• No results found

Australië, Amerika en de VN mengen zich in de Indische kwestie

In document [ GEBROKEN GORDEL VAN SMARAGD ] 2011 (pagina 47-52)

Hoewel Australië goede banden wilde met de nationalisten in Azië had het aanvankelijk weinig vertrouwen in hun organisaties. Ze waren volgens de Australische premier Evatt nog niet klaar om hun landen goed te besturen. Hij stelde een duidelijke, maar geleidelijke overdracht van verantwoordelijkheden voor. Daarmee bleef het bestuur stabiel en zou er geen machtsvacuüm ontstaan.119 Dat klonk nobel en logisch, maar het was vooral in Australië’s eigen belang. Een stabiel en vredig Indië schermde Australië af van kwaadwillende landen en hield de economie gezond. Verder stootte dit weinig mensen voor het hoofd. Evatt was niet tegen Nederlandse overheersing van Indië, maar toonde wel begrip voor de Republikeinse zaak. De Australische regering bleef dus redelijk neutraal. Het steunde Nederland op de korte termijn, maar behandelde de Republiek van begin af aan vriendelijk als rechtmatige opvolger van Nederland.

116 Cornelis A. van Minnen ed., The decolonization of Indonesia, 27; J.J.P. De Jong, Diplomatie of strijd, 143-144.

117

‘Chief commanding officer Nica (De Rooy) aan conica's Menado, Ambon, Celebes en Borneo, 17 nov. 1945’ in: NIB, Deel II, 94-95.

118 ‘The consul General at Batavia (Foote) to the Secretary of State, January 23 1947’ in: FRUS 1947,

volume VI, 895.

119

Het merendeel van de Australiërs was vlak na de oorlog nog pro-Nederlands, maar de Indische nationalisten hadden grote invloed op de regering.120 Behalve Nederlandse vluchtelingen wemelde het in Australië ook van de Indiërs die zich tijdens de oorlog verenigden in onafhankelijkheidscommissies. Na de oorlog riepen deze commissies alle Indiërs in Australië op zich te verzetten tegen Nederland. Duizenden havenarbeiders legden hun werk op Nederlandse schepen daarom neer in het weekend van 22-23 september 1945. Via de Australische Communistische Partij breidde de boycot zich toen uit tot de Australische Waterside Workers Federation (WWF). De opbouw en de bevoorrading van Nederlandse macht in Indië liep hiermee aanzienlijke vertraging op. Het duurde maanden voor Nederland zijn schepen en goederen op eigen kracht weg kreeg uit Australië. Zelfs daarna duurde de boycot voort, want de WWF wachtte naar eigen zeggen op een verzoek van de Republiek voordat het de boycot ophief. Dit verzuurde de relatie tussen Nederland en Australië flink, maar het schaadde ook de Australische economie, omdat alle legitieme handel met Indië stil lag. 121

Politieke belangen van de Australische Labor regering hadden echter voorrang op de economische. Premier Evatt wilde geen onrust op het moment dat de oorlogseconomie zich weer aanpaste aan vrede en tienduizenden Australiërs terugkeerden van het front. Bovendien was de Communistische partij een geduchte concurrent van Labor.122 Teveel verzet tegen de communistische WWF was electorale zelfmoord.

Het voorzichtige beleid van Evatt hield lang aan, maar in de loop van 1946 ontwikkelden verschillende Australische gezanten steeds meer sympathie voor de Republiek en afkeer voor Nederland. De eerste van hen was F.D. Officer die in de eerste maanden van 1946 Australië vertegenwoordigde in Batavia. Hij vond de Republikeinse leiders energiek, sympathiek en heel redelijk, terwijl hij over de Nederlandse bestuurders weinig goeds kon zeggen. Behalve Van Mook waren de meesten van hen bitter over onderhandelingen met de Republiek en kwaad op de Britten.123

Officers gunstige indruk van de Republikeinse leiders stond niet op zichzelf. De Britse kapitein Laurens van der Post.124 kwam tot een soortgelijke conclusie. Aan Republikeinse zijde

120

Ibidem, 31.

121 J.D. Legge ed., Documents on Australian Foreign Policy, XII - XIII.

122

Frances Gouda, American visions of the Netherlands East Indies, 188.

123

J.D. Legge ed., Documents on Australian Foreign Policy, 1937-49, XVII.

