• No results found

I. LITERATUURSTUDIE

5. Mogelijke gevolgen van pestgedrag

5.3. Psychologische en psychosociale gevolgen

Pesterijen kunnen een ernstige negatieve impact teweegbrengen op het emotioneel en sociaal functioneren van het slachtoffer vermits zij de ontwikkeling van psychologische en sociale moeilijkheden in de hand werken185. Die psychologische en psychosociale gevolgen staan centraal in

deze paragraaf. Het begrip psychologisch behelst iemands emotionele toestand en zelfbeeld; de term

psychosociaal verwijst naar de interactie tussen de psychische aspecten van een individu en de sociale

aspecten van een maatschappij. Beide begrippen hangen samen en kunnen niet steeds strikt van elkaar worden onderscheiden186. Daarom behandelen we de onderstaande aspecten onder de gezamenlijke noemer ‘psychologische en psychosociale gevolgen’. Onderstaande subparagrafen gaan kort in op de belangrijkste psychosociale effecten waartoe slachtofferschap van pestgedrag aanleiding kan geven.

5.3.1. Angst

Heel wat studies inzake klassiek pesten kwamen tot de vaststelling dat slachtofferschap gerelateerd is aan gevoelens van angst187. Cohortenonderzoek bevestigde dit en wees expliciet op de causale relatie uitgaande van blootstelling aan pesterijen, met angstaandoeningen tot gevolg.

Niettegenstaande sommigen beweren dat angst slachtofferschap van pesterijen in de hand werkt en zodoende een oorzaak vormt van slachtofferschap, weerlegde longitudinaal onderzoek deze stelling188.

Sommige studies wezen uit dat de relatie tussen angst en slachtofferschap meer significant is voor meisjes dan jongens; andere studies vonden geen verschil. Pesters vertonen doorgaans evenveel of

183 GINI, G. en POZZOLI, T., l.c., 1059; MA, X. et al., l.c., 251 en 264; RASKAUSKAS, J. en STOLTZ, A. D., l.c., 564;

PERREN, S. et al., l.c., 2.

184 GRADINGER, P. et al., l.c., 205; GINI, G. en POZZOLI, T., l.c., 1063; ESPELAGE, D. L. et al., l.c., 148; WANG, J. et

al., l.c., 415; YBARRA, M. L. en MITCHELL, K. J., l.c., 1309 en 1313; SMITH, P. K. et al., l.c., 383; GRIFFIN, R. S. en

GROSS, A. M., l.c., 387; FORERO, R. et al., l.c., 344.

185 DEWULF, M. en STILHART, C., ‘Le vécu des victimes de harcèlement scolaire’, Médecine Thérapeutique Pédiatrie,

2005, volume 8, nr. 2, 98; GRIFFIN, R. S. en GROSS, A. M., l.c., 386; GINI, G. en POZZOLI, T., l.c., 1059; RASKAUSKAS, J. en STOLTZ, A. D., l.c., 564 en 566; PERREN, S. et al., l.c., 2.

186 NEWMAN, B. M. en NEWMAN, P. R., o.c., 6, 13 en 54.

187 KRAHÉ, B., o.c., 126; SALMON, G. et al., l.c., 925; GRIFFIN, R. S. en GROSS, A. M., l.c., 386 en 390; ESPELAGE, D.

L. en SWEARER, S. M., l.c., 373; CRAIG, W. M., l.c., 129.

zelfs minder angst dan hun leeftijdsgenoten die niet betrokken zijn bij pestgedrag189. Naar de relatie tussen angst en cyberslachtofferschap werd nog niet veel onderzoek verricht. Niettemin kwam uit een Zweedse studie naar voren dat cyberslachtofferschap ernstigere negatieve effecten inzake sociale angst met zich meebrengt, in vergelijking met klassieke pesterijen190.

5.3.2. Stress

Uit cross-sectioneel onderzoek naar klassiek en elektronisch pesten blijkt slachtofferschap van pestgedrag een belangrijke bron van stress te vormen. Dit uit zich onder meer in het voortdurend denken aan de incidenten, zich nerveus voelen en prikkelbaar zijn. Kaltiala-Heino et al. (1999) stelden dat het stressvolle karakter van pesterijen benadrukt wordt doordat ook niet-depressieve slachtoffers suïcidale ideatie vertonen191.

