• No results found

8.4.1

VISIE RUIMTE EN MOBILITEIT EN VERORDENING RUIMTE

Het ruimtelijke ordeningsbeleid van de Provincie Zuid-Holland is vastgelegd in de provinciale structuurvisie (Visie ruimte en mobiliteit; Provincie Zuid-Holland, 2014a). De Visie ruimte en mobiliteit bestaat uit

verschillende delen: De Visie ruimte en mobiliteit, het Programma mobiliteit, het Programma ruimte en de Verordening ruimte 2014.

De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. In de Verordening Ruimte zijn de kaders en

spelregels vastgesteld voor ontwikkelingen binnen de provincie. In veel gevallen gaan deze ontwikkelingen uit van anderen: bedrijven, particulieren, maatschappelijke organisaties en medeoverheden. De Provincie zelf investeert vooral in provinciale netwerken voor verkeer, recreatie en natuur.

71

De Provincie geeft middels de Visie ruimte en mobiliteit richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, waardeert de Provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. Het Oudeland van Strijen behoort tot de zogenaamde categorie 1 gebieden, dit zijn gebieden die in hoge mate bijdragen aan de identiteit, beleving en biodiversiteit van Zuid-Holland. Hiertoe behoren de gebieden met hoge en specifieke natuurwaarden (die zijn gebundeld in de EHS en Natura 2000) en de zogenaamde cultuurhistorische kroonjuwelen. Ontwikkelingen binnen en nabij deze gebieden, zijn alleen mogelijk voor zover ze bijdragen aan deze kwaliteit. De instandhouding en mogelijke verdere ontwikkeling van de aanwezige waarden heeft voorrang boven alle andere ontwikkelingen.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS) - Natuurnetwerk Nederland13

Artikel 2.3.4 van de Verordening Ruimte (Provincie Zuid-Holland, 2014b) geeft mede invulling aan de verplichting uit het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) om de planologische (of ruimtelijke) bescherming van de EHS vorm te geven bij provinciale verordening. Op de EHS is het ‘nee, tenzij’-regime van toepassing. Het ruimtelijk beleid van de Provincie Zuid-Holland voor de EHS is gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden14 van een gebied.

Afbeelding 31 Ligging Oudeland van Strijen binnen de EHS van Zuid-Holland. Bron: website Provincie Zuid-Holland, EHS kaart 2015.

De bescherming van deze waarden vindt plaats door toepassing van een specifiek afwegingskader: het zogenaamde 'nee, tenzij'-regime. Dat betekent dat nieuwe plannen en projecten niet zijn toegestaan als deze een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, tenzij daarmee een zwaarwegend belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval

13 In navolging van het Rijk hanteert de Provincie Zuid-Holland voor de EHS thans de term Natuurnetwerk Nederland.

In de wet heet dit nog echter steeds de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

14 De wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS zijn gekoppeld aan de natuurdoelen voor een gebied. Deze zijn te

vinden in het 'Natuurbeheerplan Zuid-Holland', het ‘Handboek Natuurdoeltypen’ (2002) en de aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000-gebieden.

72

moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden.

8.4.2

NATUURBEHEERPLAN 2016

In het Natuurbeheerplan 2016 van Zuid-Holland (Provincie Zuid-Holland, 2015) is voor de EHS/

Natuurnetwerk Nederland en het agrarisch gebied uitgewerkt waar welke (beheer)typen natuur dienen te worden gerealiseerd, welke beheervormen hiervoor geëigend zijn en welke subsidievormen voor het beheer beschikbaar zijn. Het natuurbeheerplan vormt een belangrijk instrument voor de uitvoering van het natuur- en landschapsbeleid van de Provincie Zuid-Holland en vooral voor het realiseren van goede natuurkwaliteit (of biodiversiteit) in de EHS en het agrarisch gebied.

Het natuurbeheerplan is het inhoudelijke toetsingskader voor het subsidiestelsel voor natuur- en landschapsbeheer. Voor Oudeland van Strijen zijn de volgende natuurbeheertypen bepaald (zie Afbeelding 32):  N05.01 Moeras;  N13.01 Vochtig weidevogelgrasland;  N14.02 Hoog- en laagveenbos;  N14.03 Haagbeuken- en essenbos;  N17.04 Eendenkooi;

Afbeelding 32 Natuurbeheertypen EHS in Oudeland van Strijen. Bron: website Provincie Zuid-Holland, Natuurbeheerplan kaart 2016.

Voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer onderscheidt de Provincie Zuid-Holland vanaf 2016 de typering open grasland, open akkerland, droge dooradering en natte dooradering, als de vier agrarische natuurtypen van de Index Natuur en Landschap 2016. In het Natuurbeheerplan zijn de vier agrarische natuurtypen als leefgebied aangeduid. Elk leefgebied legt de grens vast waarbinnen het mogelijk is om subsidie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer aan te vragen.

Het agrarisch gebied binnen het Oudeland van Strijen is (grotendeels) aangewezen als leefgebied water, leefgebied droge dooradering en leefgebied open Akkerland. Het zuidwestelijke deel van het agrarisch

73

gebied is tevens aangewezen als leefgebied open grasland. Binnen elk van deze leefgebieden zijn verschillende agrarische beheertypen mogelijk.

8.4.3

GANZENBELEIDSKADER

Het Ganzenbeleidskader Zuid-Holland (2015) vormt het provinciaal ganzenbeleid van de provincie Zuid- Holland. Dit nieuwe ganzenbeleidskader was nodig, nadat eind 2013 onvoldoende draagvlak bleek te zijn voor het landelijke Ganzenakkoord dat in 2012 was gesloten tussen de landelijke agrarische- en

natuurpartijen (G7) en de gezamenlijke provincies. Het ganzenbeleid is gezamenlijk opgesteld met de Faunabeheereenheid Zuid-Holland. Het ganzenbeleidskader heeft een looptijd die gelijk is aan de looptijd van het Faunabeheerplan Ganzen, dus tot (minimaal) eind 2020.

Beheer en schadebestrijding van ganzen dient in de provincie Zuid-Holland plaats te vinden conform het ganzenbeleidskader. De uitgangspunten en maatregelen voor het beheer van de ganzenpopulatie zijn vastgelegd in het Faunabeheerplan Ganzen. Dit faunabeheerplan (met een looptijd tot eind 2020) is de grondslag voor het verlenen van (een) ontheffing(en) voor beheer en schadebestrijding van ganzen en moet voldoen aan de kaders van het provinciale beleid. Het met de Faunabeheereenheid Zuid-Holland overeengekomen beleidskader vormt het uitgangspunt voor de concrete uitwerking in het

Faunabeheerplan. Hierna volgen de belangrijkste randvoorwaarden die in het kader van het beleidskader aan de beheer- en schadebestrijding van ganzen in Zuid-Holland (Zuid) zijn gesteld:

 In de winterperiode (van 1 november tot 15 februari) mogen in de toekomst op percelen met kwetsbare gewassen overwinterende grauwe gans en kolgans worden verjaagd met de hulp van ondersteunend afschot met een ontheffing van de Flora- en faunawet. Op percelen met oogstresten, groenbemesters zullen overwinterende grauwe ganzen en kolganzen niet met ondersteunend afschot worden verjaagd. Op percelen met overjarig grasland zullen overwinterende ganzen niet worden verjaagd met

ondersteunend afschot. Verjagen en afschot van ganzen is alleen van toepassing buiten rustgebieden. Binnen rustgebieden geldt de winterrust en mag geen beheer en schadebestrijding plaatsvinden. Gedeputeerde Staten kunnen rustgebieden ruimtelijk begrenzen ten behoeve van de rust voor trekganzen voor een bepaalde periode. Rustgebieden zijn van kracht in de periode 1 november tot en met 31 maart (in rustgebieden met een belangrijk aandeel van de brandganzen wordt de periode verlengd tot 1 mei). Het betreft rustgebieden voor de grauwe gans en de kolgans.

 In de zomerperiode (van 15 februari tot 1 november) worden alleen maatregelen uitgevoerd die worden voorgedragen door de Faunabeheereenheid Zuid-Holland. Deze maatregelen zijn uitsluitend gericht zijn op bestrijding van standganzen15 en vinden in de praktijk plaats door afschot van

(koppelvormende) ganzen en vernietiging van legsels.

