• No results found

In februari 2007 heeft een aantal belanghebbende partijen uit de schuldhulpverleningssector een start  gemaakt met het opstellen van de norm NEN 8048 – schuldhulpverlening en de daaraan gekoppelde 

certificatie. Dit had tot doel te komen tot een toetsbaar systeem waarin organisaties en personen die voldoen  aan de eisen kunnen worden onderscheiden van organisaties en personen die hier niet aan voldoen. De  certificering moest ertoe leiden dat malafide en incompetente organisaties van de markt werden geweerd.  

Hoewel het werken volgens deze norm nog niet verplicht is gesteld, wordt zij wel door het merendeel van de  (bonafide) schuldhulpverleners gevolgd. Aan de hand van het processchema uit de NEN 8048‐norm beschrijven  we hier het werkveld van de schuldhulpverlening in Nederland. 

 

PROCESSCHEMA SCHULDHULPVERLENING. (

BRON: NNI, NORM NEN 8048‐1)

 

   

 

UITLEG AAN DE HAND VAN HET NEN8048 SCHEMA 

Aanmelding 

Een cliënt meldt zichzelf aan bij de schuldhulpverlening, meestal bij de schuldhulpverlening van de burgerlijke  gemeente. Als de cliënt een beschermingsbewindvoerder heeft, kan deze ook namens de cliënt de aanvraag  doen.  

Schuldhulpverlening via de burgerlijke gemeente is in eerste instantie gericht op de ingezetenen van die  gemeente. Een vreemdeling kan alleen in aanmerking komen voor schuldhulpverlening als hij een ingezetene is  die rechtmatig in Nederland verblijft. 

Bij veel gemeenten moeten voor de aanmelding allerlei formulieren worden ingevuld. Daarnaast wordt soms  een schuldenoverzicht gevraagd, waarbij de informatie niet ouder mag zijn dan drie maanden. 

Intake 

Binnen vier weken na de aanmelding zal de schuldhulpverleningsorganisatie een eerste intakegesprek met de  cliënt voeren waarin de hulpvraag wordt vastgesteld. Zij verzamelen daarbij informatie over de cliënt en zijn  financiële situatie. Op basis van deze informatie wordt vastgesteld of de cliënt toegelaten kan worden tot de  schuldhulpverlening. De toelatingscriteria verschillen per gemeente/organisatie. Het intakeproces eindigt met  een besluit van toelating of afwijzing. Bij gemeenten is dit een besluit van het college van burgemeester en  wethouders, waar bezwaar tegen aangetekend kan worden. Voor de duur van de intakefase staat een norm  van 3 maanden. 

Crisisinterventie 

Tijdens de aanmelding zal de schuldhulpverlener toetsen of er betalingsachterstanden zijn die tot een crisis  kunnen leiden. In dat geval vindt binnen drie werkdagen het eerste gesprek plaats waarin de hulpvraag wordt  vastgesteld. Onder een (dreigende) crisissituatie wordt verstaan: gedwongen woningontruiming, beëindiging  van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de  zorgverzekering. 

Het doel van de crisisinterventie is het afwenden van de crisissituatie. Meestal betekent dit dat er tijd gevraagd  wordt om tot een regeling van de schulden te komen. Hiervoor heeft de schuldhulpverlener een aantal  mogelijkheden. Om afsluiting van gas, elektra of water te voorkomen, is toelating tot de schuldhulpverlening al  genoeg om respijt te krijgen. Met woningbouwverenigingen zijn in veel plaatsen vergelijkbare afspraken  gemaakt tussen de gemeenten en de verhuurders. Wanneer dat nodig is kan een verzoek bij de rechtbank  worden ingediend om een afkoelingsperiode af te kondigen (moratorium). De schuldeiser moet dan zijn  invorderingsmaatregelen (waaronder bv. een huisuitzetting) opschorten. Zo’n afkoelingsperiode duurt  maximaal zes maanden. 

 

Informatie en advies  

Bij informatie en advies is er besloten dat er geen beroep kan worden gedaan op stabilisatie, herfinanciering of  een schuldregeling. Er wordt informatie en advies gegeven hoe de hulpvrager zelfstandig een financieel  evenwicht kan bereiken en volhouden. Het zou ook kunnen betekenen dat de hulpvrager wordt doorverwezen  naar derden.  

Stabilisatie  

Stabilisatie heeft ten doel de inkomsten en uitgaven van de hulpvrager in evenwicht te brengen. Hierbij is het  van belang dat de inkomsten worden gemaximaliseerd, de uitgaven tot een minimum worden beperkt, er geen  crisis is en de beslagvrije voet wordt gegarandeerd. Als dit is bereikt, kan een 100% betalingsregeling of  schuldregeling worden gestart. Het stabilisatietraject duurt maximaal vier maanden. Als de inkomsten en  uitgaven niet in balans kunnen worden gebracht (er wordt meer uitgegeven dan er binnenkomt) is een  betalingsregeling of schuldenregeling niet mogelijk, omdat de schuldenlast blijft groeien. 

