• No results found

Prestaties en waardering van de organisatorische infrastructuur van sociale zekerheid

5 Reflecties van de onderzoekers

6.12 Prestaties en waardering van de organisatorische infrastructuur van sociale zekerheid

6.12.1 Prestaties

In figuur 12 staat een reeks van cijfermatig macro-kernindicatoren over de uitkomsten (qua bestaanszekerheid en arbeidsparticipatie) van het stelsel van werk en inkomen in België.

Daarnaast gaan wij hieronder – op basis van interviews met de Vlaamse Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB), de Rijksdienst voor

Arbeidsvoorziening (RVA), het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico (FEDRIS), de Federale Pensioendienst en de Programmatorische federale Overheidsdienst

Maatschappelijke Integratie (PODMI) – nader in op de prestaties en waardering van de Belgische organisatorische infrastructuur. Het gaat hierbij om informatie die bij de geïnterviewden bekend was, een personal knowledge opinion, over de effectiviteit en efficiëntie van de organisatorische infrastructuur en politieke en maatschappelijke waardering.

figuur 12 Cijfermatige macro-kernindicatoren België

Eurostat OECD

Werkloosheidspercentage 5,37% (2019)

Total expenditure on administration costs

% of total expenditure on social protection 3,63% (2018)

Public unemployment spending spending (% van het BNP) 2,95% (2015) Social benefits to household spending (% van het BNP) 17% (2019) Public spending on incapacity spending (% van het BNP) 2,93% (2015)

Pension spending (% van het BNP) 10,71% (2015)

Public spending on labour market spending (% van het BNP) 2,27% (2017) Income inequality (0= meest gelijk 1= meest ongelijk) 0,263 (2017)

Poverty rate (ratio) 0,102 (2017)

Poverty gap 0,217 (2017)

Bron: Eurostat en OECD

Wijze van verantwoording over de prestaties

De Belgische openbare instellingen van sociale zekerheid hebben allen een bestuursovereenkomst met de federale overheid waarin doelstellingen worden vastgelegd. Op basis van de interviews met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA), het Federaal Agentschap voor beroepsrisico (FEDRIS) en de Federale Pensioendienst lichten wij hieronder toe hoe in deze drie openbare instellingen van sociale zekerheid de verantwoording over de prestaties georganiseerd is.

De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) heeft een bestuursovereenkomst met haar voogdij minister, de minister van werk. Doelstellingen in de

bestuursovereenkomst gaan onder andere over de doorlooptijd van de dossiers en de kwaliteit van de dossiers. Binnen de RVA wordt intern gekeken naar effectiviteit, zo stelt de RVA zelf. Hierbij wordt niet nader gespecificeerd wat hierbij wordt verstaan onder effectiviteit. Wel stelt de RVA dat zij, om deze doelstellingen te monitoren, boortabellen hebben opgesteld per entiteit (de 16 kantoren) die zij maandelijks opvolgen. Hierdoor is het inzichtelijk of er bij bepaalde kantoren problemen ontstaan op doorlooptijd en kwaliteit en kunnen ze snel bijsturen als het nodig is. Wanneer er sprake is van een structureel lokaal probleem – zoals een structureel tekort op de begroting – kan worden besloten meer middelen toe te wijzen. Wanneer er sprake is van een tijdelijk lokaal probleem, bijvoorbeeld als er tijdelijk veel zieke medewerkers

zijn, dan wordt verwacht dat kantoren dit onderling oplossen. Naar de uitbetalingsinstellingen (drie vakbonden en één overheidsinstelling) van de

werkloosheidsuitkeringen toe zijn er twee controles door de RVA: de verificatie van de uitgaven, gemaakte uitgaven per maand voor uitkeringen en de financiële controle, de inspectie van de boekhouding. In het beheerscomité van de RVA nemen de vakbonden zitting enerzijds en anderzijds moet de RVA de vakbonden controleren omdat zij ook uitbetalingsinstelling zijn wat een lastige positie is voor de RVA.

Ook het Federaal Agentschap voor beroepsrisico (FEDRIS) wijdt uit over de bestuursovereenkomst die zij hebben met de regering waarbij zij een aantal

doelstellingen voorop stellen. Die gaan wat beroepsziekten betreft om het halen van termijnen. Ze streven ernaar bepaalde percentages te halen en worden daar ook op geëvalueerd, zodat er drie maandelijks een rapportage bij het beheerscomité komt.

De bestuursovereenkomst wordt gesloten voor een periode van 3 jaar. Die doelen worden operationeel gemaakt in een dienstplan. Er zijn natuurlijk ook andere

doelstellingen dan termijnen en financieel. Ze proberen ook altijd zoveel mogelijk de procedures te vereenvoudigen.