124 Kapitein Laurens van der Post (1906-1996) was een Zuid Afrikaan in dienst van het Britse leger. Hij fungeerde als contactpersoon tussen de Britten en de KNIL. Na de Japanse verovering van Indië kwam hij terecht in een Jappenkamp. Over zijn ervaringen in dat kamp schreef hij later verschillende goed

stonden bijzonder charismatische leiders als Soekarno, Hatta en Sjahrir. Een dergelijke leider had Nederland eigenlijk niet. Er was niemand die zowel de visie, de autoriteit en het vertrouwen van zijn volk had. Van Mook had nog het meest weg van zo’n leider, maar hij kampte met twee problemen. Van der Postvond Van Mook een gespleten persoonlijkheid. Hij beschrijft hem als een man die ‘s ochtends vroeg gebroken en kettingrokend achter zijn bureau jammerde over de uitzichtloze situatie terwijl hij ’s middags met een rechte rug en een brede glimlach verkondigde dat alles met hem en het land uitstekend ging.125 Van Mooks belangrijkste gebrek was echter zijn zwakke positie in Nederland. Hij was geboren en getogen in Indië en stelde het Indische belang meestal voor dat van Nederland. Den Haag wantrouwde hem daarom en ondermijnde zijn gezag stelselmatig. Het beste voorbeeld daarvan waren de Hoge Veluwe besprekingen die de volgende paragraaf behandelt.

Nu de steun van Groot-Brittannië en Australië te wensen overliet keek Nederland naar Amerika, maar het State Department dacht inmiddels over een koerswijziging. Amerika verwachtte niet meer dat de problemen in Indië vanzelf over gingen. Het moest een kant kiezen. Dat was echter problematisch omdat Amerika beloftes had gedaan aan beide kampen. Het was Nederland verplicht bij te staan in de herovering van Indië, het kon de Britten niet aan hun lot over laten zolang ze een geallieerde taak uitvoerden en ze konden hun beloftes voor zelfstandigheid uit het Atlantic Charter niet inslikken zonder alle Aziatische nationalisten teleur te stellen.126

Deze verschillende beloftes verdeelden het State Department intern. In het openbaar kwam er echter een eind aan die verdeeldheid met een toespraak van het hoofd van East Asian

Affairs, John Carter Vincent. Vincent betoogde dat inheemse bevolkingen het volste recht

hadden op onafhankelijkheid en dat koloniale mogendheden met hun onderdanen moesten

ontvangen boeken. Hij was een van de eersten die Lord Mountbatten, premier Clement Attlee en het voltallige kabinet Schermerhorn een realistisch verslag gaf van de situatie op Java. Hij bleef de rest van 1945 en 1946 verbonden aan de SEAC missie in Indië. Als SEACs officiële contactpersoon was hij het aanspreekpunt voor zowel de Nederlanders als de Republikeinen. Hij kende hoofdrolspelers zoals Van Mook en Sjahrir persoonlijk en was goed op de hoogte van de situatie in beide kampen. Eind 1946 vatte hij al zijn ervaringen samen in een uitgebreid rapport over de SEAC missie in Indië, dat bestemd was voor Mountbatten en de minister van Buitenlandse Zaken. Vlak voor zijn dood in 1996 schreef hij nog een boek over zijn ervaringen (The Admiral’s Baby) en nam daarin ook zijn rapport op.

125 Laurens van der Post, ‘Secret for the minister only, The British occupation of Indonesia, from September 19, 1945 to November 30, 1946’ 220-221.

126

onderhandelen over soevereiniteitsoverdracht. Amerikaanse steun bij herovering sloot hij ook uit, maar Amerikaanse bemiddeling was wel mogelijk.127

Vincents toespraak was ondoordacht. De machtiger afdeling European Affairs was woedend en Nederland voelde zich bedrogen. Vincent verkondigde echter algemeen Amerikaans beleid, want Amerika stond bemiddeling altijd voor als de soeverein (oftewel Nederland) daarom vroeg.128 Met die verduidelijking suste Vincent de Nederlandse verontwaardiging, maar stelde hij de Republiek teleur. Op basis van Vincents toespraak vroeg Soekarno namelijk om Amerikaanse bemiddeling, maar omdat zijn Republiek niet de erkende soeverein was negeerde Amerika dat verzoek.129

Dit voorval illustreert hoe moeilijk de Amerikaanse positie was. Amerika had beide kanten iets beloofd terwijl het maar een van beide partijen tevreden kon stellen. De openbare touwtrekkerij van beleidsmakers over welke zijde Amerika moest kiezen bracht de relatie met beide kanten in gevaar, want Vincents toespraak wekte boze reacties uit Nederland en gaf de Republiek valse hoop. Toch had Nederland weinig reden om te klagen, want het kwam bijzonder goed uit de kwestie. Amerika bevestigde namelijk de Nederlandse soevereiniteit en stelde zich verder terughoudend op. De Republikeinse onafhankelijkheid was wat Amerika betrof een binnenlands probleem. Precies zoals Nederland het ook beschouwde.

