• No results found

Hoofdstuk 4 De wetswijzigingen De veranderingen voor de verdachte

4.3 Het implementatiewetsvoorstel vs De Richtlijn 2013/48/EU

4.3.3 Recht op rechtsbijstand

Aan het recht op rechtsbijstand welk in artikel 28 Sv vervat is, zijn vijf nieuwe wetsartikelen verbonden. Hiermee wordt uitwerking gegeven aan artikel 3 van de Richtlijn. Artikel 28 Sv geeft de verdachte nu het recht om zich door een raadsman te laten bijstaan, waardoor overeenstemming met de Richtlijn wordt bereikt. Wat de financiering van het recht op rechtsbijstand betreft, laat de Richtlijn “het nationale recht inzake rechtsbijstand, dat van toepassing is overeenkomstig het Handvest en het EVRM, onverlet”269 Aspecten betreffende de gefinancierde rechtsbijstand behoeven geen implementatie en vallen buiten de werking van de Richtlijn.270

Artikel 28b Sv regelt de aanwijzing van de raadsman. Deze bepaling is onderdeel van de implementatie van artikel 3271 van de Richtlijn over het recht op toegang tot een advocaat in een strafprocedure. Het Nederlandse wetsartikel maakt gebruik van een differentiatie naar

266 Richtlijn 2013/48/EU: Artikel 5 Recht om een derde op de hoogte te laten brengen van de vrijheidsbeneming. 267 Richtlijn 2013/48/EU: Artikel 7 Het recht op communicatie met de consulaire autoriteiten.

268 De genoemde bepalingen houden geen rechtstreeks verband met het recht op toegang tot een raadsman in

strafprocedures. Deze zullen dan ook niet uitgebreider besproken worden.

269 Richtlijn 2013/48/EU, artikel 11. In de zin van de Richtlijn wordt de gefinancierde rechtsbijstand als

“rechtsbijstand” aangeduid. Zie Kamerstukken II 2014/15, 34 157, 3, p.8 (MvT).

270 Kamerstukken II 2014/15, 34 157, 3, p.8 en 56 (MvT). 271 Richtlijn 2013/48/EU, artikel 3 lid 2.

51

strafbaar feit, waarbij sprake is van een driedeling. Tot de eerste groep behoren de aangehouden kwetsbare verdachten en de aangehouden verdachten van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld. De verdachte die tot deze groep behoort moeten gebruikmaken van het recht op rechtsbijstand. De tweede groep behelst aangehouden verdachten voor een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Deze groep verdachten mag kiezen wel of niet rechtsbijstand wensen te ontvangen. De derde groep bestaat uit aangehouden verdachten voor een strafbaar feit waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten. Ook deze groep mag kiezen wel of geen rechtsbijstand wensen te ontvangen.

De Richtlijn die een dergelijke driedeling niet kent, maar juist een onderscheid maakt tussen de aangehouden en de niet-aangehouden verdachte, bepaalt dat beide groepen recht hebben op toegang tot een advocaat. De lidstaten moeten wel de noodzakelijke regelingen treffen om de aangehouden verdachte het recht op toegang tot de raadsman daadwerkelijk te laten uitoefenen.272 Nederland voldoet in dit opzicht aan de eis. De aangehouden verdachte zal in de regel een raadsman toegewezen krijgen. Dit hoort ook het geval te zijn wanneer sprake is van een ZSM-procedure. Er is immers sprake van een aangehouden verdachte zoals in artikel 28b Sv bedoeld.

Wat de niet-aangehouden verdachte betreft, bevindt deze persoon zich in vrijheid waardoor het vinden van een raadsman op zich geen problemen hoort op te leveren. Ook de Richtlijn geeft aan dat lidstaten geen actieve stappen hoeven te zetten om de in vrijheid bevindende verdachten van rechtsbijstand te voorzien.273 Wel zou Nederland zich moeten inspannen, de verdachte algemene informatie omtrent het vinden van een raadsman ter beschikking te stellen.274 In het wetsartikel wordt over het verschaffen van dergelijke informatie niets genoemd. De verdachte zal wel gebruik kunnen maken van de website van de raad voor rechtsbijstand om de algemene informatie achter te halen.275 Daarmee is overeenstemming met de Richtlijn bereikt.

272 Richtlijn 2013/48/EU,art.3 lid 4, zie ook preambule overweging 28 voor de regelingen om de betrokkene in

rechtsbijstand te voorzien.

273 Ibid, preambule overweging 27.

274 Ibid,art.3 lid 4, zie ook preambule overweging 27 voor de regelingen om de betrokkene over rechtsbijstand te

informeren.

52

4.3.4 Het recht op consultatiebijstand

Het Nederlandse wetsartikel 28c Sv strekt tot implementatie van het in de Richtlijn vastgestelde recht op toegang tot een advocaat in een strafprocedure.276 Artikel 28c lid 1 Sv regelt daarmee het recht van de verdachte op consultatiebijstand. Op grond van dit artikel heeft de aangehouden verdachte “ voor wie ingevolge artikel 28b een raadsman beschikbaar is” de mogelijkheid om de raadsman te consulteren. Dit gebeurt voorafgaand aan het eerste verhoor voor de duur van ten hoogste 30 minuten.

