• No results found

Hier volgt een korte weergave van het werkproces van de professionele schuldhulpverlening, gebaseerd op de  NEN‐norm voor schuldhulpverlening (NEN 8048).  In de bijlage van deze module vind je een uitgebreidere  weergave.  

In grote lijnen verloopt het werkproces van de professionele schuldhulpverlening als volgt: 

1. Aanmelding 

2. Intake en crisisinterventie 

3. Vaststellen van het VTLB en de beschikbare afloscapaciteit  4. Stabiliseren van de financiële huishouding 

5. Vaststellen van de schuldenlijst  

6. Vaststellen of een betalingsregeling mogelijk is of dat schuldbemiddelingstraject noodzakelijk is. 

6a.  100% betalingsregeling           of 

6b.  Uitvoeren van een schuldbemiddelingstraject 

a.  Een regeling op basis van vrijwillige deelname door schuldeisers (= minnelijke regeling)  b. Een regeling op basis van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) (=wettelijke 

regeling)  7. Nazorg 

 

Deze stappen worden hier kort toegelicht. 

1. AANMELDING 

Het proces start met de aanmelding door de cliënt (bv. onze hulpvrager). Per gemeente is verschillend hoe  betrokkene zich kan aanmelden: via de telefoon, via internet, aan de balie. De aanmelding wordt geregistreerd  en er wordt een gesprek gepland: het intakegesprek. 

In veel gemeenten wordt de client verzocht om allerlei documenten mee te brengen naar het gesprek  (loonstroken, overeenkomsten, bankafschriften, schulden, etc.). In andere gemeenten zal betrokkene tijdens  het gesprek te horen krijgen dat deze documenten binnen een bepaalde termijn moeten worden aangeleverd. 

Als Maatje kun je de hulpvrager helpen om de documenten te verzamelen en geordend aan te leveren. 

2. INTAKE EN CRISISINTERVENTIE 

Wanneer een aanvraag voor schuldhulpverlening wordt gedaan, start de behandeling van de aanvraag met het  intakeproces. Na een verzoek voor schuldhulpverlening moet binnen vier weken het eerste (intake)gesprek  plaatsvinden. Tijdens het intakeproces wordt informatie verzameld over de hulpvrager en over zijn financiële 

situatie. Ook wordt de zelfredzaamheid van de hulpvrager ingeschat. Met behulp van deze informatie wordt  beoordeeld of de hulpvrager toegelaten wordt tot de schuldhulpverlening. Het intakeproces eindigt met een  besluit van toelating of afwijzing. Let op: de toelatingscriteria kunnen per gemeente (of andere 

schuldhulporganisatie) verschillen!  

Tijdens het intakeproces toetst de schuldhulpverlener of er sprake is van een (dreigende) crisissituatie (big 5: 

huur/hypotheek, gas, elektra, water, zorgpremie) en zal, indien nodig en mogelijk, maatregelen nemen om de  crisis af te wenden (zie ook: Module 12 paragraaf Bijzondere schuldeisers: Crisis). Voor crisissituaties geldt een  maximale termijn van drie werkdagen voor het eerste gesprek. 

3. VASTSTELLEN VAN HET VTLB8 EN DE BESCHIKBARE AFLOSCAPACITEIT 

Het Vrij te laten bedrage (VTLB) is het deel van het inkomen dat een schuldenaar mag houden om zijn kosten  voor levensonderhoud te betalen. Alle inkomsten boven dit VTLB moet worden afgestaan om de schuldeisers  te betalen. Door het VTLB te berekenen wordt ook de beschikbare afloscapaciteit vastgesteld: 

Afloscapaciteit = inkomsten minus VTLB  4. STABILISEREN VAN DE FINANCIËLE HUISHOUDING 

Na toelating tot de schuldhulpverlening zal de schuldhulpverlener starten met het  stabiliseren, het in balans brengen, van de inkomsten en uitgaven. Dit is 

noodzakelijk om de schuldenpositie te bevriezen. Als de schulden blijven toenemen  is het niet mogelijk om een schuldregeling te treffen. Als er sprake is van 

problematische schulden zal de schuldhulpverlener bij het opstellen van een  budgetplan uitgaan van het Vrij te laten bedrag (VTLB8), zodat zo snel mogelijk de  afloscapaciteit wordt gereserveerd voor de schuldeisers. Veel 

schuldhulpverleningsorganisaties zullen adviseren (of eisen) dat een hulpvrager in  budgetbeheer wordt genomen of onder beschermingsbewind wordt geplaatst.  

