• No results found

Problemen tijdens schoolperiode

In document Seriebrandstichters | Yvette Schoenmakers (pagina 104-108)

Naast het opleidingsniveau van de daders is nagegaan in hoeverre zich proble- men voordeden op school, zowel op het basisonderwijs als op het voortgezet onderwijs. Bij probleemgedrag in het basisonderwijs is gekeken naar de bin- ding met school, agressief gedrag, cognitieve problemen en de omgang met schoolgenoten (pesten, wel of geen deel uitmaken van een groep).

Over de binding met school in termen van te laat komen en spijbelgedrag staat in de dossiers niets vermeld, behalve over één brandstichter die telkens van school wegloopt. Van zeven brandstichters is bekend dat zij op de basis- school op een negatieve wijze de aandacht trekken, ruw in de omgang met andere kinderen zijn en slaan.

Over drie daders wordt in het dossier vermeld dat zij op de basisschool moeite hebben met leren. In werkelijkheid kunnen dat er meer zijn, gezien het feit dat zeven brandstichters speciaal onderwijs volgen. Over de omgang met schoolge- noten wordt in tien gevallen expliciet gesteld dat die problematisch is. Het gaat hierbij om gepest worden en geen aansluiting vinden bij klasgenoten.

Politiekunde 48| Seriebrandstichters

104

A. volgt een leer-werktraject op mbo-niveau als vrachtwagenchauffeur (vier dagen werken, één dag leren). Daarvoor heeft hij een monteursop- leiding gevolgd, maar die heeft hij niet afgemaakt als gevolg van proble- men in de persoonlijke sfeer op zijn stageplaats. Daarom is A. vervolgens overgestapt naar de chauffeursopleiding.

U. krijgt in de zesde klas te maken met een handtekeningenactie om hem van school af te krijgen. Hij kan zijn agressie niet beheersen en slaat leer- lingen en leraren. De laatste twee jaar verblijft hij op een zmok-school.

Er is weinig informatie terug te vinden in de dossiers over de gang van zaken op het voortgezet onderwijs. Over de problemen op het voortgezet onderwijs wat betreft de binding is weinig bekend. Bij twee brandstichters wordt expliciet vermeld dat zij veel spijbelen. Het is onduidelijk of er bij het ontbreken van informatie in de dossiers daadwerkelijk geen problemen zijn of dat er eenvou- digweg niet naar is gevraagd.

Het aantal brandstichters dat agressief of anderszins onhandelbaar gedrag ver- toont, is vergelijkbaar met dat op de basisschool (dit zijn deels dezelfde perso- nen). Het wangedrag oogt minder ernstig. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over een eenmalige uitbarsting, ‘conflicten’ en ‘klieren’. In één geval is er wel sprake van ernstig geweld met een duidelijk omschreven aanleiding.

B. volgt drie jaar onderwijs, maar vindt het op school niet prettig en spij- belt veel. Uiteindelijk wordt hij geschorst en verlaat hij de school. Hij is dan zeventien jaar en gaat vervolgens een leer-werktraject volgen. Hij behaalt drie lasdiploma’s.

G. wordt gepest omdat hij de kleinste van de klas is. Hij heeft na een poos een van de plaaggeesten dusdanig aangepakt dat die twee weken in het ziekenhuis moet liggen. Er kwamen tien personen aan te pas om G. en de pestkop uit elkaar te trekken. Het pesten is vanaf dat moment gestopt. Op vijfjarige leeftijd wordt bij N. een botziekte geconstateerd. Regelma- tig ligt hij in het ziekenhuis en moet hij met zijn benen in het gips. Psy- chisch lijdt hij erg onder deze situatie. Hij wordt gepest door andere kin- deren. Zijn moeder is regelmatig op school geweest om daarover te praten. Het pesten gaat soms zo ver dat ze hem tegen zijn benen schop- pen die net uit het gips zijn. Hij blijft een jaar zitten en gaat naar een school voor moeilijk lerende kinderen. Daar wordt hij weer gepest en hij wisselt nogmaals van school. N. wordt ook op het voortgezet onderwijs buitengesloten en heeft geen vrienden.

