• No results found

De ratificatie van Linggadjati

In document [ GEBROKEN GORDEL VAN SMARAGD ] 2011 (pagina 60-63)

De Commissie Generaal hoopte dat Linggadjati snel tot een vreedzame

soevereiniteitsoverdracht zou leiden zodat Nederland weer van Indië kon gaan profiteren. In Nederland stuitte het akkoord echter op verzet van minister Lieftinck van Financiën en de Tweede Kamer. Lieftinck was tevreden over de staatkundige band die Linggadjati beloofde, maar was teleurgesteld dat er geen financieel-economische garanties in stonden, terwijl Nederland daar zoveel belang bij had. In 1946 en 1947 kampte Nederland namelijk met enorme begrotingstekorten door de wederopbouw en de training van soldaten voor Indië. Deze tekorten staan in tabel 8. Naast deze Haagse tekorten maakte het Nederlands Indisch gouvernement ook veel schulden. In tabel 3 op blz. 16 was dat al te zien. De Indische staatsschuld steeg tussen 1945 en 1947 van 2,4 naar 4 miljard gulden. Deze kosten bestonden voornamelijk uit soldij voor de groeiende troepenmacht.

Tabel 8. Inkomsten en uitgaven van de Nederlandse regering (in miljoenen guldens)

1946 1947 1948 1949 1950

Totale inkomsten 3703 4171 6348 5667 5458

Totale uitgaven 4590 5124 5162 4464 4958

Balans -887 -953 1186 1203 500

Bron:P. Lieftinck, The post-war Financial rehabilitation of the Netherlands (Den Haag 1973) 18-19.

Lieftinck financierde de tekorten met de verkoop van goudvoorraden, buitenlandse effecten en een enkele buitenlandse lening. In 1947 eisten de hoge uitgaven echter hun tol. Nederland zou het jaar maar net doorkomen met de verkoop van goud en effecten. Ook de premier was

hiervan doordrongen. Op 13 april 1947 merkte premier Beel tijdens een

ministerraadsvergadering op dat Nederland failliet zou gaan indien het Indië verliet.154 Zolang er geen zekerheid bestond over de Indische kwestie lag de Indische economie stil en was Nederland minder kredietwaardig, zodat het geen nieuwe leningen meer verkreeg.155

154

‘Commissie-generaal aan minister van overzeese gebiedsdelen (Jonkman), 1 febr. 1947’ in: NIB VII, 302.

155

P. Lieftinck, The post-war Financial rehabilitation of the Netherlands, 22; Pierre van der Eng, ‘Marshall Aid as a Catalyst in the Decolonization of Indonesia, 1947-1949’ in: Journal of Southeast Asian Studies, XIX 2 (1988) 336.

Tabel 9 illustreert hoe langzaam het herstel van de Indische economie liep. De eerste reeks cijfers betreft het Indisch aandeel in de wereldproductie voor de periode 1937 t/m 1939 en stond al in hoofdstuk 1. De tweede cijferreeks laat zien wat er nog van die productie over was in 1946.

De percentages over 1946 slaan niet op het Indisch aandeel op de wereldmarkt, maar schatten in wat er over was van de binnenlandse productie ten opzichte van de jaren 1937-1939. De lucratieve rubberproductie herstelde zich bijvoorbeeld tot 14,3% van de vooroorlogse productie zodat het Indische aandeel op de wereldmarkt in 1946 waarschijnlijk niet veel hoger was dan 5%. Daarbij herstelde de rubber industrie zich nog relatief snel. De productie van de meeste goederen was te verwaarlozen. De totale suikeroogst voor 1946 leverde slechts 9000 dollar op en palmolieproductie lag helemaal stil, terwijl Indië voor de oorlog bijna een kwart van alle palmolie leverde. Het mag duidelijk zijn dat zulke schamele inkomsten de Nederlandse schatkist flink onder druk zetten.

Tabel 9, Indisch aandeel in wereldwijde productie over de jaren 1937-39 in procenten. En schatting* van de export in 1946 als percentage van de Indische productie over 1937-39.

