• No results found

6 Wetsvoorstel beloningsbeleid financiële ondernemingen in de praktijk

6.3 Mogelijke gevolgen van het bonusplafond

6.4.3 Rapport PwC

In februari 2014 kwam naar buiten dat vermogensbeheerder Robeco eind 2012 in kaart heeft laten brengen hoe de nieuwe bonuswetgeving zou kunnen worden omzeild.216 Robeco heeft het

adviesbureau PwC opdracht gegeven te onderzoeken welke alternatieven bestaan om te zorgen voor ‘een lagere belastingdruk’ en ‘maximale flexibiliteit om variabel te kunnen blijven belonen onder de nieuwe beloningsregimes in Nederland, de Europese Unie en de Verenigde Staten’.217 Het

onderzoek werd uitgevoerd op verzoek van potentiële kopers. Begin 2013 is Robeco overgenomen door het Japanse Orix.

In het rapport van 19 november 2012 bespreekt PwC een drietal scenario’s. Het eerste alternatief dat wordt besproken behelst een constructie waarbij een nieuw arbeidscontract wordt getekend waarin staat dat een deel van de werkzaamheden in het buitenland zal worden uitgevoerd. Hierdoor kan voor dat deel een hogere beloning worden betaald. PwC geeft aan dat hiermee ook

belastingvoordelen worden behaald.

Het tweede alternatief is dat de werknemers mede-eigenaren worden van het bedrijf. Dergelijke deelnames worden niet tot het inkomen gerekend, waardoor de wettelijke maxima voor variabele beloningen niet gelden. Daarnaast is het rendement belastingvrij. Het Nederlandse Kempen & Co Capital Management kent een dergelijke constructie al, daar is de toplaag tevens aandeelhouder. Tot slot wordt de mogelijkheid genoemd om werknemers te laten werken tegen een

managementvergoeding. Hiermee worden de wettelijke regels niet omzeild, maar bestaan er wel meer mogelijkheden om betalingen te labellen als vast salaris, variabele en uitgestelde beloning, onkosten en pensioen. Daarnaast ontstaat de mogelijkheid om contractuele afspraken te maken. Het advies van PwC is echter niet gebaseerd op de Nederlandse wetgeving, maar op de CRD IV. De kans dat bovengenoemde tactieken zullen slagen is dientengevolge niet groot. In de Nederlandse wetgeving is er een expliciet verbod op ontwijkingsconstructies neergelegd, waar de toezichthouder op zal toetsen. Het is zeer waarschijnlijk dat bovengenoemde tactieken als zodanig worden herkend. Zoals gezegd kan dit niet alleen sancties van de toezichthouder met zich brengen, maar bovendien bestaat de kans dat er reputatieschade ontstaat. Robeco heeft aangegeven niets te hebben gedaan met de suggesties van PwC. De mogelijkheden werden ‘niet opportuun’ geacht.

216 Dobber 2014. 217 Nieuws RTL Z 2014.

65

6.5 Deelconclusie

In hoofdstuk 6 zijn de mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel, en met name het bonusplafond, uiteengezet. Dat de vaste beloning bij veel financiële ondernemingen als gevolg van het

bonusplafond zal worden verhoogd is een zeer waarschijnlijk gevolg. Hier zijn enkele banken zeer recentelijk zelfs al toe overgegaan. Daarnaast heeft het wetsvoorstel tot gevolg dat niet alleen de mogelijkheid van negatieve, maar ook de positieve incentives vermindert. Tot slot kan het

bonusplafond ertoe leiden dat talent uit Nederland en wellicht zelfs uit de Europese Unie wegtrekt. Dit is echter maar een greep uit de mogelijke gevolgen van het wetsvoorstel.

Als mogelijke ontwijkingsconstructies zijn de volgende scenario’s genoemd, namelijk: het verhogen van de vaste beloning. Dit kan eventueel gebeuren in de vorm van allowances, namelijk door middel van periodieke uitkeringen van een vast bedrag. Daarnaast kan de zetel worden verplaatst. Dit is een legale, maar tevens zeer omvangrijke ingreep. Het is derhalve de vraag in hoeverre het loont om gebruik te maken van constructies waardoor de impact van het bonusplafond wordt verminderd of zelfs ondermijnd. Hierbij kan worden aangetekend dat financiële ondernemingen bij het gebruik van ontwijkingsconstructies tevens de kans lopen op reputatieschade op te lopen.

7 Conclusie

In hoeverre zijn de verkregen inzichten ten aanzien van het beloningsbeleid naar aanleiding van de financiële crisis verwerkt in het wetsvoorstel Beloningsbeleid financiële ondernemingen en wat zijn de te verwachten knelpunten ten aanzien van dit wetsvoorstel?