 Aanvullend wordt (indien noodzakelijk) het schieten van koppelvormende grauwe ganzen in februari (dus in de winterperiode), daar waar dat effectief is, mogelijk gemaakt. Ook kan worden toegestaan dat in de winterperiode populaties standganzen (grauwe ganzen en brandganzen) die niet gemengd zijn met trekganzen kunnen worden gedood indien de overwinterende ganzen niet worden verstoord. Daarnaast blijven de bepalingen van de Natuurbeschermingswet onverminderd van kracht.

Beheer en schadebestrijding van ganzen en smienten in de afgelopen jaren

In het kader van beheer en schadebestrijding vindt binnen de provincie Zuid-Holland afschot van ganzen en (tot voor kort ook) smienten16 plaats. Tabel 4 geeft een overzicht van het aantal ganzen en smienten

15 Standganzen zijn de grauwe gans, brandgans en (een kleine populatie) kolgans die jaar rond in Nederland

verblijven. Exoten ( Nijlgans, Canadese gans, Indische gans, gedomesticeerde gans (soepgans) en hybriden) worden ook hiertoe gerekend.

74

dat in de afgelopen jaren in de provincie Zuid-Holland in de periode 1 oktober – 31 maart is geschoten. Daarbij is specifiek ook het aantal geschoten ganzen en smienten in de Hoeksche Waard vermeld.

Tabel 4 Jaarlijkse afschot aantal brandganzen, kolganzen en smienten in de periode 1 oktober – 31 maart voor de jaren 2011 - 2013 (bron: Provincie Zuid-Holland).

Soort Afschot Hoeksche Waard Afschot Provincie Zuid-Holland

2011 2012 2013 2011 2012 2013

Brandgans 0 74 354 0 385 1.380

Kolgans 188 514 254 3359 5.651 4.138

Smient 102 180 80 4.484 6.685 4.222

Gezien de aantallen ganzen die jaarlijks worden geschoten in het kader van beheer en schadebestrijding en de ongunstige staat van instandhouding van de kolgans in het Oudeland van Strijen kan worden geconcludeerd dat er enige spanning is tussen het provinciale ganzenbeleid en het instandhoudingsdoel voor de kolgans in het Oudeland van Strijen. Afschot van kolganzen buiten het Oudeland van Strijen kan, wanneer dit in de directe omgeving (Hoeksche Waard) plaatsvindt, mogelijk doorwerken op het aantal vogels binnen het Oudeland van Strijen. In welke mate afschot van invloed is op het huidige aantal kolganzen binnen het Oudeland van Strijen is onduidelijk. Tot voor kort gold dit knelpunt ook voor de smient: voor beheer en schadebestrijding van de smient is momenteel (anno 2015) geen ontheffing meer verleend.

Beleidskader Faunabeheer

Sinds september 2014 is de uitvoering van het Beleidskader Faunabeheer gestopt, waardoor de destijds ingestelde foerageergebieden voor ganzen zijn komen te vervallen. Het Oudeland van Strijen was ook een van de ingestelde foerageergebieden. In het kader van het Beleidskader Faunabeheer konden agrariërs binnen de aangewezen rustgebieden gebruik aanspraak maken op subsidie uit de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN). Om voor deze subsidie in aanmerking te komen dienden de betrokken agrariërs aan bepaalde voorwaarden te doen en verrichte zij ‘diensten’ voor de betreffende ganzen. Daarnaast werd ook de geleden schade, aangericht door ganzen, volgens de regels van het Faunafonds vergoed.

Met het vervallen van het Beleidskader Faunabeheer kunnen de agrariërs alleen nog aanspraak maken op de gangbare vergoedingen van het Faunafonds. De agrariërs hoeven nu echter geen ‘diensten’ meer te bieden aan de ganzen. In de winterperiode is het in het Oudeland van Strijen niet toegestaan preventieve middelen in te zetten. Hier staat tegenover dat schade in de winterperiode kan worden vergoed in het kader van het Faunavonds. Voor het indienen van een verzoekschrift bij het Faunafonds wordt een behandelbedrag van € 300,- geheven, daarnaast geldt een eigen risico. Het eigen risico is gesteld op vijf procent van de geleden schade met een minimum van € 250,00 per bedrijf per meldingsjaar17. Bedragen lager dan € 50,- worden niet uitbetaald18. In de zomerperiode dienen preventieve middelen, daar waar mogelijk, wel te worden toegepast.

