• No results found

I. LITERATUURSTUDIE

4. Cyberpesten onder jongeren

4.4. Cyberpesten: wie speelt welke rol? Betrokken personen en hun rollen

Ook cyberpesten vindt plaats in een welbepaalde sociale context waar exclusieve pesters, exclusieve slachtoffers, pester/slachtoffers en de ruimere sociale omgeving deel van uitmaken. Achtereenvolgens gaan we in op voornoemde categorieën. Gezien de recente aard van het onderzoek naar cyberpesten is echter nog niet veel geweten over de typische kenmerken van deze betrokkenen. We kunnen dan ook slechts een beknopt overzicht geven van hetgeen hierover bekend is.

1) Exclusieve cyberpesters en hun kenmerken

Hoewel er veel speculatie is over de karakteristieken van cyberpesters, werden slechts weinig van deze kenmerken op basis van wetenschappelijk onderzoek bevestigd138. Niettemin kunnen we

melding maken van enkele typische karakteristieken. Zo suggereren Vlaamse studies dat de frequentie van cyberpesten hoger ligt in het technisch, beroeps- en kunstonderwijs dan in het algemeen secundair onderwijs. Lembrechts (2011) vond echter geen verschil naar studierichting, doch zij bestudeerde slechts één vorm van cyberpesten, namelijk pesterijen via foto’s139. Net zoals traditionele pesters lijken cyberpesters er voorts een slechtere relatie met hun zorgverstrekkers op na te houden in vergelijking met hun leeftijdsgenoten. Bovendien engageren ze zich vaker dan niet-pesters in delinquent gedrag en frequent middelengebruik140. Op basis van deze kenmerken lijken heel wat cyberpesters gelijkaardige

karakteristieken te vertonen als klassieke pesters. Naar de gelijkenissen en verschillen tussen beide dient echter verder onderzoek te worden verricht141. Verder blijkt uit eerdere studies dat cyberpesters

er heel wat uiteenlopende redenen op nahouden om over te gaan tot digitale pesterijen. Vooreerst is de drijfveer bij sommige adolescenten verveling. Zij stellen hun gedragingen eerder met het oog op plezier en entertainment dan vanuit de wens om het slachtoffer te kwetsen. Niettemin is het net de

136 VANDEBOSCH, H. et al., o.c., 39-40; KOWALSKI, R. M. et al., o.c., 48-49; FEINBERG, T. en ROBEY, N., l.c., 12;

CAMPBELL, M. A., l.c., 69; VANDEBOSCH, H. en VAN CLEEMPUT, K., l.c., 1352.

137 SMITH, P. K. et al., l.c., 377 en 384; LEMBRECHTS, L., l.c., 22. 138 KOWALSKI, R. M. et al., o.c., 57.

139 LEMBRECHTS, L., l.c., 24 en 32; VANDEBOSCH, H. et al., o.c., 184.

140 YBARRA, M. L. en MITCHELL, K. J., l.c., 1312; FEINBERG, T. en ROBEY, N., l.c., 11. 141 KOWALSKI, R. M. et al., o.c., 58-59.

vernedering van het slachtoffer die voor ‘het plezier’ zorgt. Daarnaast onderscheiden we degenen die uit zijn op macht. Zij lijken het meest op de typische klassieke pester, die ook gedreven wordt door het verlangen om controle en autoriteit uit te oefenen over anderen. Voorts blijkt vergelding een veelvuldig terugkerend motief. Deze cyberpesters zien zichzelf als iemand die uit is op gerechtigheid, door wraak te nemen voor pesterijen ten aanzien van zichzelf of anderen. Tot slot merken we op dat ook andere motieven een rol kunnen spelen, zoals aandacht en jaloezie142.

2) Exclusieve cyberslachtoffers en hun kenmerken

Vooreerst bemerken we dat cyberpesters hun slachtoffer veelal persoonlijk kennen. Eerdere studies wezen namelijk uit dat daders zich meestal richten op iemand die ze kennen vanuit hun conventionele omgeving in de ‘echte’ wereld143. Voorts maken cyberslachtoffers frequenter gebruik

van het internet dan niet-slachtoffers. Het hoeft niet te verbazen dat wie veel tijd doorbrengt op het internet een groter risico loopt op slachtofferschap van digitale pesterijen, gezien de methoden waarlangs cyberpesten plaatsgrijpt. Cyberslachtoffers ervaren doorgaans meer sociale angst en depressiviteit dan hun leeftijdsgenoten, evenals een lager gevoel van eigenwaarde. Daarnaast vertonen ze dikwijls gevoelens van frustratie, boosheid en verdriet, wat een gevolg kan zijn van het slachtofferschap144. Heel wat cyberslachtoffers komen bovendien ook in aanraking met traditionele

pesterijen. Dit komt aan bod in punt 4.5. Tot slot wijzen we op het significant verband tussen slachtoffer- en daderschap bij digitaal pesten, in die zin dat daders slachtoffers worden en omgekeerd. Vroeger slachtofferschap is immers een sterke voorspeller voor daderschap en vroeger daderschap voor slachtofferschap145.

3) De gecombineerde cyberpester/slachtoffers en hun kenmerken

Cyberpester/slachtoffers hebben dikwijls te lijden onder inconsistente opvoedingspraktijken en vertonen vaak allerlei probleemgedrag zoals alcoholmisbruik. Deze kenmerken delen zij aldus met cyberpesters. Daarnaast lijken zij de meest ernstige psychosociale aandoeningen te vertonen, meer dan exclusieve cyberpesters en exclusieve cyberslachtoffers. Zodoende ervaart deze groep zowel gedrags- als psychosociale problemen, een eigenschap die ze deelt met klassieke pester/slachtoffers146.

4) De sociale omgeving

Ook bij cyberpesten wordt de sociale context vervolledigd door de ruimere sociale omgeving die gevormd wordt door de personen die niet rechtstreeks betrokken zijn bij het pestgedrag doch het

142 KOWALSKI, R. M. et al., o.c., 59-61; FEINBERG, T. en ROBEY, N., l.c., 11. 143 YBARRA, M. L. en MITCHELL, K. J., l.c., 1311.

144 VANDEBOSCH, H. en VAN CLEEMPUT, K., l.c., 1357; KOWALSKI, R. M. et al., o.c., 83-85; SMITH, P. K. et al.,

l.c., 383; HINDUJA, S. en PATCHIN, J. W., l.c., 130; WALRAVE, M. en HEIRMAN, W., l.c., 69.

145 LEMBRECHTS, L., l.c., 21 en 23; WALRAVE, M. en HEIRMAN, W., l.c., 59 en 69. 146 YBARRA, M. L. en MITCHELL, K. J., l.c., 1312-1315.

gebeuren wel waarnemen en aldus weet hebben van de pesterijen. Eerder benadrukten we reeds dat dit publiek doorgaans ruimer is dan bij klassiek pesten147. Voor zover ons bekend werd naar het profiel

van deze categorie echter nog geen wetenschappelijk onderzoek verricht. Niettemin suggereert de literatuur dat de reactie van online bijstaanders zou kunnen verschillen van deze in klassieke pestsituaties. Veelal durft men bij klassiek pesten niet in te grijpen uit angst voor represailles. Dit zou minder spelen in de online wereld omdat de kans op negatieve gevolgen voor bijstaanders kleiner is door de mogelijkheid tot anonimiteit.Hierdoor kan er meer steun zijn voor het slachtoffer, doch dit is slechts een hypothese148.