• No results found

4.5 | Eigen inzicht

In document De juiste student op de juiste plek! (pagina 42-46)

Tijdens de interviews is er volop aandacht besteed aan de verkeerde studiekeuze van de geïnterviewde, het studiekeuzeproces dat hij heeft doorlopen en de mogelijke beïnvloedende factoren op dit proces. Naast deze persoonlijke verhalen is de student ook gevraagd naar zijn eigen ideeën en inzichten over het tot stand komen van een onjuiste studiekeuze en hoe je dit zou kunnen voorkomen.

4.5.1 | Inzicht redenen onjuiste studiekiezers

De studenten geven verschillende redenen waarom eerstejaarsstudenten een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt. Punten die worden benoemd zijn bijvoorbeeld opvoeding, een te grote stap van het vwo naar het wo, geen goed beeld van de opleiding en slechte voorbereiding. Elke student benoemt meerdere redenen. Maaike: “Ik denk dat een slechte voorbereiding van invloed is. Daarnaast speelt opvoeding ook een rol. School moet je ook goed voorbereiden. Je eigen laksheid heeft er echter ook mee te maken. Het is gewoon een combinatie van dingen.” en Rick: “Ik denk dat de voornaamste reden is dat ze zich er niet toe kunnen zetten. Daarnaast zijn sommigen er nog niet klaar voor. Ook de binding met de omgeving, je klasgenoten, het gebouw, de stad, het thuis voelen, dat speelt allemaal mee.” Geen goede voorbereiding op de te maken keuze en het te jong zijn voor het maken van een keuze zijn de twee redenen die door meerdere studenten worden benoemd. Liesbeth: “Mijn vriend is ook gestopt. Bij hem heb ik zoiets van: hij is te laat begonnen met zich te oriënteren. Hij heeft er niet goed genoeg over nagedacht. Ook al zijn vrienden zijn gestopt. Één jongen is bijvoorbeeld naar Antwerpen gegaan. Hij vond dat namelijk wel een leuke stad. Zij hebben er niet serieus genoeg over nagedacht. Zij hebben niet nagedacht over wat er allemaal bij komt kijken.” Mieke: “Ik denk dat als je van het havo afkomt dat je nog

“Volgens mij kun je de matchingprocedure ook vrij gemakkelijk

omzeilen. Je schrijft gewoon op wat ze willen horen.”

zo jong bent, dat je nog totaal niet weet wat je wilt, wie je bent enzovoort. Je weet nog niet zoveel van jezelf.” Mark: “Als je 15/16 bent heb je nog heel weinig besef wat een studiekeuze inhoud en hoe belangrijk die is. Dat weet je gewoon niet. Je bent nog zo jong, dat kiezen moeilijk is.” en Jeroen: “Je hebt heel veel keuze en ik denk dat het op jonge leeftijd lastig is om een gerichte keuze te maken.”

4.5.2 | Mogelijke ideeën ter voorkoming

De ideeën over hoe een verkeerde studiekeuze voorkomen kan worden zijn divers. Zo pleit één student ervoor dat er beter wordt gekeken naar je achtergrond. Maaike: “Er wordt nooit gekeken naar de achtergrond van je ouders, daar mag wel beter naar gekeken worden. Als je de eerste bent in de familie die zoiets gaat doen, dan zou je eigenlijk meer begeleid moeten worden.” Een andere student pleit voor het breder laten kiezen. Mark: “Eigenlijk ben ik wel voor een Amerikaans systeem. Daar kies je voor een universiteit in plaats van voor een opleiding. Vervolgens kies je na twee/drie jaar een master. Je bent breed opgeleid en je kunt je specialiseren. Dat vind ik leuk en interessant. Je kunt ook gewoon nog switchen daar binnen.” Weer een ander vindt dat de student bewuster moet worden van het belang van een goede keuze. Jeroen: “Op de middelbare school zeiden ze dat je voor de bovenbouw al bezig moet zijn met je keuze en dat moet ook echt. Bij 4 havo denk je nog: ach ik kijk volgend jaar wel. Op een gegeven moment moet je je er wel echt bewust van maken, maar dat is lastig. Kinderen denken zelf ook: daar ga ik nog niet over nadenken. Docenten zouden hier misschien wel iets in kunnen betekenen, maar het is dan wel weer net wie je voor de klas neerzet. Ook mensen die al eens eerder een verkeerde keuze hebben gemaakt zouden hier misschien een rol in kunnen spelen. Hoe en wat dat weet ik niet.” Mark vindt juist dat de student niet te veel gepusht moet worden: “Je moet niet te veel gaan pushen, van je moet gaan kiezen, je moet naar open dagen, je moet je oriënteren. Het is voor veel mensen al lastig om die keuze te maken, het opvoeren van de druk werkt niet.”