17 NB: Met ingang van 1-1-2017 wordt de Beleidsregel uitvoering wet natuurbescherming Zuid-Holland van kracht.

Deze beleidsregel voorziet onder bepaalde voorwaarden in een tegemoetkoming voor behandelbedrag en eigen risico. Zie ook de nota van beantwoording onder G1 en www.zuid-holland.nl

18 Voor meer informatie over de Unit Faunafonds en een verzoekschrift schadevergoeding wordt verwezen naar:

75

8.4.4

PROVINCIAAL WATERPLAN 2010 – 2015

Het Provinciaal Waterplan 2010 – 2015 (Provincie Zuid-Holland, 2009) gaat in op de kernopgaven van de Provincie op het gebied van integraal waterbeheer. Het Natura 2000-gebied Oudeland van Strijen is opgenomen in de TOP-lijst van de Provincie Zuid-Holland van verdroogde gebieden. Het gaat om twee hectare verdrogingsgevoelige natuur. In het Provinciale Waterplan is de ambitie opgenomen dat in 2015 de verdroging in alle TOP gebieden is opgelost.

De betreffende verdrogingsgevoelige natuur ligt vooral in het noordoosten van het gebied, langs de Lage Vliet en (versnipperd) op de restanten van de kreekruggen. Mogelijke oorzaken van de verdroging zijn een daling van de (bodem van de) omgeving en/ of het grondwaterpeil en een verslechtering van de

kwelsituatie als gevolg van het waterbeheer ten behoeve van de landbouw in het verleden.

In de gebiedsanalyse van het nieuwe peilbesluit (WSHD, 2015) zijn de voorkomende problemen wat betreft kwel en verdroging in het bemalingsgebied Overwater & de Oude Klem meegenomen. De uitkomsten van deze gebiedsanalyse vormen de basis voor het nieuwe peilbesluit (zie verder ook paragraaf 9.4.2). In het kader van het nieuwe peilbesluit wordt beoordeeld of er maatregelen getroffen kunnen en of dit financieel haalbaar is. De GGOR systematiek wordt gebruikt om te kijken wat de optimale grondwaterstand kan worden waarbij alle functies in het gebied zo optimaal mogelijk worden gefaciliteerd. Staatsbosbeheer is van plan om een aantal maatregelen uit te voeren ter verbetering van het waterbeheer in het reservaatgebied.

De kleisloten in het meest noordelijke deel van het reservaatgebied (dat begrensd wordt door de Lage Vliet en de Zuiddijk) zijn in het provinciaal waterplan aangewezen als ‘waterparel’. Dit zijn wateren die specifiek vanuit aquatisch ecologisch oogpunt (in potentie) waardevol zijn. De Provincie heeft de ambitie om deze wateren tegen achteruitgang te beschermen en waar mogelijk te verbeteren. Het grootste probleem in het bemalingsgebied Overwater, waartoe de waterparel behoort, is het op peil krijgen van een aantal peilgebieden. In het nieuwe peilbesluit wordt een aantal maatregelen opgenomen om deze

gebieden op peil te krijgen. Wanneer het peilbesluit is vastgesteld kunnen de maatregelen (bij akkoord) worden geeffectueerd. De verwachting is dat dit op zijn vroegst (bij akkoord van het peilbesluit) in 2017 gaat gebeuren.

8.4.5

NATIONAAL LANDSCHAP HOEKSCHE WAARD

De Hoeksche Waard is in de Nota Ruimte uit 2004 opgenomen als één van de 20 Nationale

Landschappen. Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 zijn de Nationale Landschappen geschrapt als nationale beleidscategorie. Ook in de provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte zijn niet langer beleidsopgaven en -regels opgenomen voor nationale landschappen.