• No results found

De drie categorieën betrokkenen bij traditioneel pesten en hun psychosociaal welzijn

II. ONDERZOEK

4. Resultaten verkennend onderzoek

4.4. De drie categorieën betrokkenen bij pestgedrag en hun psychosociaal welzijn

4.4.1. De drie categorieën betrokkenen bij traditioneel pesten en hun psychosociaal welzijn

4.4.1. De drie categorieën betrokkenen bij traditioneel pesten en hun psychosociaal welzijn

Vooreerst bestuderen we het psychosociaal welzijn van de voornoemde categorieën inzake traditioneel pesten. De literatuurstudie suggereerde immers dat pester/slachtoffers de meeste problemen ervaren inzake psychosociaal welzijn, gevolgd door exclusieve slachtoffers. Van alle betrokkenen bij pestgedrag zouden exclusieve pesters de minste psychosociale problemen vertonen309.

Dit zullen we onderzoeken op basis van de gegevens uit onderstaande tabel 34, die de scores van de bestudeerde groepen inzake eigenwaarde, angst, depressie en hopeloosheid weergeeft. Ook hier gebeurt dit aan de hand van de onderverdeling in zeer lage score – lage score – hoge score – zeer hoge score. Tabel 35 vermeldt telkens de sterkte van de correlatie tussen de categorieën betrokkenen en de psychosociale kenmerken.

Legende: Zeer laag: score < - 1 standaardafwijking

Laag: score tussen - 1 standaardafwijking en gemiddelde Hoog: score tussen gemiddelde en + 1 standaardafwijking Zeer hoog: score > + 1 standaardafwijking

Tabel 34: Psychosociaal welzijn van de onderscheiden categorieën bij traditioneel pesten

Procent (absoluut aantal tussen haakjes)

Zeer laag Laag Hoog Zeer hoog

Eigenwaarde

Exclusieve traditionele slachtoffers 34.2 (41) 36.7 (44) 22.5 (27) 6.7 (8)

Exclusieve traditionele pesters 9.2 (13) 31.0 (44) 40.8 (58) 19.0 (27)

Traditionele pester/slachtoffers 35.3 (30) 37.6 (32) 18.8 (16) 8.2 (7)

Noch pester noch slachtoffer 10.8 (55) 27.1 (138) 41.0 (209) 21.2 (108)

Angst

Exclusieve traditionele slachtoffers 4.8 (6) 33.6 (42) 35.2 (44) 26.4 (33)

Exclusieve traditionele pesters 13.4 (19) 45.1 (64) 26.8 (38) 14.8 (21)

Traditionele pester/slachtoffers 4.8 (4) 25.3 (21) 26.5 (22) 43.4 (36)

Noch pester noch slachtoffer 16.6 (84) 48.2 (244) 24.5 (124) 10.7 (54) Depressie

Exclusieve traditionele slachtoffers 6.3 (8) 32.0 (41) 28.9 (37) 32.8 (42)

Exclusieve traditionele pesters 13.2 (19) 34.7 (50) 31.3 (45) 20.8 (30)

Traditionele pester/slachtoffers 2.4 (2) 17.1 (14) 39.0 (32) 41.5 (34)

Noch pester noch slachtoffer 20.9 (107) 45.2 (232) 24.6 (126) 9.4 (48)

Hopeloosheid

Exclusieve traditionele slachtoffers 3.3 (4) 33.6 (41) 38.5 (47) 24.6 (30)

Exclusieve traditionele pesters 15.4 (21) 44.9 (61) 30.1 (41) 9.6 (13)

Traditionele pester/slachtoffers 13.8 (11) 25.0 (20) 36.3 (29) 25.0 (20)

Noch pester noch slachtoffer 13.4 (66) 44.9 (221) 35.0 (172) 6.7 (33)

Tabel 35: Correlaties psychosociale kenmerken en de verschillende categorieën bij traditioneel pestgedrag

Eigenwaarde Exclusieve traditionele slachtoffers Exclusieve traditionele pesters Traditionele pester/slachtoffers Noch pester noch slachtoffer

-0.386*** 0.107* -0.400***

0.281*** Angst Exclusieve traditionele slachtoffers

Exclusieve traditionele pesters Traditionele pester/slachtoffers Noch pester noch slachtoffer

0.323*** -0.020 (p = 0.725)

0.434*** -0.315*** Depressie Exclusieve traditionele slachtoffers

Exclusieve traditionele pesters Traditionele pester/slachtoffers Noch pester noch slachtoffer

0.328*** 0.087 (p = 0.126)

0.514*** -0.406*** Hopeloosheid Exclusieve traditionele slachtoffers

Exclusieve traditionele pesters Traditionele pester/slachtoffers Noch pester noch slachtoffer

0.328*** -0.103 (p = 0.081)