Waar een relatief grote groep op de basisschool problemen kent rond uitslui- ting en gepest worden, lijken die problemen op het voortgezet onderwijs min- der groot. Hierbij tekenen we aan dat er weinig informatie over het reilen en zeilen op het voortgezet onderwijs is terug te vinden in de dossiers. Aanvanke- lijk vindt een aantal brandstichters geen aansluiting bij klasgenoten. Dat veran- dert in het derde jaar, waarin zij worden opgenomen in de groep, op enkele solisten na. Van één brandstichter staat in de dossiers vermeld dat hij wordt gepest op het voortgezet onderwijs.

Samenvattend: de basisschoolperiode verloopt – voor zover beschreven in de dossiers – voor een deel van de brandstichters niet vlekkeloos. Zij hebben leer- problemen, vertonen probleemgedrag richting medeleerlingen, vinden geen aansluiting bij de klas en worden gepest. Er is van niet één brandstichter bekend dat hij geen problemen had op de basisschool; de brandstichters worstelen alle- maal wel ergens mee.

Over het voortgezet onderwijs is minder bekend. De problemen (wange- drag, agressie, gepest worden) lijken minder overheersend aanwezig dan op de basisschool. De meesten stromen door naar het vmbo en een aantal later naar het mbo.

5.5 Arbeid en financiën

Het merendeel van de seriebrandstichters werkt en heeft een vaste baan (zie tabel 5.5). Over het algemeen betreft het handenarbeid (onderhoudsmonteur, hovenier, stoffeerder). Het maandsalaris dat zij daarvoor ontvangen, varieert van 500 euro (leer-werkplaats) tot 2800 euro (als zzp’er). Het gemiddelde maandsalaris ligt rond de 1200 euro. De losse baantjes gaan via het uitzend - bureau. Het salaris daarbij varieert van 800 tot 1200 euro per maand.

Politiekunde 48| Seriebrandstichters

106

R. wordt op de mavo gepest door klasgenoten. Ze maken bijvoorbeeld zijn brommer onklaar of gooien de inhoud van zijn tas op straat. Hij doet niets terug en daar baalt hij van.

Degenen die geen betaalde baan hebben, zijn afgekeurd. Deels ligt de oorzaak hiervan op het fysieke vlak (bijvoorbeeld geheugen- en concentratieproblemen als gevolg van een motorongeluk) en deels op het psychische gebied (depres- sie, middelenproblematiek). Zij krijgen een uitkering. Van drie brandstichters is bekend dat zij onbetaald werk doen (dump en brandweer).

In de dossiers is tevens gekeken hoe de brandstichters functioneren op hun werk. Komen ze bijvoorbeeld op tijd, doen ze hun werk goed en hoe gaan ze om met collega’s en leidinggevenden? Van vijftien brandstichters is hierover (voldoende) informatie beschikbaar. In ongeveer de helft van die gevallen func- tioneren zij naar tevredenheid.

In de andere helft van de gevallen is er op het functioneren van de brandstich- ters op hun werk het een en ander aan te merken. Zo komt een aantal brand- stichters vaak te laat en presteert onder de maat. Dit heeft uiteindelijk negatieve consequenties.

B. is afgekeurd omdat hij te veel drinkt en depressief is. Voorheen heeft hij op een kantoor gewerkt als tekenaar. Door het rijden onder invloed raakt hij zijn rijbewijs en ook zijn baan kwijt.

Tabel 5.5: Werkbetrekking (n=20) Werk Aantal Vast werk 13 Losse baantjes 3 Geen werk 4 0 2 l a a t o T

D. is naar eigen zeggen op het werk een ‘aanpakker’. Hij kan goed zelf- standig werken. Zijn werkgever is tevreden en biedt hem een vast con- tract aan. D. kan goed samenwerken. De werkgever ziet wel dat D. qua ontwikkeling aan zijn plafond zit. Er zijn geen problemen rond D. op zijn werk geconstateerd.

Van vier brandstichters is bekend dat zij zijn ontslagen wegens disfunctioneren. Uit de dossiers en de andere informatie over de brandstichters blijkt dat het dis- functioneren in bepaalde gevallen te maken heeft met psychische problemen en met het feit dat zij worden gepest op het werk. In twee gevallen stellen de brandstichters dat zij zich miskend en niet gewaardeerd voelen door hun colle- ga’s en werkgever.

In document Seriebrandstichters | Yvette Schoenmakers (pagina 104-108)