Op 19 december 1945 schemerde dit Amerikaanse favoritisme opnieuw door in een oproep voor onderhandelingen tussen Nederland en de nationalisten. De oproep zei niets meer over het recht op zelfbeschikking. Er was slechts sprake van een natuurlijke wens van Indië om onafhankelijk te worden. De oproep bestempelde Nederland onomwonden als de territoriale soeverein. Verder riep Amerika Nederland wel op tot onderhandelingen, maar niet specifiek met de Republiek. In plaats daarvan was er sprake van Indische volken. Uit alles blijkt dus dat Amerika de Republiek en Nederland niet als gelijken beschouwde. Er ging echter wel een zekere drang uit van de oproep. Amerika zag Indië als belangrijke schakel in de wereldeconomie en was de onrust zat. Verder was de oproep een steun in de rug van Groot-Brittannië dat al sinds Soerabaja aandrong op serieuze onderhandelingen.130

127 John Carter Vincent, ‘Speech to the Foreign Policy Association’ in: Department of State, Department of

State Bulletin, XIII (1945) 644.

128

‘Memorandum by the director of the office of Far Eastern Affairs (Vincent), October 22 1945’ in: FRUS,

1945 volume VI, 1167-1168.

129

Andrew Roadnight, United States policy towards Indonesia, 13.

130

Onder begeleiding van de Britse diplomaat Sir Archibald Clark Kerr en met Amerikaans fiat gingen Nederland en de Republiek met elkaar in gesprek. Deze onderhandelingen waren echter nauwelijks begonnen voordat een volgend probleem opdook tijdens een vergadering van de VN Veiligheidsraad.

Begin Februari 1946 gebruikten de Sovjets de Indische kwestie voor hun eigen geopolitieke machtsspel. Rusland streed begin 1945 met Groot-Brittannië over Griekenland (communistische guerrillaoorlog) en Iran (Rusland bezette het Noorden). Nadat Groot-Brittannië Rusland in de Veiligheidsraad bekritiseerde vanwege de bezetting van Noord Iran pareerde Rusland met vragen over de Britse aanwezigheid in Griekenland, Syrië, Libanon en Indië.131

Oekraïne klaagde namens Moskou dat de Britten hun boekje te buiten gingen in Indië en dat het conflict met de Republiek de internationale veiligheid in gevaar bracht.132 Oekraïne vroeg om een VN onderzoekscommissie voor Indië. Om verschillende redenen stemden de andere leden van de Veiligheidsraad tegen. Koloniale mogendheden als Frankrijk en Groot-Brittannië waren tegen VN interventie in een (juridisch gezien) binnenlands conflict, want instemming met een VN onderzoekscommissie voor Indië schiep een gevaarlijk precedent voor hun eigen koloniën. China stemde tegen als een gebaar richting Nederland. Als Aziatisch land sympathiseerde het met het Indische onafhankelijkheidstreven, maar het vreesde ook voor de veiligheid van de twee miljoen (pro-Nederlandse) Chinese burgers in Indië. De Chinese gemeenschap was namelijk pro-Nederlands en was regelmatig doelwit van nationalistische aanslagen. Amerika stemde ten slotte tegen, omdat de Sovjets de VN misbruikten voor hun eigen doeleinden. Amerika kon de VN echter niet zomaar aan de kant schuiven nu VN interventie even niet uit kwam. Daarom benadrukte Amerika dat de nieuwe onderhandelingen tussen Nederland en de Republiek hoopvol waren en dat de Britten in goed vertrouwen handelden. Zo hield Amerika een interventie tegen, zonder dat het de autoriteit van de VN in twijfel bracht.133

131

Ruth T. McVey, The Soviet view of the Indonesian Revolution (Ithaca 1957) 11.

132

Stalin had zijn satellietstaten toe laten treden tot de VN om zijn invloed op de organisatie te vergroten. Ze handelden nooit zelfstandig.

133

Ibidem; Andrew Roadnight, United States policy towards Indonesia, 18; Alastair M. Taylor, Indonesian

In document [ GEBROKEN GORDEL VAN SMARAGD ] 2011 (pagina 47-52)