• No results found

Om de doelgroep te bereiken, werden achtenveertig scholen in Gent (Steden en gemeenten, Gemeenschapsonderwijs en Vrije Onderwijs) gecontacteerd via e-mail aan de hand van een elektronische informatiebrief, verstuurd op 27 en 29 oktober 201130. Met één school ‘De Mandala’ had ik gedurende het vorig academiejaar 2010-2011 contact. In mei 2011 bracht ik hen drie keer een bezoek om kennis te maken met de klas en met één van de Roma-kinderen die bereid was om mee te werken aan het onderzoek dat het volgend academiejaar 2011-2012 zou plaatsvinden. Ik vond het belangrijk om voor de start van het onderzoek opnieuw in contact te komen met de praktijk en de leefwereld van de kinderen. Ik had eveneens nood aan het bespreken van mijn ideeën met een leerkracht31 en de kinderen. Vandaar dat ik enkele bezoeken en observaties in een klas deed. Uit een kringgesprek bleek bijvoorbeeld dat alle kinderen van de klas het belangrijk vonden om op de hoogte te zijn van het onderzoek. Ze vonden het belangrijk om te weten waarom één of twee Roma-kinderen uit de klas genomen zou worden. Daaruit ontstond het idee om het onderzoek aan de hand van een klassikale spelsessie32 te introduceren aan alle klasgenoten van de Roma- kinderen die zouden deelnemen.

In november 2011 werden de verschillende scholen nog eens telefonisch gecontacteerd. De scholen die geïnteresseerd waren om mee te werken: Vrije basisschool ’t Klimrek, De Boomgaard, De Mandala, De Mozaïek en Het Klaverblad kregen meer informatie via een bezoek. De kennismakingsgesprekken met de leerkrachten en/of de brugfiguren, de zorgcoördinator en de leerkracht anderstalige nieuwkomers vonden plaats op 14 november 2011, 24 november 2011, 2 december 2011 en 12 december 2011.

Ik hield rekening met het aantal scholen en de ligging van de scholen om het onderzoek haalbaar te houden. De scholen die deelnemen aan het onderzoek liggen in verschillende buurten van Gent: Brugse Poort, Rabbot-Blaisantvest, Dampoort en Nieuw Gent/UZ.

Daarnaast zag ik erop toe dat er Gentse concentratiescholen met veel Roma- kinderen betrokken waren (Vrije basisschool ’t Klimrek, De Mozaïek en Het Klaverblad) alsook scholen met een beperkt aantal Roma- kinderen (De Mandala en De Boomgaard). In de meeste deelnemende scholen was er sprake van een bonte mengeling van leerlingen van diverse achtergronden – sociaal, cultureel, etnisch, economisch, religieus, jongens en meisjes. Enkel in de Boomgaard kon ik spreken van een witte school33.

30

Zie bijlage 1a: uitnodigingsbrief scholen.

31

Kathleen Hereman, leerkracht lager onderwijs. Mijn mentor toen ikzelf lesgaf in het buitengewoon onderwijs van 2004-2008.

32

Zie bijlage 1b: voorbeeld van introductiespel (woordspin).

33

Met een witte school wordt een lagere of middelbare school bedoeld, waarvan een groot deel van de leerlingen autochtoon (inheemse bevolking) is.

Tussen 22 november 2011 en 10 januari 2012, gaf ik in totaal elf klassikale introductiesessie om het onderzoek aan alle kinderen uit te leggen. Op het einde van de voorstelling, stopte ik naamkaartjes van de kinderen die tot de MOE-landen behoorden in een doos en trok ik naamkaartjes. Ik gaf hen een formulier mee34, dat ondertekend moest worden door het kind alsook door de ouders. Het diende als verklaring dat zij instemden deel te nemen aan het onderzoek. Er werd hen uitgelegd dat het onderzoek uit vier fasen bestond: introductiespel, tekeningen, schilderen en vraaggesprek. Er werd eveneens toestemming gevraagd om het gesprek op te nemen tijdens de sessies.

Deze klassikale informatiemomenten hadden als nadeel dat ze vooraf gingen aan de geïnformeerde toestemming en ik in de Freinetschool de Boomgaard drie klassikale sessies heb gehouden om later te vernemen dat drie kinderen uit drie verschillende klassen geen toestemming hadden gekregen. Deze werkwijze was tijdrovend, maar anderzijds zette het ook kinderen aan om met enthousiasme deel te nemen aan de studie. Bij het verder verloop van het onderzoek namen tweeëntwintig kinderen deel uit vier scholen uit acht verschillende klassen.

Tussen 28 november 2011 en 19 januari 2012 werden in totaal tijdens zestien sessies, vierenveertig tekeningen en vierenveertig schilderijen gemaakt door de Roma-kinderen. Bij de teken- en schildersessies liet ik kinderen per klas samen tekenen of schilderen. Om te voorkomen dat de kinderen thema’s zouden kopiëren van elkaar mochten de kinderen niet overleggen. Ze moesten hun thema eerst vertellen aan mij (fluisteren in oor). Eenmaal iedereen een thema of idee had, mocht er getekend of geschilderd worden.

Tussen 29 november 2011 en 24 januari 2012 werden alle tweeëntwintig kinderen, uit vier verschillende scholen telkens twee keer 30 à 45 minuten individueel geïnterviewd. Als afronding mochten ze allemaal een foto nemen van hun favoriete plek op school.

Het introductiespel, het maken van tekeningen, schilderijen en de gesprekken met de kinderen vonden plaats op school, omdat het belangrijk was, dat de kinderen vrij spraken en tekenden, zonder dat de ouders over hun schouder mee keken en luisterden. Bij De Mandala en De Vrije Basisschool ’t Klimrek merkte ik dat het schoolteam het belangrijk vond dat ik mijn tijd nam om de kinderen te bevragen. Indien een interview of sessie uitliep, ervoeren ze dit niet als bedreigend voor het leerproces van het kind. In De Mozaïek en Het Klaverblad, waren de interviewsessies meer getimed. Op één namiddag interviewde ik soms vijf kinderen, waardoor er meer op de tijd moest gelet worden, wat soms het doorvragen belemmerde.

De betrokkenheid van de directie, leerkrachten en ondersteunend personeel in de diverse scholen, was van cruciaal belang voor dit onderzoek. Een goede verstandhouding was nodig om de kinderen een veilige en vertrouwde onderzoeksomgeving aan te bieden.

34