeelding 5.11. De student lijkt zich echter te baseren op de geloofwaardigheidsvuistregel (Zij hebben ook een andere baan weten te vinden, dan kan ik dat ook) en een perifere cue in de vorm van een adjectief: er zijn uitstekende andere mogelijkheden (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2009:161-162). Er lijkt dan ook geen goede samenhang te zijn tussen de informatie. Aan de ene kant wordt aangegeven dat de meeste studenten in een onderzoeksbaan terecht komen, terwijl aan de andere kant deze informatie wordt tegengesproken door het geven van voorbeelden waar studenten terecht zijn gekomen na de studie Biologie en het benadrukken van het feit dat er uitstekende andere mogelijkheden zijn. Er is sprake van een two-sided-message (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2009:147).

Afbeelding 5.11 Diagram met daarin de verdeling van banen die afgestudeerden van de wo-opleiding Biologie zijn gaan uitoefenen (Rijksuniversiteit Groningen, 2009:18)

5.3 | Conclusie

Daar waar je gezien het belang van het maken van een juiste studiekeuze zou verwachten dat studenten een centrale verwerkingsroute bewandelen, lijken de studenten uit dit onderzoek juist de perifere route te hebben gevolgd. Zij maakten hierbij gebruik van eenvoudige vuistregels en niet-argumentatieve kenmerken van de boodschap zoals afbeeldingen en adjectieven (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2009:67&157). Zo liet een American Studies-student zich beïnvloeden door de vele Amerika-gerelateerde afbeeldingen in zowel de brochure als de voorlichtingspresentatie en liet een Biologie-student zich beïnvloeden door aansprekende voorbeelden over de wijze waarop tijdens de studie aandacht zou worden besteed aan verschillende ziektes. De manier waarop de informatie is gepresenteerd lijkt hierbij een rol te hebben gespeeld. Er wordt sterk ingespeeld op het gevoel van de lezer en de voorlichtingsmaterialen vertonen overeenkomsten met reclame-uitingen. Zo wordt bij de wo-opleiding Biologie aangegeven dat je met deze opleiding van belang kunt zijn bij het voorkomen en genezen van ernstige ziektes en bij American Studies wordt een klein onderdeel van de opleiding, een stage in

buitenland, groot uitgemeten. Er lijkt dan ook sprake van het inzetten van onderdelen van de opleiding als Unique Selling Propositions (Verhage, 2004:520).

Gezien de relevantietheorie van Sperber & Wilson (1995) zou je kunnen stellen dat de informatie-elementen niet optimaal relevant zijn. De voorlichtingsmaterialen bevatten te veel niet-relevante informatie, zoals afbeeldingen en Unique Selling Propositions. Daarnaast is de relevante informatie op enkele plaatsen inconsistent en lijkt het niet volledig aan te sluiten bij de voorkennis van de studenten. Zo wordt aan de ene kant aangegeven dat de hbo-opleiding Fysiotherapie veelal uit praktijk bestaat, maar andere kant speelt ook theorie een rol. Daarnaast worden de redenen waarom de studenten uiteindelijk stopten met de opleiding wel benoemd in de voorlichtingsmaterialen. Er wordt aandacht besteed aan de vakken, de werkwijze en de moeilijkheidsgraad van de opleiding. Het lijkt er echter op dat de studenten zich deze informatie niet eigen hebben kunnen maken en dat ze op basis van deze informatie niet een juist verwachtingspatroon hebben

In document De juiste student op de juiste plek! (pagina 51-59)