5. VASTSTELLEN VAN DE SCHULDENLIJST  

Tijdens de stabilisatieperiode worden de schulden/schuldeisers geïnventariseerd. Zodra stabilisatie is bereikt,  zal de schuldhulpverlener een overzicht van de openstaande schulden (schuldenlijst) samenstellen. Daarvoor  schrijft de schuldhulpverlener alle schuldeisers aan om hun vordering op te geven, zodat er maximale  duidelijkheid is over de hoogte van de vorderingen. Dit is het begin van de schuldregeling. De 

 

8 Zie ook hieronder de paragraaf “Beslagvrije voet & Vrij te laten bedrag” 

schuldhulpverlener laat de schuldenlijst voor akkoord tekenen door de hulpvrager. Het totaal van alle schulden  is de totale schuldsom. 

6. VASTSTELLEN BETALINGSREGELING OF SCHULDBEMIDDELING (AFKOOPTRAJECT) 

Het uitvoeringstraject splitst zich hier in twee mogelijke richtingen. Zodra de totale schuldsom is vastgesteld,  beoordeelt de schuldhulpverlener of met de beschikbare afloscapaciteit binnen drie jaar alle schulden kunnen  worden afgelost. Als dit (ongeveer) mogelijk is dan zal gekozen worden voor een 100% betalingsregeling. Als de  totale schuldsom aanzienlijk hoger is dan de beschikbare afloscapaciteit dan wordt gekozen voor een 

schuldbemiddelingstraject (ook wel schuldsanering genoemd).  

6A. 100% BETALINGSREGELING 

Een 100% betalingsregeling is mogelijk als binnen een termijn van (ongeveer) drie jaar de volledige 

schuldenlast kan worden afbetaald. De schuldhulpverlener schrijft alle  schuldeisers aan en biedt hen een regeling aan voor het betalen van de  volledige vordering. Hij geeft daarbij aan welk bedrag per periode  (meestal per maand) zal worden voldaan en hoe lang de regeling loopt. 

De schuldhulpverlener houdt bij de verdeling van de beschikbare  afloscapaciteit zoveel mogelijk rekening met het gelijkheidsbeginsel9

6B. UITVOEREN VAN EEN SCHULDBEMIDDELINGSTRAJECT 

Is de totale schuldsom groter dan de beschikbare afloscapaciteit dan zal de schuldhulpverlener een  schuldbemiddelingstraject starten. Een schuldbemiddelingstraject bestaat uit twee stappen: 

1. Een regeling op basis van vrijwillige deelname door schuldeisers (= minnelijke regeling) 

2. Een regeling op basis van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) (=wettelijke regeling)   

1. Minnelijke regeling 

De schuldhulpverlener stelt vast welk percentage van de schuldsom met de beschikbare afloscapaciteit kan  worden voldaan. Hij maakt een prognose welk percentage iedere schuldeiser zou kunnen ontvangen, rekening  houdend met het gelijkheidsbeginsel9. Hij stuurt het voorstel naar alle schuldeisers, met de vermelding dat dit  een voorstel is ‘tegen finale kwijting’. Acceptatie van dit voorstel betekent dat de restschuld vervalt als de  hulpvrager zijn verplichting volgens het voorstel is nagekomen. Als één of meerdere schuldeisers niet akkoord  gaan met het voorstel is de minnelijke regeling mislukt. Als alle schuldeisers akkoord gaan wordt de regeling  uitgevoerd. Na afloop van de regeling verlenen de schuldeisers finale kwijting en is de hulpvrager schuldenvrij. 

 

9 Voor een beschrijving van het gelijkheidsbeginsel en de wettelijke uitzonderingen: zie de bijlage van deze module 13. 

2. Wettelijke regeling (Wsnp) 

Als het minnelijke traject is mislukt, kan de schuldhulpverlener  met de hulpvrager bij de rechtbank een Wsnp‐aanvraag  indienen, een verzoek tot toepassing van de (wettelijke)  schuldsaneringsregeling. De rechter beoordeelt of de  hulpvrager aan de toelatingscriteria voldoet. Wordt een  hulpvrager toegelaten en verloopt het traject (dat in de regel  drie jaar duurt) volgens de regels dan verstrekt de rechtbank  de hulpvrager een ‘schone lei’. Het restant van de schulden  hoeft niet meer terugbetaald te worden. De hulpvrager is dan  schuldenvrij. De regeling kan tussentijds worden beëindigd als  de hulpvrager zich niet aan de spelregels houdt. Er wordt dan geen schone lei verstrekt en alle schuldeisers  kunnen hun incassomaatregelen hervatten. 

7. NAZORG 

Een traject van schuldhulpverlening wordt afgesloten met nazorg, bedoeld om te voorkomen dat mensen weer  terugvallen in een schuldensituatie. Er is nog relatief weinig aandacht voor (professionele) nazorg. De 

budgetten die beschikbaar zijn voor schuldhulpverlening zijn vaak niet toereikend om uitgebreide nazorg te  kunnen organiseren. In de praktijk zien we dat hiervoor vaak een beroep wordt gedaan op vrijwilligers.