De voorgestelde wettelijke regeling stelt een aantal vereisten voor de uitoefening van het recht op consultatiebijstand. Zo zal de verdachte aangehouden moeten zijn en ingevolge artikel 28b een raadsman toegewezen moeten krijgen. De niet-aangehouden verdachte zal dus geen wettelijk recht op consultatiebijstand toekomen. De redenering daarachter is, zoals al eerder genoemd, als volgt “Er is ter uitvoering van de richtlijn geen bepaling nodig voor consultatiebijstand bij verdachten die niet zijn aangehouden, omdat zij er zelf voor kunnen zorgen dat zij voorafgaand aan het verhoor een raadsman consulteren.”277 De Richtlijn zelf geeft dit ook aan : “De lidstaten hoeven evenwel geen actieve stappen te zetten om ervoor te zorgen dat verdachten of beklaagden waarvan de vrijheid niet is ontnomen, bijstand krijgen van een advocaat indien zij zelf niet het nodige hebben gedaan om door een advocaat te worden bijgestaan.”278 De redenering is daarmee in overeenstemming met de Richtlijn.

De verdachte zal voorafgaand aan het eerste verhoor, zijn recht op consultatiebijstand mogen uitoefenen. Dit moment wordt door de Richtlijn ook expliciet genoemd.279 Daarbij is van belang wat dit recht op consultatie inhoudt. Volgens de Richtlijn hebben verdachten het recht “de advocaat die hen vertegenwoordigt onder vier ogen te ontmoeten en met hem te communiceren”.280 De Nederlandse bepaling zegt alleen dat de verdachte recht heeft op `onderhoud` met de raadsman voor de duur van ten hoogste 30 minuten. Hoe dit onderhoud met de raadsman er in de praktijk zal moeten uitzien wordt niet nader toegelicht. Een invulling van dit begrip zou wenselijk zijn, bijvoorbeeld door middel van lagere regelgeving.

276 Richtlijn 2013/48/EU, artikel 3 lid 1,2 en 3 sub a. 277 Kamerstukken II 2014/15, 34 157, 3, p.25 (MvT). 278 Richtlijn 2013/48/EU, preambule overweging 27. 279 Ibid, art.3 lid 2 sub a.

53

Wat de duur van de consultatiebijstand betreft, bepaalt de Richtlijn dat de lidstaten praktische regelingen kunnen treffen omtrent de duur en frequentie van de communicatie tussen de verdachte en diens raadsman.281 Hoewel 30 minuten niet veel tijd is om de verdedigingsstrategie te bepalen, is er op dit punt geen tegenstrijdigheid met de Richtlijn.

4.3.5 Het recht op verhoorbijstand

Het recht op verhoorbijstand wordt in artikel 28d Sv geregeld en strekt tot implementatie van artikel 3 lid 3 sub b van de Richtlijn. Het Nederlandse wetsartikel strekt ertoe een algemeen recht op verhoorbijstand voor zowel de aangehouden als voor de niet aangehouden verdachte, onafhankelijk van de ernst van het strafbare feit, vast te leggen.

Op verzoek van de verdachte zal de raadsman het verhoor kunnen bijwonen en daaraan kunnen deelnemen,282 dit betekent “dat de raadsman binnen de grenzen van de (… )regels over de inrichting van en orde tijdens het verhoor, onder meer opmerkingen kan maken, vragen kan stellen en om verduidelijking kan vragen”.283 Deze opvatting vindt steun in de Richtlijn. De Richtlijn bepaalt namelijk dat de aanwezigheid bij- en de deelname van de raadsman aan het verhoor overeenkomstig procedures in het nationale recht plaats zal vinden, “mits die procedures de daadwerkelijke uitoefening en de essentie van het desbetreffende recht onverlet laten”.284 Daarbij zal de raadsman, volgens de Richtlijn, overeenkomstig die procedures onder meer vragen kunnen stellen, om verduidelijking kunnen vragen en verklaringen mogen afleggen.285 De wijze waarop het politieverhoor verloopt, wordt gedeeltelijk geregeld door de leden 1, 2 en 3 van artikel 28d Sv.286 Op grond van lid 4 van dit artikel is het tevens mogelijk bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over de inrichting van het verhoor. Hiertoe strekt het Ontwerpbesluit inrichting en orde politieverhoor waarin invulling wordt gegeven aan de regels omtrent het verloop van het verhoor.

281 Ibid, preambule overweging 23. 282 Artikel 28d lid1 Sv.

283 Kamerstukken II 2014/15, 34 157, 3, p.28 (MvT). 284 Richtlijn 2013/48/EU, art.3 lid 3 sub a.

285 Ibid, preambule overweging 25.

54