• No results found

Diplomatieke gevolgen van de Tweede Politionele actie

In document [ GEBROKEN GORDEL VAN SMARAGD ] 2011 (pagina 96-100)

Veiligheidsraad onderbrak het kerstreces, maakte een vroegtijdig eind aan de actie en eiste in een resolutie van 28 januari 1949 het volledige herstel van Republikeins gezag en een terugkeer naar de situatie zoals die was ten tijde van de ondertekening van Renville.260 Daarnaast schokten de arrestaties van Republikeinse kopstukken en andere zuiveringsacties ook pro-Nederlandse Indiërs. Dat was bijzonder schadelijk voor de Malinopolitiek waarop het hele Nederlandse beleid rustte. 261 De president van Oost Indonesië Anak Agung koos zelfs partij voor de Republiek. Hij weigerde met Nederland te onderhandelen over onafhankelijkheid tot de Republiek weer was hersteld.262

Verder bleek al snel dat de actie ook op militair gebied niet zo goed was geslaagd als de legerleiding aanvankelijk dacht. Nederlandse eenheden hadden het Republikeinse leger overrompeld of omzeild en de generaals gevangen genomen. Desondanks improviseerden de achtergebleven Republikeinse soldaten snel een nieuwe bevelstructuur zodat ze halverwege januari 1949 in de tegenaanval konden. De bezetting van Republikeins gebied veranderde hierdoor in een slopende guerrilla oorlog.263

Tot slot aanvaardde Amerika het fait accompli niet. Washington was kwaad dat Nederland het niet tijdig op de hoogte had gesteld van de aanval. Verder betekende de politionele actie dat Renville was mislukt en dat impliceerde weer de mislukking van Amerikaanse bemiddeling. Tot overmaat van ramp tartte Nederland de Veiligheidsraad met zijn tweede politionele actie en bracht het Amerika in verlegenheid, terwijl Amerika Nederland daar al jaren verdedigde.264

Toen het duidelijk werd dat de Tweede Politionele actie werkelijk was mislukt en dat de Veiligheidsraad erop aandrong om de politieke klok terug te draaien naar januari 1948 haalde Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon Beel bakzijl. Als een van de architecten van de Tweede

260

United Nations Security Council Resolution 67, The Indonesian Question (28 Jan 1949) op: http://www.un.org/documents/scres.htm.

261

Peter F. Maas en J.M.M.J. Clerx ed., Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 III, 433.

262

J.J.P. de Jong, Avondschot, 356- 357.

263

P.M.H. Groen, Marsroutes en dwaalsporen, Het Nederlands militair-strategisch beleid in Indonesië,

1945-1950 (Den Haag 1991) 178-196.

264

‘Van Kleffens (ambassadeur te Washington) aan de minister van buitenlandse Zaken (Boetzelaer), 30 december 1948’ in: NA, 2.06.052., inventarisnummer 187.

Politionele actie was hij niet bereid om alles te verliezen. Hij ontwikkelde daarom een nieuw beleid. Dit was het plan Beel dat al gauw evolueerde tot het zogenaamde eindplan Beel.265

Het eindplan Beel was een plan waarin Nederland de soevereiniteitsoverdracht versnelde. Een voorlopige regering die alle partijen ongeveer een jaar kon voorbereiden op de daadwerkelijke soevereiniteitsoverdracht verdween. Nederland stelde een vervroegde Ronde Tafel Conferentie (RTC) voor (in maart) onmiddellijk gevolgd door de soevereiniteitsoverdracht. Alle deelstaten waren uitgenodigd voor deze RTC, ook de Republiek. De Republiek was echter niet langer de Republiek van voor de tweede politionele actie. Het eindplan Beel negeerde de VN resolutie van 28 januari. Volgens het eindplan Beel zouden alleen Soekarno en de leden van de regering Hatta vrijkomen en dan alleen om een delegatie op te zetten voor de RTC alwaar ze de deelstaat Midden Java vertegenwoordigden. 266

Beel was op zich niet meer tegen herstel van het Republikeins gezag over Midden Java (hier verder aangeduid als Djokjakarta). Hij zocht alleen naar een garantie dat de Republikeinen mee zouden doen aan een RTC zonder dat er nieuwe problemen konden ontstaan. Als Nederland Djokjakarta terug gaf en daarna nog om deelname aan een RTC moest vragen kon de Republiek volgens Beel de hakken weer in het zand zetten en om nieuwe, gunstigere voorwaarden vragen voordat het mee zou doen aan een RTC. 267

Er waren echter problemen met het eindplan Beel. De Republikeinen zagen er niets in. Zij pleitten voor een volledig herstel van de situatie ante bellum, zoals de Resolutie van 28 januari eiste. Ze hoopten hierbij op steun van de Malinoleiders. Het merendeel van deze leiders koesterde namelijk Republikeinse sympathieën, zeker na de tweede politionele actie. Anak Agung, president van Oost Indonesië, overtuigde de andere Malinoleiders echter om het eindplan Beel te accepteren op voorwaarde dat Nederland de controle over Djokjakarta terug gaf. Dit was ook de enige voorwaarde voor Malino deelname aan een RTC. In principe kon Nederland de soevereiniteitsoverdracht over het grootste deel van Indië dan regelen zonder de Republiek erbij te betrekken. Die implicatie zette de Republikeinen weer onder druk om akkoord te gaan met een terugkeer naar Djokjakarta, terwijl het de overige gebieden die het tijdens de

265

J.J.P. de Jong, Avondschot, 368-369.

266

‘Hoge vertegenwoordiger van de kroon (Beel) aan wnd. hoge vertegenwoordiger van de kroon (Hoesein Djajadiningrat) en voorzitter van de B.F.O. (sultan van Pontianak Hamid II Alkadri), 21 feb. 1949’ in: NIB XVII, 608-613.