100% betalingsregeling 

De 100% betalingsregeling is gericht op het volledig afbetalen van alle schulden. Als de totale schuldsom  binnen ca. 3 jaar volledig kan worden betaald dan zal in principe gekozen worden voor de 100% 

betalingsregeling; anders wordt een schuldregeling gestart. We kennen twee vormen: de betalingsregeling en  de herfinanciering. 

 Betalingsregeling 

Betalingsregeling heeft als doel: het volledig betalen van de schulden in een aantal termijnen. Met de  schuldeisers wordt afgesproken in hoeveel termijnen de schulden worden betaald en welk bedrag per  termijn zal worden voldaan. 

 Herfinanciering 

Herfinanciering is een instrument om de financiële druk van de hulpvrager te verminderen. Dit loopt altijd  via een kredietbank of een reguliere bank. Schulden worden afgelost met een lening. Hierdoor ontstaat  een overzichtelijkere situatie (één lening in plaats van meerdere schulden) en door een lagere rente of  door een langere looptijd kan worden bereikt dat voor de schuldenaar een situatie ontstaat die financieel  minder zwaar is. Ook bij herfinanciering wordt ervan uitgegaan dat de totale schuld kan worden 

terugbetaald. 

Schuldregeling 

Als we spreken over schuldregeling dan denken we in principe aan onoplosbare schulden. Met andere 

woorden: de hulpvrager heeft onvoldoende inkomsten om alle schulden binnen een acceptabele termijn terug  te betalen. Bij een schuldregeling wordt daardoor, in tegenstelling tot een 100% betalingsregeling, slechts een  deel van de schuldenlast terugbetaald. De beschikbare afloscapaciteit wordt berekend met een VTLB10 

 

10 Zie module 13 

berekening. De schuldhulpverlener doet een voorstel aan alle schuldeisers voor het afbetalen van een deel van  de schuld, gebaseerd op de beschikbare afloscapaciteit en conform de regels van het gelijkheidsbeginsel11. De  regeling loopt in principe 36 maanden; soms zijn er redenen om hiervan af te wijken. Het restant van de schuld  wordt na de afgesproken periode kwijtgescholden. Dit wordt ‘finale kwijting’ genoemd.  

Als alle schuldeisers akkoord gaan wordt de regeling uitgevoerd. Een minnelijke schuldregeling moet binnen  vier maanden (120 dagen) tot stand komen. Als deze termijn wordt overschreden is de regeling in principe  mislukt. Minnelijk betekent vrijwillig; zowel de schuldeiser als de schuldenaar nemen vrijwillig deel aan de  regeling. Als een of meerdere schuldeisers niet akkoord gaan, is de regeling eveneens mislukt.  

De schuldregeling kent twee varianten, namelijk schuldbemiddeling en saneringskrediet.  

 Schuldbemiddeling 

Maandelijks wordt de afloscapaciteit volgens het gelijkheidsbeginsel11 verdeeld over de schuldeisers. 

Sommige schuldeisers kiezen ervoor om eens per kwartaal of per (half) jaar een bedrag uitgekeerd te  krijgen.  

 Saneringskrediet 

Bij een saneringskrediet wordt in feite net als bij herfinanciering de totale schuldenlast teruggebracht naar  één vordering, dus één crediteur, de verstrekker van het saneringskrediet. Het saneringskrediet heeft niet  de omvang van de totale schuldsom, maar heeft de omvang van de beschikbare afloscapaciteit. Als alle  schuldeisers akkoord gaan met het voorstel van de schuldhulpverlener, krijgen zij in één keer het  aangeboden percentage uitgekeerd. De rest van de schuld wordt kwijtgescholden. De schuldenaar heeft  dan alleen een krediet bij de kredietverstrekker (meestal een Krediet‐ of Stadsbank). De verstrekker vraagt  wel rente over het krediet. 

Als de cliënt zich houdt aan alle afspraken dan is hij na afloop van de schuldregeling schuldenvrij. Als de  minnelijke schuldregeling niet tot stand komt, dan kan de schuldhulpverlener samen met de cliënt bij de  rechtbank een verzoek indienen voor toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen. 

 

Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp)12 

Het hele proces van de Wsnp of de wettelijke schuldregeling voor natuurlijke personen wordt later in deze  bijlage uitgebreid toegelicht. Voordat er echter kan worden overgegaan tot een Wsnp aanvraag, zal er altijd  een zogeheten deugdelijk minnelijk traject moeten zijn doorlopen (schuldregeling: schuldbemiddeling of  saneringskrediet). Dit is een van de vereisten van de wet. 

 

11 Toelichting op het gelijkheidsbeginsel: zie paragraaf EXTRA TERMEN UIT DE SCHULDHULPVERLENING in deze bijlage. 

12 De Wsnp is geen afzonderlijke wet, maar een onderdeel van de Faillissementswet: art 284 t/m art 362 

De hulpvrager moet ervan overtuigd zijn dat de Wsnp voor hem de enige mogelijkheid is om nog van zijn  schulden af te komen. Tevens moet hij ervan doordrongen zijn dat de periode die volgt niet gemakkelijk is. 