5.3.3. Depressiviteit

Eerder cross-sectioneel onderzoek inzake klassiek pesten wees consequent uit dat slachtoffers meer depressieve symptomen vertonen dan kinderen die niet betrokken zijn bij pestgedrag192.

Verscheidene longitudinale studies bevestigden dat frequente blootstelling aan pesterijen leidt tot depressiviteit. Slachtofferschap van pestgedrag vormt aldus een belangrijke causale factor in de

ontwikkeling van depressies. Bovendien weerlegde cohortenonderzoek expliciet de hypothese dat

depressieve symptomen aanleiding zouden geven tot slachtofferschap193. Sommige studies stellen vast

dat gepeste meisjes hogere depressieniveaus vertonen dan gepeste jongens, doch hierover bestaat geen eensgezindheid194. Een belangrijke kanttekening betreft het feit dat we depressieve symptomen niet

enkel terugvinden bij slachtoffers van pesterijen. Uit onderzoek blijkt immers dat ook pesters frequent te lijden hebben onder een depressie195. Wat betreft klassiek pesten vertonen pester/slachtoffers

doorgaans de meeste depressieve symptomen, gevolgd door slachtoffers en dan door pesters196. Er is

echter nog maar weinig geweten over hoe het niveau van depressiviteit verschilt tussen cyberpesters, cyberslachtoffers en cyberpester/slachtoffers. Zoals reeds vermeld wordt gesuggereerd dat cyberslachtoffers een grotere psychologische impact zouden ervaren dan klassieke slachtoffers. De studie van Perren et al. (2010) vond hiervoor bevestiging en wees uit dat cyberslachtoffers significant

189 SALMON, G., JAMES, A. en SMITH, D. M., ‘Bullying in schools: self reported anxiety, depression, and self esteem in

secondary school children’, British Medical Journal, 1998, volume 317, nr. 7163, 925; GRIFFIN, R. S. en GROSS, A. M.,

l.c., 385 en 390; MA, X. et al., l.c., 251.

190 PERREN, S. et al., l.c., 2.

191 MITCHELL, K. J., YBARRA, M. en FINKELHOR, D., ‘The relative importance of online victimization in understanding

depression, delinquency, and substance use’, Child Maltreatment, 2007, volume 12, nr. 4, 314-324; RASKAUSKAS, J. en STOLTZ, A. D., l.c., 565-566; VANDEBOSCH, H. et al., o.c., 158-160; KALTIALA-HEINO, R. et al., l.c., 350.

192 GRIFFIN, R. S. en GROSS, A. M., l.c., 386; RASKAUSKAS, J. en STOLTZ, A. D., l.c., 571. 193 SRABSTEIN, J. C., l.c., 59; PERREN, S. et al., l.c., 2; BOND, L. et al., l.c., 480-483.

194 ESPELAGE, D. L. en SWEARER, S. M., l.c., 373; CRAIG, W. M., l.c., 127; GRIFFIN, R. S. en GROSS, A. M., l.c., 390;

PERREN, S. et al., l.c., 6.

195 DAKE, J. A. et al., l.c., 174; SALMON, G. et al., l.c., 925; GRIFFIN, R. S. en GROSS, A. M., l.c., 385 en 390;

ESPELAGE, D. L. en SWEARER, S. M., l.c., 373.

hogere niveaus van depressiviteit vertoonden, zelfs nadat gecontroleerd werd voor betrokkenheid bij traditioneel pesten197.

5.3.4. Suïcidaliteit

Slachtofferschap van pesterijen verhoogt het risico op suïcidale ideatie, wat verwijst naar het hebben van suïcidale gedachten. Dit is bovendien ook het geval bij slachtoffers die niet depressief zijn. Adolescenten die worden gepest overwegen vaker dan andere jongeren om een einde aan hun leven te maken en ondernemen vaker zelfmoordpogingen198. In het geval van digitaal pesten werd deze link in

de literatuur echter voornamelijk beschreven op basis van anekdotisch materiaal199. Naast slachtoffers

vertonen ook pesters en pester/slachtoffers een verhoogd risico op suïcidale ideatie en zelfdoding200.

