• No results found

4 Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen

4.1 Achtergrond en doelstelling

4.2.4 Maximale variabele beloning

Art. 1:121 Wft bevat de bepaling omtrent de maximale variabele beloning, ook wel het beruchte bonusplafond. Dit artikel vervangt artikel 3:17a Wft waarin het bonusplafond van de CRD IV is geïmplementeerd. Hoewel de CRD IV een bonusplafond van in beginsel maximaal 100% van de vaste beloning beoogt, maakt Nederland gebruik van de mogelijkheid om een lager bonusplafond in te stellen. Daarnaast is het Nederlandse kabinet voornemens om tevens de reikwijdte van de bepaling te verbreden. Zo zal de bepaling van toepassing zijn op de gehele financiële sector in Nederland en op elke persoon werkzaam in de sector. De CRD IV geldt in beginsel alleen voor banken en

(bepaalde) beleggingsondernemingen.

In de toelichting wordt een beschrijving gegeven van de achtergrond en mogelijke risico’s van variabel belonen. Het kabinet benadrukt nog eens dat excessief variabel belonen één van de oorzaken van het ontstaan van de kredietcrisis is. Het kabinet geeft verder aan dat, hoewel

excessieve beloningen zijn afgenomen, er nog steeds ruimte bestaat om hoge variabele beloningen toe te kennen.131

130 Memorie van Toelichting, p. 35. Consultatie Memorie van Toelichting, p. 21. 131 Memorie van Toelichting, p. 7. Consultatie Memorie van Toelichting, p. 6.

38

Het bonusplafond brengt met zich dat de financiële onderneming maximaal 20% van de vaste beloning op jaarbasis als variabele beloning mag toekennen aan de ‘natuurlijke personen werkzaam onder haar verantwoordelijkheid’. In beginsel is het bonusplafond van toepassing op de gehele financiële sector. Dit houdt in: Nederlandse financiële ondernemingen, dochters van Nederlandse financiële ondernemingen, ook als zij zetel hebben in het buitenland, ondernemingen die tot een groep met een moeder in Nederland behoren waarbij de groep hoofdzakelijk actief in de financiële sector is en bijkantoren van financiële ondernemingen met zetel in het buitenland. Voor de laatst genoemde categorie, bijkantoren met zetel in het buitenland, wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds bijkantoren van financiële ondernemingen met zetel in een lidstaat en anderzijds

bijkantoren met een zetel buiten de EU. Op bijkantoren met zetel in een lidstaat is het bonusplafond van desbetreffende lidstaat van toepassing, in de regel 100%. Voor de bijkantoren met zetel buiten de EU geldt onverkort het bonusplafond van 20%.

Het tweede lid van art. 1:121 bevat een uitzondering voor personen die beloningsafspraken hebben gemaakt die deels of geheel afwijken van de cao. Deze personen kunnen een hogere variabele beloning dan 20% van de vaste beloning op jaarbasis ontvangen. Dit is mogelijk indien het

gemiddelde maximale bonusplafond 20% bedraagt. Binnen die categorie kan iemand dus alleen een hogere variabele beloning ontvangen, indien iemand anders een lagere variabele beloning ontvangt. Het volgende voorbeeld kan worden gegeven: indien 100 medewerkers van een financiële

onderneming afwijkende cao-beloningsafspraken hebben gemaakt, kan aan 90 van die medewerkers een lager bonuspercentage worden toegekend, bijvoorbeeld 5%. Vervolgens kan aan de resterende 10 medewerkers een aanzienlijk hogere bonus van 155% worden toegekend.132 Voor medewerkers

die geen afwijkende cao-beloningsafspraken hebben gemaakt kan geen uitzondering worden gemaakt, voor hen geldt het bonusplafond van 20%.

Tevens is voor personen die hoofdzakelijk werkzaam zijn buiten Nederland een afwijkende regeling opgenomen. Voor personen die zijn werkzaamheden in hoofdzaak ( voor ten minste 50%) buiten Nederland, maar binnen de EU, uitvoeren, geldt een bonusplafond van 100%.133 Ten aanzien van

personen die in hoofdzaak buiten de EU werkzaam zijn, kan het plafond verhoogd worden tot 200%. Hiervoor dienen de aandeelhouders, eigenaren of leden van de financiële onderneming goedkeuring te verlenen.134 Aanvullend dient de onderneming de 'bevoegde autoriteit' onverwijld op de hoogte

132 Van de Bult 2014, p. 253. Er wordt verwezen naar de Consultatie Memorie van Toelichting, p. 23. Bij de

berekening dient de procentuele factor per individu te worden opgeteld en gedeeld te worden door het aantal medewerkers binnen deze categorie. In bovengenoemd geval: (09 x 5%) + (10 x 155%) / 100= 20%.

133 Art. 1:121 lid 3 en 4. Zie de Memorie van Toelichting, p. 36. Consultatie Memorie van Toelichting, p. 23. 134 Memorie van Toelichting, p. 37. Consultatie Memorie van Toelichting, p. 23. Verwezen wordt naar de

vereisten van art. 94, eerste lid, onderdeel g, onder ii van de CRD IV.

39

te stellen van het besluit om een hoger percentage vast te stellen. Deze informatie wordt door de autoriteit doorgegeven aan de EBA. Uit de memorie van toelichting blijkt dat in dit kader de

toezichthouder wordt bedoeld die het toezicht uitoefent op de naleving van de regels van hoofdstuk 1.7.135

Daarnaast geldt een uitzondering voor een moedermaatschappij met een internationaal karakter. Indien over ten minste drie losse jaren, niet noodzakelijk opvolgend, in een periode van vijf jaar ten minste 75% van het totaal aantal werknemers van een groep in hoofdzaak werkzaam is buiten Nederland, dan kan een variabele beloning van 100% worden toegekend.136 Deze bepaling geldt

uitsluitend voor de personen die werkzaam zijn onder de moedermaatschappij.

Tot slot zijn beleggingsondernemingen die voor eigen rekening en risico handelen uitgezonderd van het bonusplafond, aangezien zij hun eigen verliezen dragen en niet over klanten beschikken.137 In dit

kader spelen externe prikkels dan ook geen rol. Daarnaast vallen beheerders van

beleggingsinstellingen en beheerders van instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe’s) niet onder het bonusplafond.138 In de toelichting wordt erop gewezen dat Nederland zich zal

inzetten voor een bonusplafond voor deze beheerders om zo een doeltreffende maatregel en een gelijk speelveld binnen Europa te creëren.139