Ondanks de verschillende ideeën is er wel één achterliggende gedachte te ontdekken. De meeste ideeën die de studenten aandragen hebben tot doel om de student eerder te laten ervaren hoe het is om te studeren en om een duidelijker beeld te schetsen van hoe dit in zijn werk gaat. Zo pleit één student voor een tussenjaar of een herinrichting van het middelbaar onderwijs. Merel: “Ik denk dat je een soort van tussenjaar moet ontwikkelen, waarbij studenten worden voorbereid op de vervolgopleiding. Hierdoor krijgen studenten een gevoel van hoe het werkt op het hbo/de universiteit. Een algemeen tussenjaar, waarna je vervolgens nog een keuze kan maken. In dit algemene jaar kun je dan wiskunde en statistiek krijgen. Zo kun je kijken of deze lesmethodes bij je passen. Je krijgt dan een idee hoe je te werk moet gaan: hoe ga je met de boeken om, hoe neem je de lesstof tot je? Een algemeen jaar, waarin je wordt klaargestoomd. Je zou ook het middelbaar onderwijs anders kunnen inrichten. Dat je bijvoorbeeld in het laatste jaar al meer bezig bent met projecten en scripties schrijven. Dat je leert hoe je onderzoek moet doen. Ook het aanbieden van Engelse boeken lijkt mij goed.” Dezelfde student geeft ook als tip om meer inzicht te geven in de digitale informatie die beschikbaar is. “Verder zou je als hbo/universiteit inzicht moeten proberen te geven in de inhoud van je opleidingen. Tegenwoordig is heel veel digitaal. Laat scholieren opgenomen hoorcolleges bekijken, geef ze toegang tot Progress, zodat ze kunnen kijken naar de vakinhoud. Geef de studenten inzicht in de opbouw van de opleiding: je hebt 8 weken colleges en dan tentamens. Laat ze zien wat ze kunnen verwachten.” Een andere student benoemt dit ook en geeft aan dat er meer inzicht moet worden gegeven in de boeken die gebruikt worden. Rick: “Misschien kan er ook iets meer met boeken worden gedaan. Dat scholieren kunnen zien wat voor boeken er gebruikt worden.”

Anouk vindt dat studenten ook meer in gesprek moeten gaan met huidige studenten. “Het is natuurlijk ook wel aan de student zelf om verder te kijken en eens met iemand af te spreken die ervaring heeft. Vraag hoe het nou echt zit met de studie. Dat is denk ik het beste om te doen.” Twee studenten benoemen het nut van de meeloopdagen, mits je hierbij ook meeloopt met echte colleges en geen vooropgezet programma volgt. Anouk: “Daarnaast is een meeloopdag ook een goede. Niet een georganiseerde meeloopdag, maar echt een dagje meelopen met een student.” Liesbeth voegt hieraan toe dat de meeloopdagen ook beter gepromoot moeten worden. “Wel vind ik dat proefstuderen en meeloopdagen meer gepromoot moeten worden. Dan heb je namelijk wel een beter beeld van een opleiding.”

Tot slot geven vier studenten aan dat ze denken dat het lastig is om een verkeerde studiekeuze te voorkomen. Één zegt dat je een verkeerde studiekeuze niet kan voorkomen. Fleur: ”Nee. Je kan als school wel heel veel doen, maar ik weet niet of het effect heeft.”

4.6 | Conclusie

Uit de interviews blijkt dat met name de oudere kandidaten hun verkeerde studiekeuze niet als vervelend hebben ervaren. Zij zien de foute keuze als een leermoment. De studenten die het afgelopen jaar of kort daarvoor zijn gestopt met hun studie geven aan dat ze het wel als erg vervelend hebben ervaren. Met name de studenten die het komend jaar opnieuw gaan starten zijn nog onzeker. Daarnaast geven enkelen aan dat ze zich nog erg jong voelden in hun eerste studiejaar. De jonge leeftijd en onzekerheid uiten zich ook in de mate waarin de studenten op kamers gingen. Maar liefst zeven studenten woonden in hun eerste jaar nog thuis. Na een jaar studeren, een jaar dat alle studenten als prettig hebben ervaren, en het opdoen van ervaring durfden ze deze stap wel aan en gingen ze allemaal op kamers.

De studenten waren zich vrij vroeg bewust van het feit dat ze een vervolgopleiding moesten gaan kiezen. Het moment waarop ze hier echter serieus mee bezig gingen was veel later. Zo werd de profielkeuze voornamelijk gebaseerd op basis van welke vakken de studenten lagen. Door enkele studenten werd ook stilgestaan bij de mogelijke vervolgopleidingen die ze met het profiel nog konden volgen. Hierbij kozen ze juist zo breed mogelijk, zodat ze alle opties nog openhielden. Tijdens de oriëntatiefase is deze brede blik ook zichtbaar. Studenten overwogen tegelijkertijd economische, technische en gezondheidsstudies. Deze brede blik kan mede worden verklaard door het beeld dat de studenten over zichzelf hadden. Ze waren onzeker over hun eigen kunnen en hadden geen duidelijk toekomstbeeld. Daarnaast was er een groep die wel goed kon leren, maar nergens echt in uitblonk.