5.3.5. Hopeloosheid

Hopeloosheid gaat vaak vooraf aan depressie en suïcidale gedachten, en verwijst naar het hebben van negatieve verwachtingen ten opzichte van zichzelf en de toekomst. Hopeloosheid wordt ervaren wanneer men externe gebeurtenissen als oncontroleerbaar beschouwt. Hierdoor gelooft men dat het eigen gedrag geen invloed uitoefent op gebeurtenissen die men ervaart. Op die manier kunnen we de link met de externe locus of control leggen. De locus of control verwijst naar de mate van het gevoel vat te hebben op het eigen leven. In tegenstelling tot personen met een sterke interne locus of control hebben personen met een sterke externe locus het gevoel geen vat te hebben over het eigen leven. Zij geloven dat gebeurtenissen worden gecontroleerd door externe krachten, buiten henzelf om201. Eerder onderzoek wees uit dat slachtoffers van pestgedrag meer hopeloosheid en een sterkere externe locus of control ervaren dan anderen. Hierbij speelt het machtsonevenwicht eigen aan

pestgedrag een belangrijke rol202. Tot slot suggereert kwalitatief onderzoek dat cyberslachtofferschap

een sterker gevoel van hopeloosheid teweegbrengt in vergelijking met traditioneel pesten203.

5.3.6. Eigenwaarde of zelfbeeld

Slachtofferschap van pesterijen kan een negatieve impact hebben op iemands gevoel van eigenwaarde. Relaties met leeftijdsgenoten spelen immers een cruciale rol in de emotionele en sociale ontwikkeling van jongeren. Positieve relaties helpen adolescenten in de vorming van een positieve

197 WANG, J. et al., l.c., 415; PERREN, S. et al., l.c., 1 en 8.

198 BRUNSTEIN KLOMEK, A., MARROCCO, F., KLEINMAN, M., SCHONFELD, I. S. en GOULD, M. S., ‘Bullying,

depression, and suicidality in adolescents’, Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 2007, volume 46, nr. 1, 40 en 47; MILLER, A. L. et al., o.c., 9; KALTIALA-HEINO, R. et al., l.c., 350; KOWALSKI, R. M. et al.,

o.c., 26; SANSONE, R. A. en SANSONE, L. A., l.c., 63; CRAIG, W. M., l.c., 129.

199 RASKAUSKAS, J. en STOLTZ, A. D., l.c., 566.

200 KALTIALA-HEINO, R. et al., l.c., 348 en 350; PERREN, S. et al., l.c., 2; ESPELAGE, D. L. en SWEARER, S. M., l.c.,

373; BRUNSTEIN KLOMEK, A. et al., l.c., 47.

201 Bullying in American schools: a social-ecological perspective on prevention and intervention, ESPELAGE, D. L. en

SWEARER, S. M., (eds.), Mahwah – New Jersey, Lawrence Erlbaum Associates, 2004, 66-67.

202 KÖSZEGHY, A., l.c., 258-261. 203 PERREN, S. et al., l.c., 2.

identiteit. Negatieve relaties, die tot stand komen door het pestgebeuren, kunnen het gevoel van

eigenwaarde echter grondig aantasten. De meeste van deze bevindingen vloeien voort uit onderzoek

naar klassiek pesten, doch ook cyberslachtoffers blijken een lager zelfbeeld te hebben dan hun leeftijdsgenoten204. Pesters vertonen inzake zelfbeeld doorgaans een vergelijkbare score als studenten

die niet betrokken zijn bij pesterijen, in sommige gevallen rapporteren ze zelfs een hoger zelfbeeld205.

5.3.7. Eenzaamheid en sociaal functioneren

Slachtofferschap van pesterijen is gerelateerd aan eenzaamheid. De causale relatie uitgaande

van slachtofferschap met gevoelens van eenzaamheid tot gevolg werd bevestigd door longitudinaal

onderzoek. Wat betreft het sociaal functioneren kan ook sprake zijn van sociale teruggetrokkenheid. Hierbij trekken slachtoffers zich terug uit sociale gelegenheden en plooien ze terug op zichzelf. Wanneer men wel in contact komt met anderen is vaak sprake van sociale onbehaaglijkheid, wat verwijst naar het ervaren van een ongemakkelijk gevoel bij het omgaan met mensen206.

Tot slot wijzen we erop dat de hierboven vermelde gevolgen vaak van heel lange duur zijn. Eerdere studies wezen uit dat klassiek pesten aanleiding kan geven tot langetermijneffecten die tot ver in de volwassenheid voortduren. Personen die in hun kindertijd werden gepest bleken als volwassene meer depressiviteit, angst, suïcidale ideatie, moeilijkheden in de omgang met anderen en een lager zelfbeeld te ervaren207.