267

Tweede Politionele actie was verloren opgaf. Zo gebeurde het ook. Het compromis van Anak Agung (beter bekend als het Bangka compromis) bleek voldoende voor beide partijen. 268

Toen de Veiligheidraad de Indonesische kwestie half maart opnieuw besprak waren de aanwezigen blij verrast door het eindplan Beel. Temeer omdat de Republiek er volgens het Bangka compromis al mee akkoord was. De Chinese ambassadeur noemde het plan een “generous gesture” van Nederlandse zijde. Hij had echter een bezwaar: het negeerde de resolutie van de Veiligheidsraad van 28 januari. Daarom stelde hij een kleine wijziging voor. Namelijk dat terugkeer van de Republiek naar Djokja en herstel van de orde in heel Indië een voorwaarde moest zijn voordat men aan de RTC begon.269

Ondanks de optimistische stemming na het Chinese voorstel in de Veiligheidsraad weigerde Amerika eraan mee te werken. Het hield vast aan de Resolutie van 28 januari. Cochran (en ook Critchley) wantrouwde de Nederlandse voorstellen. Hij voelde niets voor een symbolische terugkeer van de Republiek en hij had nog steeds geen vertrouwen in de Malinoleiders. Volledig herstel van de situatie ante bellum was volgens hem noodzakelijk, want alleen met een sterke Republiek als middelpunt had een onafhankelijke Verenigde Staten van Indonesië kans van slagen. Daarnaast lag het bij Amerika nog steeds gevoelig dat Renville was mislukt.270

Tot overmaat van ramp trok de Republiek zijn steun aan het Bangka compromis tijdens de vergadering van de Veiligheidsraad weer in. Dat kwam onder meer doordat Soekarno en Hatta zich bewust waren dat hun radicalere achterban ontevreden zou reageren. Voor die constatering hoefden ze niet in Djokja te zijn. Belangrijker was echter het wantrouwen van Cochran en Critchley tegenover de Nederlandse plannen. Hatta en Soekarno rekenden er op dat ze hun positie verder konden versterken met Australisch-Amerikaanse steun.

Nederland zat opeens in een lastig parket, maar op aandringen van minister Stikker hield het voet bij stuk. Stikker oefende zelfs tegendruk uit op Washington. In een telegram aan het State Department liet hij weten dat Amerika’s houding tegenover Indonesië de Nederlandse deelname aan de NAVO in gevaar bracht. Verder wees hij erop dat het Nederlandse kabinet

268

Ibidem, 443-444 en 447-449.

269 Ibidem, 488.

270

'The consul General at Batavia (Livengood) to the Secretary of State, March 12, 1949’ in: FRUS 1949, VII, 320-322.

waarschijnlijk zou vallen als het moest toegeven aan de Amerikaanse en Republikeinse wensen.271

Dit werkte, onder aanvoering van Amerika ging de Veiligheidsraad op 23 maart akkoord met een Ruling.272 Deze aanvaardde het eindplan Beel op voorwaarde dat Nederland de eerste twee paragrafen van de Resolutie van 28 januari uitvoerde. Dit was praktisch hetzelfde als het Chinese voorstel van 11 maart.273 Gezien de situatie op 13 maart was dit een uitstekend resultaat voor Nederland. Dit was nog maarhet begin. Op basis van de Ruling moest Nederland nu een akkoord sluiten met de Republiek voordat een Ronde Tafelconferentie van start kon gaan. Onder toezicht van CGD voorzitter Cochran kwamen de Nederlandse en Republikeinse onderhandelaars J.H. van Roijen en Mohammed Roem bijeen om zo’n akkoord te sluiten.

Na anderhalve maand hard onderhandelen waren Van Roijen en Roem eruit. De Republikeinse regering mocht terugkeren naar Djokja en de controle over het gebied weer over nemen. Er was dus geen sprake meer van een symbolische terugkeer waarbij Nederland alleen de stad opgaf. Verder erkende de VN de Republiek als een staat binnen de VSI. Dit gold niet voor de andere deelstaten en verhief de Republiek weer tot de hoofdvertegenwoordiger van het Indisch nationalisme en tot een gelijkwaardige gesprekspartner voor Nederland.274

Hier stond echter veel tegenover. De Republiek beloofde tijdens de RTC niet meer over gebiedsuitbreiding te spreken en accepteerde dat het “slechts” een derde van de zetels in het federale parlement kreeg. Dit was een pijnlijke toezegging, omdat de Republiek volgens het Renville akkoord een groter deel toekwam. In 1948 bestuurde de Republiek behalve Djokja (Midden Java) namelijk ook nog een klein deel van West Java en een groot deel van Sumatra.

271

'The Netherland Ambassador (Van Kleffens) to the Secretary of State, March 18 1949'; in: FRUS 1949,

VII, 325-330.

272

Een ruling is geen bindend besluit zoals een resolutie, maar een richtlijn. In dit geval was het een richtlijn voor CGD voorzitter Cochran die de bilaterale onderhandelingen tussen Nederland en de Republiek moest overzien.

273

J.J.P. de Jong, Avondschot, 508 en 513-514.

274

‘Voorzitter van de Nederlandse onderhandelingsdelegatie (Van Roijen) aan minister van overzeese gebiedsdelen a.i. (Van Maarseveen), 5 mei 1949’ in: NIB, XVIII, 566-569; ‘Beknopt verslag van de vergadering van de commissie van de Verenigde Naties voor Indonesië met de Nederlandse en Republikeinse onderhandelingsdelegaties op 7 mei 1949’ in: Ibidem, 596-598.

In document [ GEBROKEN GORDEL VAN SMARAGD ] 2011 (pagina 96-100)