Tijdens het studiekeuzeproces wonnen de studenten informatie in door middel van het bezoeken van open dagen en/of meeloopdagen en het lezen van brochures en/of websites. De studenten richtten zich hierbij al gauw op twee à drie opleidingen waaruit ze gingen kiezen. Enkelen focusten zich al snel op één of twee opleidingen. De informatie-elementen die de studenten in de voorlichtingsmaterialen aanspraken waren specifieke onderdelen van de studie en opleidingsgerelateerde verhalen/afbeeldingen. De definitieve studiekeuze maakten de studenten uiteindelijk op basis van hun interesse, wat ze wilden worden en op specifieke onderdelen van de opleiding. De meerderheid keek vervolgens uit naar het starten met de studie. Hiervan keek een deel wel uit naar het starten met de studie, maar zij waren onzeker over wat hen te wachten stond.

De redenen waarom studenten uiteindelijk stopten in het eerste jaar waren met name de moeilijke overgang van het vwo naar het wo, het beroepsperspectief en een tegenvallende inhoud van de opleiding. De inhoud van de opleiding kan worden opgedeeld in werkwijze (te veel theorie, te weinig praktijk of juist andersom) en de inhoud van de vakken (te specialistisch, niet leuk). In bijna alle gevallen voldeed de opleiding niet aan de verwachtingen.

Als beïnvloedende factoren worden door de mannelijke interviewkandidaten met name de ouders benoemd. Zij zagen hen tijdens het proces als echte bemoeials. De vrouwelijke interviewkandidaten zijn daarentegen zelf weer enorme twijfelkonten en hebben ook in het dagelijkse leven moeite met het nemen van beslissingen. Bij de studenten die niet wisten wat ze precies wilden en daardoor meerdere vakgebieden bekeken, speelde ook het opleidingenaanbod een rol. Zij zagen het opleidingenaanbod als overweldigend en het bemoeilijkte de keuze. Tot slot speelde ook de keuze tussen hbo en universiteit een rol. Van de acht studenten met een vwo-achtergrond geven zes studenten aan dat ze het gevoel hadden dat ze voor de universiteit moesten kiezen. De studenten hebben tijdens de interviews hun mening gegeven over de huidige maatregelen die zijn ingevoerd ter bevordering van het maken van een juiste studiekeuze. Hieruit blijkt dan geen één student loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) als nuttig heeft ervaren. De studenten zagen LOB als een verplicht onderdeel, waarbij ze bepaalde activiteiten moesten doen. Over de informatie Studie in Cijfers zijn de meningen verdeeld. Ongeveer de helft van de studenten zou de cijfers gebruiken ter indicatie van hun eigen kansen tijdens en na de studie. De andere helft geeft aan de cijfers juist niet belangrijk te vinden. Zij vormen zelf wel een mening over de opleiding. Over de 1-mei regeling zijn slechts drie studenten positief. De studenten die dit jaar ervaring hebben opgedaan met deze regel geven aan dat de regeling gemakkelijk te omzeilen is. Daarnaast hebben ze de vervroegde datum als beknellend ervaren. Over een brede bachelor is iedereen erg positief.

Tot slot hebben de studenten tijdens de interviews aangegeven waarom zij denken dat studenten een verkeerde studiekeuze maken en hoe dit probleem voorkomen zou kunnen worden. De studenten geven allemaal verschillende en meerdere redenen waarom eerstejaarsstudenten een verkeerde studiekeuze hebben gemaakt. Punten die worden benoemd zijn bijvoorbeeld opvoeding, een te grote stap van het vwo naar het wo, geen goed beeld van de opleiding en slechte voorbereiding. Ook voor het voorkomen dragen de studenten allerlei verschillende ideeën aan. Achter deze ideeën zit echter wel één gezamenlijk doel: de student dient eerder te ervaren hoe het is om te studeren.

Uit dit hoofdstuk blijkt dat studenten zich op diverse manieren hebben geïnformeerd over een vervolgopleiding. De punten die de studenten aanspraken in de voorlichtingsmaterialen waren specifieke onderdelen van de studie en opleidingsgerelateerde verhalen/afbeeldingen. De definitieve studiekeuze gebeurde uiteindelijk op basis van interesse, wat men wilde worden en specifieke kenmerken van de opleiding. Tijdens het eerste studiejaar blijkt de gekozen studie vervolgens toch tegen te vallen. De overgang van het vwo naar het wo wordt als belangrijke oorzaak benoemd en ook de inhoud van de opleiding en het beroepsperspectief speelden een rol. Zo waren de vakken niet leuk, konden ze zich niet vinden in de werkwijze en zagen ze het beroep waarvoor ze werden opgeleid niet zitten. Het lijkt dan ook alsof de verwachting van de studenten niet overeenkwam met de werkelijkheid. In het volgende hoofdstuk wordt hier verder op ingegaan. Hoe komen de genoemde kenmerken naar voren in de voorlichtingsmaterialen? Zijn de studenten niet juist ingelicht over de werkwijze, de vakinhoud, het beroepsperspectief en de moeilijkheidsgraad? Kortom: in hoeverre heeft het materiaal bijgedragen aan het vergaren van kennis om een juiste studiekeuze te kunnen maken?

In document De juiste student op de juiste plek! (pagina 42-46)