Vanaf het moment van toelating tot de Wsnp volgt een periode van tenminste drie jaar. De hulpvrager zal in  die periode nauwlettend worden gevolgd door een Wsnp‐bewindvoerder en een rechter‐commissaris. Er zijn  meerdere verplichtingen waaraan hij zich moet houden. Kortom er zal een zware periode volgen, maar wel met  een mooi vooruitzicht, namelijk: “een schuldenvrije toekomst”. 

Nazorg  

Regelmatig komt het voor dat mensen kort na een Wsnp periode opnieuw schulden maken. Het doel van  nazorg is dit te voorkomen. Binnen een jaar moet de schuldhulpverlener contact opnemen met de cliënt en  informeren of de inkomsten en uitgaven in balans zijn. Als blijkt dat de situatie niet stabiel is, dan zal de  schuldhulpverlener de cliënt wijzen op de mogelijkheden om de situatie te stabiliseren. In de praktijk blijkt dat  door de beperkt beschikbare tijd en middelen de nazorg door de professionele schuldhulpverlening 

onvoldoende uit de verf komt.  

Duurzame financiële dienstverlening  

Voor een flinke groep mensen kan (nog) geen schuldregeling worden gestart. Dit kan verschillende oorzaken  hebben, bijvoorbeeld omdat er sprake is van fraudeschulden of omdat mensen eerder toegelaten zijn geweest  tot de Wsnp. Voor hen is op korte termijn geen zicht op een duurzame oplossing. Duurzame financiële 

dienstverlening is bedoeld voor die groep. Het doel is de inkomsten en uitgaven voor zo ver mogelijk te  stabiliseren, zodat de schuldenlast van de cliënt niet onnodig groeit. De schuldhulpverlener zal proberen de  cliënt te stimuleren om de inkomsten te vergroten en de uitgaven zo te minimaliseren dat de cliënt rondkomt  van de beslagvrije voet. Waar mogelijk of nodig worden betalingsregelingen getroffen. In veel gevallen kan  daarbij geen rekening gehouden met het gelijkheidsbeginsel. Het doel is ‘overleven’ totdat een schuldregeling  opgezet kan worden. 

Budgetbeheer 

Om te voorkomen dat rekeningen niet of te laat worden betaald, worden cliënten vaak in budgetbeheer  genomen. Budgetbeheer betekent dat de schuldhulpverlener (of een andere budgetbeheerder) het  betalingsverkeer van de cliënt overneemt. Dit heeft minimaal betrekking op huur/hypotheek, 

nutsvoorzieningen en wettelijk verplichte verzekeringen. Meestal wordt echter het hele betalingsverkeer  overgenomen en ontvangt de cliënt wekelijks leefgeld voor eten, drinken, kleding, etc. De budgetbeheerder  stelt met de cliënt een budgetplan op dat wordt gehanteerd voor de betalingen. Het is belangrijk dat vooraf  duidelijk is wat er door de budgetbeheerder wordt betaald. Dit moet schriftelijk zijn vastgelegd. De cliënt moet  zich ervan bewust zijn dat hij niet onbeperkt extra rekeningen kan opsturen naar de budgetbeheerder. Een  budgetbeheerder zal indien mogelijk een spaarpotje aanleggen. Dit is uiteraard bedoeld voor onvoorziene  kosten en niet voor allerlei extraatjes. 

Ook tijdens de looptijd van een schuldregeling wordt vaak het budgetbeheer gecontinueerd. De vraag is wel of  budgetbeheer de hele periode van de schuldregeling zou moeten plaatsvinden. Het is goed om na een periode  van één tot anderhalf jaar de hulpvrager ermee vertrouwd te maken dat hij zelf zijn betalingen weer gaat  verrichten. Met de geleidelijke afbouw van budgetbeheer naar budgetcoaching kan de cliënt voorbereid  worden op het einde van de schuldregeling, wanneer de cliënt weer de beschikking heeft over zijn volledige  inkomen.  

Budgetcoaching 

Als er wordt gekozen voor budgetcoaching dan gaat de schuldhulpverlener ervan uit dat de hulpvrager binnen  een redelijke termijn zelf in staat zal zijn om de eigen financiën te beheren. Er volgt een periode waarin de  schuldhulpverlener de hulpvrager coacht met als doel dat hij leert zelfstandig zijn betalingen te verrichten. 

Daarnaast wordt hem geleerd om ‘goed’ met zijn geld om te gaan en wordt hem de weg gewezen naar diverse  instanties om tijdig toeslagen of vrijstellingen aan te vragen. In veel gemeenten wordt de mogelijkheid gegeven  een budgetcursus te volgen. Soms is dit zelfs verplicht als men toegelaten wil worden tot de 

schuldhulpverlening.