• No results found

Hoofdstuk 3: Resultaten

2. Vormgeving van nazorg

2.3. Reden van contact

Zorgverlaters en professionals gaven een heleboel redenen aan om nog contact te hebben met elkaar. De zorgverlaters hebben of wensen in de eerste plaats contact om de de relatie in meer of mindere mate in stand te houden. Zij hadden een goede band met de professional en willen dit niet verloren laten gaan. Het gaat hier simpelweg over elkaar nog eens zien en een babbeltje doen. Gemis kan hierin meespelen, maar ook dankbaarheid. Zo vertelt een zorgverlater:

“Omdat die heel veel voor mij gedaan hebben en mij heel veel geleerd hebben in de tijd dat ik er was. Ik vind niet dat ik dat zomaar kan laten gaan.” (Zorgverlater 2)

Een tweede reden voor zorgverlaters om contact te nemen was de nood aan sociale steun. Zoals reeds besproken, kan dit gaan over zowel emotionele ondersteuning, praktische ondersteuning,

26 informationele ondersteuning enz. Bovenal de nood aan emotionele steun is een belangrijke drijfveer voor contact. Zorgverlaters willen eens hun hart kunnen luchten en verwachten een luisterend oor. Maar ook de nood aan erkenning was een veelgenoemde drijfveer. Zo vertelt een zorgverlater:

“Omdat ik vooral ook wil laten zien waar ik momenteel sta, hoeveel ik wel gegroeid ben sinds ik weg ben.” (Zorgverlater 2)

De nood aan informationele steun werd eveneens vaak benoemd. Zorgverlaters bellen soms louter om informatie of advies te winnen. Dit betrof bijvoorbeeld vragen naar doorverwijzing of naar gegevens uit hun dossier. Zorgverlaters hechten daarnaast doorgaans veel waarde aan de mening van professionals en willen zodoende aftoetsen wat professionals vinden van een bepaalde keuze. Een derde reden waarom zorgverlaters contact namen, was om de professional simpelweg te bedanken voor wat ze voor hen hadden gedaan en betekend. Bij deze motiveringen viel het op dat zorgverlaters niet zozeer contact wensen met de dienst maar met individuele professionals. Ook professionals namen soms zelf contact vanuit het verlangen de relatie te onderhouden. Zo vertelt een professional:

“Want de relatie is niet vriendschappelijk maar je bent vaak wel een voorbeeldfiguur geweest voor iemand voor een lange tijd. En ik vind het belangrijk om dat ook wel te behouden op één of andere manier.” (Professional 6)

Bij professionals kan gemis eveneens een rol spelen, maar ook nieuwsgierigheid en bezorgdheid. Dit zorgde volgens één professional evenwel voor spanning. Zij worstelde met het feit dat de motivatie om contact op te nemen ook werd aangestuurd vanuit haar eigen nood om de jongere te horen of te zien, zoals geïllustreerd wordt in volgend citaat.

“Ik denk dat dat zo een dunne lijn is van: ‘Wil de jongere dat wel of is het iets dat ik wil?’ Dat vind ik niet altijd gemakkelijk.” (Professional 3)

Een laatste reden om contact te nemen was het bieden van sociale steun. Vaak gebeurde dit naar aanleiding van vernomen info over de zorgverlater. Zo wilden professionals een jongere feliciteren of net een hart onder de riem steken.

27 Opvallend was dat zowel professionals als zorgverlaters meenden dat er een belangrijk verschil is tussen simpelweg een ‘babbeltje’ willen doen en contact zoeken met een concrete ondersteuningsvraag. Enkele respondenten stelden immers dat de contacten met het expliciete doel steun of hulp te ontvangen in de minderheid blijven. Bovendien zijn zware ondersteuningsvragen (zoals materieel of instrumenteel) schaars. Eén professional stelde overigens dat wanneer zorgverlaters na uitstroom nog veel hulpvragen hebben, dit bovenal indiceert dat de begeleiding te vroeg ten einde is gekomen. Toch bleken enkele professionals te menen dat jongeren vooral contact nemen vanwege de nood aan sociale steun. Zij veronderstelden dat wanneer het goed gaat met jongeren hun behoefte aan contact automatisch vermindert gezien ze dan minder noden hebben. Men kan er hoe dan ook niet omheen dat ook de gewone gesprekken een bron van sociale steun kunnen zijn. De motivering om contact te nemen was bijgevolg niet altijd mooi afgebakend en het was mogelijk dat verschillende redenen een respondent gelijktijdig aanzetten tot het nemen van contact.

Desondanks blijken niet alle respondenten het even gemakkelijk te vinden zelf initiatief te nemen, zelfs wanneer ze weten dat dit mag. Zowel professionals als zorgverlaters kunnen drempels ondervinden om zelf contact op te nemen. Veruit de meest genoemde drempel is de onzekerheid over de gepastheid van verder contact. Zowel professionals als zorgverlaters twijfelen over de mate waarin de andere persoon contact nog wenselijk vindt. Zo was het voor enkele zorgverlaters moeilijk om opnieuw contact op te nemen wanneer er lange tijd geen contact geweest was. Daarnaast hadden enkele zorgverlaters het idee dat verder contact niet strookt met de beoogde onafhankelijkheid. Ook wanneer professionals veranderden van job, werden vragen gesteld bij de gepastheid van verder contact gezien de gemeenschappelijke link -de dienst- niet langer van toepassing was. Verder was het ontbreken van een mandaat voor contact na uitstroom volgens enkele professionals evengoed een drempel. Naast de onzekerheid over de gepastheid, werden ook andere drempels genoemd. Zo wilden zorgverlaters de professionals niet bijkomend belasten nevens hun lopende begeleidingen. Ook een grote fysieke afstand (wanneer professionals of zorgverlaters verhuisd waren) kon een drempel zijn om nog contact te nemen. Verder bleek tijdsgebrek voor professionals eveneens een drempel om contact te nemen, hoewel ze dit wel zouden willen. Een laatst genoemde drempel was simpelweg de verlegenheid om een telefoongesprek te voeren voor zorgverlaters. Het blijkt voor respondenten niet altijd duidelijk waarom ze het zelf zo moeilijk vinden om contact te nemen, zoals duidelijk wordt in volgend citaat:

28

“Tja… dat weet ik eigenlijk niet, dat… (denkt na)… ik weet dat eigenlijk niet… Nee… ik kan dat wel doen en ik wil dat ook wel doen, maar ik weet zelf niet waarom ik het niet doe.”

(Zorgverlater 3)