0.229** -0.196*** * Statistisch significant op het niveau p < 0.05

** Statistisch significant op het niveau p < 0.01 *** Statistisch significant op het niveau p < 0.001

Vooreerst stellen we vast dat exclusieve slachtoffers en pester/slachtoffers het meest frequent een laag zelfbeeld ervaren: respectievelijk 34.2 % en 35.3 % vertoont een zeer lage eigenwaarde; 36.7 % en 37.6 % een lage eigenwaarde. Deze scores liggen veel hoger dan kinderen die noch pester noch slachtoffer zijn (nl. resp. 10.8 % en 27.1 %). Er bestaat dan ook een negatief verband tussen

eigenwaarde en exclusief slachtofferschap (-0.386), evenals met pester/slachtofferschap (-0.400). Exclusieve pesters vertonen een gelijkaardig zelfbeeld als de studenten die niet betrokken zijn bij klassiek pesten. Er bestaat dan ook geen verband (0.107) tussen traditioneel pesterschap en gevoel van eigenwaarde. Wat betreft gevoelens van angst, constateren we dat exclusieve slachtoffers en pester/slachtoffers significant vaker een zeer hoge of hoge mate van angst ervaren (resp. 26.4 % en 35.2 % bij exclusief slachtofferschap; 43.4 % en 26.5 % bij pester/slachtofferschap). Beide categorieën vertonen dan ook een positief verband met angstgevoelens. Dit verband is overigens sterker voor pester/slachtofferschap (0.434) dan exclusief slachtofferschap (0.323). Met pesterschap bestaat geen verband (-0.020), niettemin pesters iets vaker dan niet betrokken studenten een zeer hoge of hoge mate van angst vertonen (resp. 14.8 % tegenover 10.7 % en 26.8 % tegenover 24.5 %). Daarnaast stellen we een zeer sterk positief verband (0.514) vast tussen depressiviteit en pester/slachtofferschap. Een heel groot aandeel van de traditionele dader/slachtoffers vertoont immers een zeer hoge mate (41.5 %) of hoge mate van depressiviteit (39.0 %). In totaal heeft dus ongeveer 8 op de 10 pester/slachtoffers te kampen met depressieve gevoelens. Depressiviteit correleert eveneens positief met exclusief slachtofferschap (0.328). Onder de exclusieve slachtoffers ervaart 32.8 % een zeer hoge mate van depressiviteit en 28.9 % een hoge mate. Met exclusief pesterschap werd geen verband (0.087) vastgesteld. Niettemin vertonen ook zij frequenter depressieve gevoelens dan kinderen die noch pester noch slachtoffer zijn (resp. 20.8 % tegenover 9.4 % inzake een hoge mate van depressiviteit en 31.3 % tegenover 24.6 % wat betreft een zeer hoge mate van depressiviteit). Het vierde en laatste onderzochte psychosociaal kenmerk betreft hopeloosheid. Hier stellen we een positief verband vast met exclusief slachtofferschap (0.328) en pester/slachtofferschap (0.229). De relatie met exclusief slachtofferschap is aldus sterker. Respectievelijk 24.6 % en 38.5 % van de exclusieve slachtoffers ervaart een zeer hoge of hoge mate van hopeloosheid. Onder de pester/slachtoffers bedraagt dit 25.0 % en 36.3 %. Deze scores liggen veel hoger dan deze van de niet betrokken studenten (resp. 6.7 % en 35.0 %). Pesters vertonen dienaangaande een gelijkaardige prevalentie als niet betrokken studenten (resp. 9.6 % en 30.1 %). Er bestaat dan ook geen verband (-0.103) tussen exclusief pesterschap en hopeloosheid.

Tot slot formuleren we het antwoord op deelvraag één: In welke mate vertonen de drie

categorieën betrokkenen bij traditioneel pestgedrag verschillen inzake psychosociaal welzijn?

Exclusief slachtofferschap en pester/slachtofferschap vergroten de kans op angst, depressiviteit en hopeloosheid, evenals op een laag gevoel van eigenwaarde. Wat betreft angst, depressiviteit en eigenwaarde ervaren pester/slachtoffers de meest ernstige problemen. De variabele hopeloosheid wijkt echter af van dit patroon: hier vertonen exclusieve slachtoffers een grotere psychosociale impact. In algemene zin kunnen we stellen dat van alle betrokkenen bij traditioneel pesten, pester/slachtoffers de

grootste impact ervaren inzake psychosociaal welzijn. In tweede orde volgen de exclusieve slachtoffers die evenzeer ernstige psychosociale problemen vertonen. De exclusieve daders vormen de

groep met de minste psychosociale aandoeningen. Zij hebben immers een gelijkaardig zelfbeeld als niet betrokken studenten, evenals eenzelfde mate van hopeloosheid. Pesters vertonen weliswaar meer angst en depressiviteit dan niet betrokken studenten, doch in veel mindere mate dan slachtoffers en pester/slachtoffers.

4.4.2. De drie categorieën betrokkenen bij cyberpesten en hun psychosociaal