• No results found

De toetsing van huidig gebruik is terug te brengen tot vier stappen. In Afbeelding 34 zijn deze stappen schematisch weergegeven. Hieronder worden ze nader toegelicht.

80 Afbeelding 34 Schema toetsing huidig gebruik.

De resultaten van de toetsing kunnen afwijken van die in het eerste beheerplan (Provincie Zuid-Holland, 2010). Dit heeft te maken met voortschrijdend inzicht in dosis-effectrelaties en met de ontwikkelingen in de aantallen van de doelsoorten in de afgelopen beheerplanperiode.

Te toetsen vormen van huidig gebruik

Onder huidig gebruik en beheer wordt verstaan al het gebruik en beheer dat ten tijde van het opstellen van het Natura 2000-beheerplan (peildatum 1 januari 2015) in en rond het Natura 2000-gebied Oudeland van Strijen plaatsvond.

Stap I: globale effectanalyse

In de globale effectanalyse is bekeken welke activiteiten van huidig gebruik een effect kunnen hebben op het behalen van de instandhoudingsdoelen. Hierbij zijn twee vragen van belang:

1. Is/zijn er theoretische relatie(s) tussen de activiteit en de natuurwaarde(n) met een ISHD? 2. Komen activiteit en natuurwaarde(n) in tijd en ruimte overeen?

Bij de eerste vraag is nagegaan of het huidige gebruik met een effect gepaard gaat (bijvoorbeeld geluid, licht etc.) dat nadelige gevolgen voor de natuurwaarde (verstoring) kan hebben. In geval van verstoring is hierbij de definitie gehanteerd zoals deze in de Uitwerking effectanalyse (Steunpunt Natura 2000, 2007) en de Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998 (Ministerie van LNV, 2005) is opgenomen: “Verstoring van een soort in een gebied treedt op wanneer uit populatiedynamische gegevens betreffende die soort in dat gebied blijkt dat de soort het gevaar loopt niet langer een levensvatbare component van de natuurlijke habitat te zullen zijn”. Wanneer deze relaties niet bestaan zijn effecten uitgesloten.

81

Indien er een theoretische relatie is, is het vervolgens de vraag of de activiteit en de natuurwaarde in tijd en ruimte (zelfde periode, zelfde locatie) overeenkomen. Wanneer dit niet het geval is, zijn effecten ook uitgesloten. Wanneer zich wel een overlap in tijd en ruimte voordoet, is de storingsfactor (verstoring, vermesting, verdroging etc.) benoemd.

Omdat drie van de vier aangewezen vogelsoorten in beginsel gebruik maken van het hele Oudeland van Strijen is er voor activiteiten vrijwel altijd een ruimtelijke overlap. Een significant negatief effect is in dat geval niet op voorhand uitgesloten en een nadere beoordeling is dan nodig. Sommige activiteiten zijn echter niet van invloed op de populaties van kolgans, brandgans en smient, maar wel op die van de dwerggans. De dwergganzen hebben slechts een beperkte verspreiding. In dat geval is van belang of de activiteiten een storende invloed hebben op de percelen waar de dwergganzen zich voornamelijk ophouden. Als dit het geval is, is eveneens een significant negatief effect niet op voorhand uitgesloten en is een nadere beoordeling nodig.

Omdat de vier aangewezen vogelsoorten alleen in de periode eind september tot eind maart aanwezig zijn is er niet altijd een overlap in de tijd. Wij zijn nagegaan of het huidige gebruik plaatsvindt in de periode dat de aangewezen vogelsoorten zich in het gebied bevinden. In dat geval is een significant negatief effect niet op voorhand uitgesloten en is een nadere beoordeling nodig.

Stap II: nadere effectanalyse

Bij de nadere effectanalyse is vervolgens nagegaan of de storingsfactoren dermate ernstig zijn dat een instandhoudingsdoel niet gehaald kan worden. Hiertoe is een nadere beschouwing van de effecten in relatie tot de instandhoudingsdoelen noodzakelijk. Waar mogelijk zijn de effecten gekwantificeerd. Indien dit niet mogelijk was, zijn de effecten kwalitatief beschreven.

Vervolgens hebben wij de gevolgen van de effecten beoordeeld. Bij de beoordeling is een onderscheid gemaakt tussen instandhoudingsdoelen gericht op behoud van het leefgebied en instandhoudingsdoelen gericht op uitbreiding en/ of kwaliteitsverbetering. Bij behoudsdoelstellingen is als richtlijn gehanteerd dat een beperkte afname en/ of verslechtering als niet significant wordt bestempeld. Bij uitbreiding- en/ of verbeterdoelstellingen is elke afname als mogelijk significant negatief beoordeeld. Per combinatie huidig gebruik, deelgebied en instandhoudingsdoel (dus effectbeoordeling van activiteit X in deelgebied Y op instandhoudingsdoel Z) leidt de effectbeoordeling daarmee tot één van de volgende conclusies: 1. geen effect;

2. wel effect(en);

a. significant negatieve gevolgen zijn uit te sluiten;

b. significant negatieve gevolgen zijn niet uit te sluiten / doen zich zeker voor; of 3. effect onbekend en significant negatieve gevolgen zijn niet uit te sluiten.

