• No results found

Recente ontwikkeling: wetsvoorstel taakstrafverbod veilige publieke taak

2 Met de Wugvh samenhangende processen en beleidsregels

2.6 Recente ontwikkeling: wetsvoorstel taakstrafverbod veilige publieke taak

taak

In oktober 2019 is een concept-wetsvoorstel ter uitbreiding van het taakstrafverbod bij geweld tegen personen met een publieke taak in consultatie gebracht.73 In juli 2020 is het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend.74 Met het wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan de motie van een aantal leden van de Tweede Kamer.75

In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat een taakstraf geen passende reactie is op geweld tegen personen met een publieke taak in het kader van de hand-having van de orde of veiligheid. Daarom wordt voorgesteld om het reeds bestaande taakstrafverbod (art. 22b Sr) uit te breiden tot de misdrijven in de artikelen 300 t/m 303 Sr (eenvoudige en gekwalificeerde mishandeling), indien het misdrijf is begaan tegen (i) een ambtenaar van politie, (ii) een medewerker van brandweer of ambu-lance of (iii) een buitengewoon opsporingsambtenaar in de uitoefening van zijn pu-blieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid of (iv) tegen een andere persoon die in dat kader een publieke taak uitoefent. Over ‘een andere persoon die in dat kader een publieke taak uitoefent’ wordt in de memorie van toe-lichting het volgende gezegd:

‘(O)ok andere personen met een publieke taak lopen in de taakuitoefening snel risico op een gewelddadige bejegening. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een jeugdbeschermer die het gesprek aangaat met een ouder over de opvoeding van een minderjarige, aan een deurwaarder die uitvoering geeft aan een beslagbeslissing en aan een conducteur die de reiziger verzoekt een

67 Stcr. 2015, 4414. 68 Stcr. 2019, 14881. 69 Stcr. 2019, 14883. 70 Stcr. 2019, 14886. 71 Stcr. 2019, 14887. 72 Stcr. 2019, 14876.

73 Zie https://wetgevingskalender.overheid.nl/Regeling/WGK010552 en de daarin opgeno-men verwijzing naar de internetconsultatie met betrekking tot het wetsvoorstel:

https://www.internetconsultatie.nl//1537.

74 Kamerstukken II 2019/20, 35 528, nrs. 1-3.

geldig vervoersbewijs te tonen. Ook gevangenisbewaarders, beveiligers en verkeersregelaars kunnen onderwerp zijn van dit wetsvoorstel aangezien zij in de uitoefening van hun werkzaamheden eenvoudig in een situatie verzeild kunnen raken waarin niet meer de mogelijkheid bestaat zich aan geweld te onttrekken (…)’76

‘Tot deze groep personen met een publieke taak kunnen in het verband van dit wetsvoorstel ook worden gerekend zij die, anders dan op grond van een ambtelijke aanstelling, in het openbaar en ten behoeve van de orde of veilig-heid, taken vervullen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan, al dan niet private, toezichthouders in het openbaar vervoer. Voorbeelden van per-sonen waarop het wetsvoorstel zo verder betrekking heeft, zijn het voor-noemde ov-personeel – onder wie: chauffeurs, machinisten, controleurs en conducteurs –, personeel in de zorgsector – onder wie: artsen, psychologen, psychiaters en verplegend personeel –, jeugdbeschermers, rechters, griffiers, officieren van justitie en advocaten, inspecteurs van de inspectiediensten, be-veiligers en bewakers, verkeersregelaars, defensieambtenaren, deurwaarders en reddingzwemmers.

(…)

De herleidbaarheid tot een publieke taak of opdrachtgever vloeit voort uit de in het voorgestelde artikel 22b, eerste lid, onderdeel c, Sr opgenomen verwij-zing naar ‘een publieke taak’. Een dergelijke taak kan uit de wet voortvloeien maar bijvoorbeeld ook het gevolg zijn van de voorwaarden die aan een ver-gunning zijn verbonden. Een voorbeeld hiervan is de verplichting te voorzien in de inzet van verkeersregelaars bij een vergunningplichtig evenement dat verkeer aantrekt. De verkeersregelaars voeren in die situatie een tot een pu-blieke opdrachtgever herleidbare taak uit.’77