Het kabinet beoogt met het Wetsvoorstel beloningsbeleid financiële ondernemingen een cultuuromslag in de financiële sector te bewerkstelligen en hierdoor het vertrouwen van de consument terug te winnen. Het wetsvoorstel omvat onder andere de invoering van het bonusplafond, verscherping van de claw back-bepalingen en voorwaarden met betrekking tot retentie- en vertrekvergoedingen en een verbod op gegarandeerde variabele beloningen.

Het meest controversiële en door de sector bekritiseerde artikel is het bonusplafond van 20% van de vaste beloning. De gedachte hierachter is dat door dit bonusplafond perverse prikkels worden weggenomen.

Na het ontstaan van de mondiale crisis werd duidelijk dat de bonuscultuur heeft bijgedragen aan malaise in de financiële sector. Door de globalisering en internationalisering in het bankwezen, heeft het zakenbankieren ook voet aan de grond gekregen in Nederland. Dit heeft er toe geleid dat ook in ons land steeds vaker gebruik is gemaakt van het uitkeren van prestatiebeloningen. Doordat deze beloningen in toenemende mate een eigen leven zijn gaan leiden en in veel gevallen niet meer in verhouding stonden tot de vastgestelde targets, richtte de focus van veel bestuurders en

medewerkers aan de top zich steeds sterker op het behalen van de targets zonder daarbij de risico’s van bepaalde transacties af te wegen. Ook het korte termijn denken vierde hoogtij.

Sindsdien zijn internationaal verschillende initiatieven genomen tot regulering van het

beloningsbeleid. De diverse regelingen richten zich in eerste instantie slechts tot de bestuurders van de banken en gingen uit van zelfregulering. De invoering van de CRD III, de CEBS Guidelines en de Rbb in 2011 hebben er toe geleid dat de beloningen in de financiële sector zijn begrensd. Het uitgangspunt van deze regelingen is dat de vaste en variabele beloningen op een evenwichtige wijze worden verdeeld. Hierbij is van belang dat de vaste beloning hoog genoeg is om in bepaalde jaren geen variabele beloning toe te kenen. Er resteerde echter beleidsvrijheid voor de afzonderlijke financiële instellingen om rekening te houden met de eigen specifieke omstandigheden en derhalve af te wijken van de regels. Met de invoering van de CRD IV is de beleidsvrijheid verder ingeperkt door onder meer de introductie van het bonusplafond van 100 procent van de vaste beloning.

Het wetsvoorstel gaat nog een stap verder en stelt strengere eisen aan het beloningsbeleid voor alle werknemers van alle financiële ondernemingen. Of het kabinet de doelstellingen die zij hiermee beoogt, daadwerkelijk zal behalen, is naar mijn mening nog maar de vraag. Het streven naar een “duurzame en aan de burger dienstbare financiële sector waarin geen excessen voorkomen”, vereist een aanpak die in samenspraak is met de sector en aandacht voor het internationale karakter van de problematiek. Daarvan is in het wetsvoorstel naar mijn mening onvoldoende sprake.

De vrees voor verslechtering van de concurrentiepositie van Nederlandse instellingen heeft er al toe geleid dat diverse grote banken zeer recent het vaste loon van groepen medewerkers hebben verhoogd om hen bij voorbaat te compenseren voor het grotendeels wegvallen van de variabele beloning. Dit is een zorgelijke ontwikkeling omdat dit met alle bijkomende kosten (bijvoorbeeld als gevolg van de doorwerking in het pensioen) tot nadelige gevolgen kan leiden voor de liquiditeit van de ondernemingen. Maar nog zorgwekkender is, dat de sector zich kennelijk weinig gelegen laat liggen aan het wetsvoorstel en reeds op voorhand naar uitwegen zoekt om aan de toekomstige wetgeving te ontkomen. Van een cultuuromslag die wordt gedragen door de sector zelf, is kennelijk geen sprake. Dit stemt mij weinig hoopvol over de doorwerking van het kabinets voornemen in de financiële wereld. Ook het terugwinnen van het vertrouwen van de consument zal nog lange tijd vergen indien negatieve berichten in de media blijven verschijnen.

Een ander signaal is dat diverse banken overwegen om delen van de organisatie naar het buitenland te verplaatsen. Ook dit is een effect dat de regering kennelijk onvoldoende heeft meegewogen. Op dit punt had de regering de aantrekkingskracht van Nederland als vestigingsplaats in ogenschouw moeten nemen. De verscherping van het beleid ten opzichte van de reeds bestaande regelgeving is wellicht te snel en te willekeurig met name op het punt van het bonusplafond.

Kortom, waar de doelstellingen van het kabinet in eerste instantie zijn aan te moedigen, zijn er serieuze knelpunten te signaleren rond het wetsvoorstel. De schijnbare willekeur van de verscherpte regels en het gebrek aan doelmatigheid zijn donkere wolken die boven de invoering van de wet blijven hangen.