Rubber Olie Tin Suiker Thee Kopra Kinine Peper Palmolie Koffie

1937-1939

36,2 2,8 16,7 5,1 16,8 28,6 88 83,4 23 5,2

1946 14,3 2,9 23 0,008 1,1 10,1 4,9 4,9 0 2,1

Bron: John B. Churchill, ‘Recovery of Foreign Trade in The Netherlands East Indies’ in: Review of Foreign

Developments, 61 (1947) 8.

* Door de chaotische situatie in Indië vlak na de oorlog waren er geen cijfers van het gouvernement beschikbaar. De cijfers voor 1946 zijn schattingen van de Amerikaanse Federal Reserve op basis van gegevens over het wereldhandelsvolume. Hoewel het werkelijke productievolume van deze lijst met goederen een paar procenten kan afwijken, schetsen deze cijfers een uitstekend beeld van de schade die de Indische economie tijdens de oorlog had opgelopen. Dit zijn bovendien de enige beschikbare productiecijfers voor het jaar 1946.

Met dit sombere bericht benaderde Lieftinck de Republiek. Hij vroeg om aanvullende financieel-economische garanties voor Linggadjati. De Republikeinen gingen akkoord met overname van de staatsschuld, minus de naoorlogse militaire uitgaven. Ze beloofden ook vrije toegang voor Nederlandse ondernemers tot de Republikeinse gebieden. Wat Lieftinck betrof was de kous daarmee af. Nederlands financieel-economische belangen waren veilig.156

156

Voor een meerderheid van het parlement ging dat echter niet ver genoeg. Op bepaalde punten was Linggadati volgens hen nog te vaag. Onder aanvoering van PvdA en KVP voorzitters M. Van der Goes van Naters en C.P.M. Romme voorzagen zij het akkoord daarom van een toelichting (ook wel bekend als de “aankleding”). Dat was hun interpretatie van het akkoord. Men accepteerde Linggadjati hierin niet als een bindend verdrag tussen twee staten, maar als een politiek akkoord waarin de toekomstige staatkundige verhoudingen waren geschetst. Nederland bleef daarmee de enige echte soeverein over Indië tot de VSI werd opgericht in 1949. Zo erkende het parlement het Republikeinse gezag over Java en Sumatra tot 1949 wel de facto, maar nog niet de jure. Tot slot verwerkte de Kamer Lieftincks financieel-economische wensen ook nog in de toelichting.157

Met al deze vooronderstellingen verloor Linggadjati ogenschijnlijk aan kracht. Dit was nodig om de conservatieve KVP’ers in het parlement achter het akkoord te krijgen. PvdA voorzitter Van der Goes van Naters steunde de aankleding echter ook. In een interview in 1985 legde hij uit waarom. Hij was goed bekend met het internationaal recht en wist dat de Republiek zich formeel niets van de aankleding aan hoefde te trekken. Van der Goes van Naters zag de aankleding daarom als een onschuldige aanvulling op Linggadjati dat de steun van Romme en de andere twijfelaars opleverde. Pas later merkte hij dat hij de psychologische uitwerking van de aankleding op de Republikeinen sterk had onderschat.158

In mei 1947 ratificeerde de Kamer dit aangeklede akkoord van Linggadjati en de Republikeinen ratificeerden echter alleen het originele akkoord. Van de aankleding wilden ze niet horen.159 Alleen het originele was daarom rechtsgeldig, terwijl de aankleding alleen de Nederlandse interpretatie van het akkoord verwoorde. Daar kon Nederland geen rechten aan ontlenen, zoals Van der Goes van Naters had voorzien. De aankleding van Linggadjati wekte hernieuwd wantrouwen op jegens Nederland. Onderhandelingen over de precieze betekenis van Linggadjati duurden daarom tot ver in 1947 voort en ondertussen kwam de bodem van de Nederlandse schatkist in zicht.

157

Ibidem, 68; Th. A. Fruin , De worsteling om een nieuwe verhouding tussen Nederland en Indonesië, 24-25.

158

Ronald Gase, Beel in Batavia, van contact tot conflict, verwikkelingen rond de Indonesische kwestie in

1948 (Baarn 1986) 15.

159

Frans Glissenaar, Indië verloren, rampspoed geboren, 56; M.D. Bogaarts, ‘Lieftinck en de druk op de Indische ketel 1946-1947’ 69.

In document [ GEBROKEN GORDEL VAN SMARAGD ] 2011 (pagina 60-63)