Deze voorbeelden zijn niet limitatief en de reikwijdte van het voorgestelde verbod lijkt dan ook behoorlijk ruim. In de memorie van toelichting wordt echter benadrukt dat voor extensieve interpretatie niet hoeft te worden gevreesd.78 Uit het nader rap-port bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State komt voorts naar voren dat de minister kennelijk toch een nadere afbakening van de groep ‘kwa-lificerende slachtoffers’ beoogt. Daarin staat namelijk dat, ten opzichte van artikel 67a lid 5 Sv, ‘de beschrijving van de bijzondere kwalificatie van het slachtoffer, die ertoe leidt dat geen taakstraf kan worden opgelegd, strikter bepaald [dient] te zijn’.79

In de literatuur is vooralsnog afwijzend op het voorstel gereageerd.80. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat het College van procureurs-generaal geen aanleiding heeft gezien voor het maken van op- of aanmerkingen. De politie en de Koninklijke Marechaussee zijn blijkens de memorie van toelichting positief.

76 Kamerstukken II 2019/20, 35 528, nr. 3, p. 1.

77 Kamerstukken II 2019/20, 35 528, nr. 3, p. 11-12.

78 Kamerstukken II 2019/20, 35 528, nr. 3, p. 13.

79 Kamerstukken II 2019/20, 35 528, nr. 4, p. 11. Zie ook Hoving 2020, p. 309.

Enkele andere vaste consultatiepartners als Reclassering Nederland, de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak toonden zich geen voorstander van het voorstel, terwijl een aantal belangenorganisaties81 zich juist achter het voorstel heeft geschaard en sommigen zelfs hebben aangegeven dat ook de door hen vertegenwoordigde beroepen (bijvoor-beeld deurwaarders) nadrukkelijk onder de groep van gekwalificeerde slachtoffers zouden moeten worden gebracht.82 Zoals uit het voorgaande is af te leiden, heeft de minister gehoor gegeven aan de oproep om bijvoorbeeld gerechtsdeurwaarders na-drukkelijk als voorbeeld te noemen, maar de aangevoerde bedenkingen goeddeels naast zich neergelegd.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft ook een aantal bedenkin-gen geuit tebedenkin-gen het voorstel.83 Ze vraagt zich af op welke wijze de thans al toepasbare mogelijkheden om te reageren op geweld tegen personen met een publieke taak te-kortschieten. Daarnaast stelt zij dat het reeds geldende taakstrafverbod op een aan-tal manieren door de rechter gerelativeerd kan worden (door bijvoorbeeld een zeer korte onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, hetgeen door de Hoge Raad is gesauveerd84). De vraag is dan hoe effectief de voorgestelde uitbreiding in de praktijk zal zijn. De Afdeling plaatst verder kanttekeningen bij de categorische uitsluiting van de taakstraf voor een breed palet aan strafbare gedragingen, waaronder ook de eenvoudige mishandeling. Ze geeft de minister in overweging nog eens stil te staan bij de vraag of het voorstel wel proportioneel is en om na te denken over alternatieve wijzen om zijn streven nader invulling te geven. Deze vragen heeft de minister niet bewogen om wijzigingen in het voorstel aan te brengen. Wel geeft hij expliciet aan dat de mogelijkheid om de taakstraf te combineren met een zeer korte vrijheidsstraf blijft bestaan, waardoor de rechter dus nog steeds over voldoende straftoemetings-vrijheid beschikt.

Met het wetsvoorstel wordt gepoogd om een punitiever klimaat te bewerk-stelligen als het gaat om geweld tegen personen met een publieke taak. Het voorstel ligt daarmee rechtstreeks in het verlengde van de hiervoor in dit hoofdstuk bespro-ken ontwikkelingen. Het ligt, aldus de memorie van toelichting, in de verwachting dat eventuele invoering van dit wetsvoorstel zal leiden tot een verschuiving van taakstraffen naar vrijheidsstraffen. Getalsmatig verwacht de minister echter ver-schuiving in een gering aantal zaken. Het voorstel zou ook een effect kunnen hebben op het gebruik van de in dit onderzoek besproken snelrechtgrond. Over een dergelijk verband wordt in de memorie van toelichting echter niet gerept.

81 Nederlandse Veiligheidsbranche en de Vereniging Beveiligingsorganisaties Nederland, po-litievakbond ACP, De gecertificeerde instellingen (jeugdzorg), de Koninklijke Beroepsorga-nisatie voor Gerechtsdeurwaarders.

82 Zie de reacties op de internetconsultatie:

https://www.internetconsultatie.nl/taakstrafver-bod/reacties/datum.

83 Kamerstukken II 2019/20, 35 528, nr. 4.