Huidig gebruik met totaal geen effect (conclusie 1) kan rechtstreeks in het Natura 2000-beheerplan worden opgenomen. Huidig gebruik met effecten maar uit te sluiten significante gevolgen (conclusie 2a) moet in de cumulatietoets worden betrokken (zie stap III). Voor huidig gebruik met niet uit te sluiten significant negatieve gevolgen (conclusie 2b) of onbekende effecten (conclusie 3) effecten moet een beoordeling op het niveau van een passende beoordeling uitgevoerd worden. Indien uit deze beoordeling blijkt dat significant negatieve gevolgen alsnog kunnen worden uitgesloten (al dan niet na mitigatie), kan het huidige gebruik (incl. mitigatie) de cumulatietoets in. Wanneer de effecten tijdens het beheerplanproces onbekend blijven (conclusie 3), dan blijft het betreffende gebruik buiten het beheerplan.

Stap III: cumulatie

Bij het bepalen of een bepaald gebruik significante gevolgen heeft, moet niet alleen naar de effecten van het afzonderlijke gebruik worden gekeken, maar juist naar het gebruik in onderlinge samenhang: gebruik

82

met (kleine) effecten dat samengevoegd (in cumulatie) wel significante gevolgen heeft voor de desbetreffende instandhoudingsdoel. Belangrijk hierbij is dat niet alleen negatieve effecten maar ook positieve effecten worden meegewogen.

Bij de toetsing van huidig gebruik zijn cumulatieve effecten in beeld gebracht conform de methodiek uit het Stappenplan Cumulatietoets (Steunpunt Natura 2000, 2009). In Bijlage 1 is dit stappenplan nader

beschreven. De verschillende effecten zijn gesommeerd op basis van een deskundigenoordeel, zoals dat ook in milieueffectrapportages gebruikelijk is.

Passende beoordeling

Een beheerplan heeft niet het karakter van een formele passende beoordeling. Een passende beoordeling is aan de orde als een vorm van gebruik valt in categorie 3, wanneer daarvoor een vergunning wordt aangevraagd.

9.3.1

INDELING IN CATEGORIEËN

Door het Steunpunt Natura 2000 i.s.m. ARCADIS (2008) zijn sectornotities (o.a. voor natuur, landbouw en recreatie) opgesteld waarin bestaande gebruiksvormen zijn beoordeeld. De sectornotities geven op generiek niveau en op hoofdlijnen zicht op hoe bestaande activiteiten behandeld gaan worden in de beheerplannen. De sectornotities hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld als hulpmiddel bij het opstellen van de beheerplannen en het sneller kunnen bieden van duidelijkheid aan de sectoren.

Op basis van de informatie uit deze sectornotities is een indeling van huidig gebruik over drie categorieën gemaakt. De uitgangspunten en voorwaarden voor de indeling van activiteiten in één of meerdere categorieën worden hieronder beschreven.

1) Gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen

Dit zijn bestaande gebruiksvormen waarvan vast staat dat ze geen negatieve effecten en daarmee geen gevolgen hebben op (het behalen van) de instandhoudingsdoelen. Dit geldt o.a. voor huidig gebruik waarvan de negatieve gevolgen in de huidige situatie al voldoende gemitigeerd zijn. Voor deze vormen van huidig gebruik hoeven geen wijzigingen of aanvullende mitigerende maatregelen plaats te vinden ten opzicht van regelingen en voorwaarden in de huidige situatie.

Reeds vergund gebruik: Militair laagvliegen

Gebruik waarvoor reeds een Nb-wetvergunning is verleend hoeft niet opnieuw beoordeeld te worden. Deze gebruiksvorm is immers al beoordeeld. Het Ministerie van Economische Zaken heeft in 2012 een Nbw-vergunning (kenmerk: DGNR-RRE/12315612) afgegeven waarmee het laag vliegen met militaire helikopters in en bij de beschermde natuurgebieden in de militaire laagvlieggebieden voor helikopters is vergund. In deze vergunning zijn de vliegactiviteiten getoetst en aan voorwaarden verbonden. Het Oudeland van Strijen maakt deel uit van het

laagvlieggebied LV20 Voorne-Putten/Hoeksche Waard. In het kader van het onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van deze vergunning is voor het Oudeland van Strijen reeds in het stadium van de Voortoets beoordeeld dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Oudeland van Strijen als gevolg van laagvliegen zijn uitgesloten (Foppen et al., 2009). Deze activiteit is derhalve ingedeeld in categorie 1: gebruiksvorm in het beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen.

2a) Gebruiksvormen in beheerplan met instandhoudingsmaatregelen

Dit zijn bestaande gebruiksvormen, die kunnen leiden tot (significant) negatieve gevolgen op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen, maar waarvoor is aangetoond dat de instandhoudingsmaatregelen voldoende zijn om behoud te garanderen en uitbreiding en verbetering niet onmogelijk te maken.

83

2b) Gebruiksvorm in beheerplan met wijzigingen/maatregelen

Dit zijn bestaande gebruiksvormen, die kunnen leiden tot significante negatieve gevolgen op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen en waarvoor wijzigingen of aanvullende mitigerende maatregelen nodig zijn. Een verslechtering of een verstoring kan worden gemitigeerd wanneer aan gebruiksvormen aanvullende voorwaarden worden verbonden, waardoor deze gebruiksvormen niet structureel inwerken op de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. Dit kunnen zijn: tijdelijkheid van de activiteiten,

ruimtelijke zonering, seizoen of vermindering van intensiteit van de activiteiten.

3) Gebruiksvorm niet in beheerplan: vergunningsprocedure

Dit zijn bestaande gebruiksvormen waarbij de (kans op) significante negatieve gevolgen op de instandhoudingsdoelen niet met algemene voorwaarden gemitigeerd kunnen worden. Deze activiteiten kunnen niet in het Natura 2000-beheerplan worden opgenomen en moeten de vergunningprocedure doorlopen.