• No results found

Hoofdstuk 3: Resultaten

4. Beleid rond nazorg

4.1. Gebrek aan beleidsmatige ondersteuning

Omdat dit onderzoek vertrekt vanuit het uitgangspunt dat nazorg weinig erkend en ondersteund wordt, werd dit vanzelfsprekend bevraagd bij de respondenten. Over het algemeen wordt beaamd dat er een gebrek is aan ondersteuning van nazorg, al dan niet gepland of ongepland. De meeste professionals vonden het jammer hier geen officiële tijd voor vrij te krijgen. Dit heeft tot gevolg dat de nazorg soms moeilijk te combineren is met lopende begeleidingen. Daarom is de stimulans om

40 nazorg te bieden kleiner en ligt het initiatief vaak bij de zorgverlater zelf. Bovendien nemen professionals deze nazorg vaak buiten hun werkuren op. Zo vertelt een professional:

“Er worden daar nu ook totaal geen uren voor voorzien. Nu, dat houdt ons niet tegen om dat te doen, he. Maar dat alleen zegt al zoveel. Dat daar niets van financiële erkenning aan wordt gegeven waardoor dat de meerwaarde soms verloren gaat.” (Professional 3)

Zoals in het citaat geïllustreerd wordt, heeft het gebrek aan tijd om nazorg te bieden uiteraard te maken met het gebrek aan middelen voor nazorg. Diensten ondervinden een gebrek aan middelen om de nazorg ook effectief te bieden. Zij missen het budget om bijvoorbeeld nog activiteiten te doen met oud-jongeren of om hun jaarlijkse reünie te financieren. Eén professional hekelt hoe de overheid recent richtsnoeren rond nazorg rondstuurde maar dit gepaard liet gaan met meer besparingen in plaats van bijkomende middelen:

“Nu is dat extra: er wordt nergens, noch in caseload, noch in uren, noch in middelen nazorg ingecalculeerd.” (Professional 4)

Dit gebrek aan ondersteuning is afkomstig van of gaat gepaard met een gebrek aan erkenning van nazorg. Volgens sommige professionals wordt het belang van nazorg nog te weinig erkend. Zo stelt een professional:

“Wat Jordy overkomen is, allee, moest dat in een beleid zitten vanuit de overheid, dan was dat misschien nooit gebeurd.” (Professional 2)

Dit gaat eveneens gepaard met een gebrek aan een kader of beleid om nazorg te bieden. Enkele professionals gaven immers aan te verlangen naar duidelijkere richtlijnen omtrent nazorg. Dit zou hen houvast bieden en duidelijkheid over hoe ver ze daar in mogen gaan.

4.2. Nazorgbeleid in bevraagde diensten

Het beleid rond nazorg varieerde sterk tussen de gecontacteerde organisaties. Sommige organisaties hadden een uitgebreide nazorgvisie in tegenstelling tot andere organisaties waar beleid omtrent nazorg beperkt was. Desondanks werd in alle organisaties de mogelijkheid tot geplande nazorg geboden, hoewel ook de invulling van de geplande nazorg erg divers was, afwisselend van 1 gepland terugkommoment tot 3 maanden geplande nazorg met een mogelijke verlenging van 3 maanden. Enkele professionals gaven aan dat nazorg actief gedragen en gestimuleerd werd. Zo stelden twee professionals (van dezelfde organisatie) dat het binnen de

41 dienst niet aanvaard zou worden om niet in nazorg te investeren. Daartegenover stelde een professional geen nazorg te bieden gezien dit niet van hem als opvoeder verwacht werd. Enkel richtlijnen vanuit de dienst zouden hem ertoe aanzetten nazorg te bieden. Sommige diensten lieten hun professionals erg vrij in het bieden van nazorg, anderen hielden dit meer gereglementeerd. Zo was contact buiten de dienst in één organisatie verboden. Alle organisaties boden de mogelijkheid om nazorg te weigeren en in alle gevallen was het verplicht om de invulling van de nazorg (initiatief, duur, frequentie…) te overleggen met de zorgverlater. Verder verwachten enkele organisaties -of wordt de mogelijkheid geboden- dat professionals deze nazorgcontacten registreren. Op die manier kan evolutie beter opgevolgd worden maar het is ook een manier om bijvoorbeeld een kilometervergoeding te bekomen. Daarnaast kan dit van betekenis zijn voor de statistieken van de organisatie. Sommige organisaties stimuleren zowel actieve als passieve nazorg, andere verkiezen passieve nazorg (nog bereikbaar zijn en welkom heten). Alle diensten wezen op het onderscheid met voortgezette hulpverlening. Verder houden sommige diensten bij het toebedelen van nieuwe cases rekening met de zwaarte van de nazorg die professionals nog bieden. Tot slot bieden enkele diensten ook collectieve nazorg zoals een jaarlijks feest of het sturen van kerstkaartjes tegenover andere diensten waar nazorg enkel individueel wordt ingevuld.

Dat nazorg een erg ruim begrip is, wordt duidelijk wanneer de beleidsvisies vergeleken worden met elkaar. In de ene visietekst werd bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt tussen individueel geplande nazorg, contact ondersteunende nazorg en langdurige nazorg. Een andere organisatie maakte dan weer een onderscheid tussen georganiseerde nazorg, nazorg op vraag van de jongere en nazorg ter afhandeling van bepaalde dossiers. Ook de omschrijvingen van nazorg zelf verschillen.

Opvallend was dat enkele professionals zelf niet goed op de hoogte waren van het beleid rond nazorg. Daarenboven leek één professional moeilijk het onderscheid te kunnen maken tussen nazorg en voortgezette hulpverlening.

De visie op nazorg van professionals wordt voor een deel beïnvloed door het beleid van de organisatie waar professionals werken. Zo stelde een professional met zowel ervaring als opvoeder als ervaring als contextbegeleider dat nazorg in leefgroepen vaak minder bewust wordt gehanteerd dan bij contextbegeleidingen. Drie professionals gaven overigens aan dat een breed gedragen visie een voorwaarde is om aan goede nazorg te kunnen doen. Daarnaast stelden twee professionals dat het overlijden van Jordy Brouillard het belang van nazorg meer in de verf heeft gezet en de aanzet was om hier meer werk van te maken. Zij vermoedden dan ook dat er in de

42 toekomst meer nazorg zal geboden worden. Toch hekelden zij dat sommige organisaties nazorgvisies ontwikkelen om zichzelf in te dekken eerder dan er echt in te geloven.

5. Besluit

Uit deze resultaten blijkt dat zowel de vormgeving van, de visie op als het beleid omtrent nazorg erg uiteenlopend zijn. Op één na alle respondenten hadden nog contact na uitstroom. Dit bleek een bron van sociale steun te zijn, maar eveneens van relationele continuïteit. Daarnaast werd nazorg door alle respondenten positief en betekenisvol bevonden. Desondanks waren er uiteenlopende meningen over de professionaliteit, verantwoordelijkheid en formalisering van nazorg. Tot slot bleek er een gebrek aan beleidsmatige ondersteuning en bleek het nazorgbeleid van diensten erg verschillend. In het volgende hoofdstuk worden deze resultaten besproken en in relatie gebracht met de bestaande literatuur inzake nazorg.

43