De Federale Pensioendienst heeft eveneens in haar bestuursovereenkomst

doelstellingen vastgelegd op het gebied van efficiëntie. Deze doelstellingen hebben vooral betrekking op doorlooptijden van dossiers en op de graad van automatisering omdat beiden zich ontwikkelen. De Federale Pensioendienst licht toe dat zij binnen de bestuursovereenkomsten zelf input leveren over wat de doelen zijn. Het debat met de overheid voeren ze op diezelfde manier ook voor financiële middelen voor de

uitvoering van de pensioenregeling. Er is geen sprake van zoiets als een systeem van positieve of negatieve sancties, zo stelt de Federale Pensioendienst. Ze monitoren wel bepaalde zaken die ze doen en wat dat oplevert. Maar de indruk bestaat bij de

Federale Pensioendienst dat als zij met overheid praten het meer gaat om de eigen input versus output. Doelstellingen en afspraken maken over effectiviteit is lastiger, de Federale Pensioendienst doet bepaalde zaken waarvan ze zelf denken dat het effectief is maar dit wordt niet geëvalueerd. Daarnaast door de manier waarop de bestuursovereenkomst tot stand komt, wanneer de Federale Pensioendienst gaat onderhandelen met de overheid zullen ze niet vragen om minder geld voor dezelfde taken. Wel denkt de Federale Pensioendienst dat ze het goed doen, er werken nu minder mensen in de organisatie dan 15 jaar geleden maar ze hebben wel heel veel taken overgenomen dus kunnen in die zin aantonen dat ze efficiënter zijn geworden.

6.12.2 Politiek en maatschappelijk draagvlak Politiek draagvlak

Het politieke draagvlak voor de organisatorische infrastructuur van het stelsel van werk en inkomen is volgens de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB) over het algemeen goed. Sociale partners zijn als leden van de

beheerscomités van de openbare instellingen van sociale zekerheid actief betrokken bij de sociale zekerheid in het werknemersstelsel. Dit zorgt voor stabiliteit, aldus de ACLVB, ook als er geen regering is blijft ‘de machine van de sociale zekerheid’

draaien. De traditionele politieke partijen zijn dit gewend en beseffen ook het belang van die drieledige structuur. Vakbonden hebben via hun loketten ook direct contact met burgers en inzicht in sociale zekerheid in de praktijk. Als zij in de dienstverlening vaststellen dat er ergens een hiaat zit, dan kunnen zij daar wat aan doen op een hoger niveau door voorstellen te doen tot aanpassingen in de beheerscomités en de minister te informeren. Wat meespeelt bij het doen van aanpassingen is de situatie

dat België met een grote staatsschuld zit. Dat maakt de vraag altijd is: hoeveel kost het en hoe gaan we het financieren?

Maatschappelijk draagvlak

Wat betreft het maatschappelijke draagvlak voor de organisatorische infrastructuur van de werkloosheidsregeling stelt de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB) dat men in België de afgelopen decennia nog altijd vergroeid is met de verzuiling. Vakbonden hebben een tweede rol als uitbetalers van de

werkloosheidsuitkeringen. Daarnaast bieden vakbonden ook dienstverlening aan hun leden. Ze zijn verplicht maatwerk te bieden en dat vertaalt zich bijvoorbeeld in het aanbieden van aanvullende dienstverlening door vakbonden. Zo bieden vakbonden ook loopbaanbegeleiding aan iemand die al dan niet aan het werk is en is het mogelijk bij vakbonden consulten aan te vragen. Zij bieden ook individuele begeleiding aan mensen om te helpen bij het invullen van formulieren om op die manier mensen te helpen aanspraak te maken op hun rechten.

Over het maatschappelijke draagvlak voor de organisatorische infrastructuur van de ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregeling licht de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB) toe dat deze lijkt op die voor de

werkloosheidsregeling. Bij de mutualiteiten (de ziektekostenverzekeringen) is er eveneens een christelijke, liberale, socialistische, neutrale en een onafhankelijke mutualiteit en daarnaast is er de hulpkas voor de ziekte en invaliditeitsuitkeringen.

Alle inwoners van België moeten zijn aangesloten bij een mutualiteit omdat dit noodzakelijk is om gezondheidszorg terugbetaald te kunnen krijgen. In België ‘is men vertrouwd met het gegeven van de gekleurde mutualiteiten’. Vanwege de

dienstverlening van de mutualiteiten op het gebied van informatievoorziening over de wetgeving, het aanvechten van weigeringen bij de arbeidsrechtbank en het grote netwerk van de organisatie in België met lokale kantoren waar men terecht kan wordt de structuur niet in twijfel getrokken door het grootste gedeelte van de inwoners.

Inzake het maatschappelijk draagvlak voor de arbeidsongevallen en

beroepsziekteregeling denkt het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico's (FEDRIS) dat er maatschappelijke waardering is voor de controle taak die zij uitoefenen op het gebied van arbeidsongevallen. Hiermee hebben werknemers sinds 2006 juridische middelen gekregen om het oordeel van een private verzekeraar te betwisten. Als een arbeidsongeval geweigerd wordt door een private verzekeraar dan kan FEDRIS zelf naar de arbeidsrechtbank gaan. Tot nu toe hebben ze een vrij hoge score op aanvaring van de arbeidsrechtbank. Er is van tevoren een selectie gemaakt van dossiers zodat het gaat om ongevallen waarvan zeker is dat zij volgens de wet arbeidsongevallen onterecht geweigerd zijn. Het grootste gedeelte daarvan is nu erkend door de arbeidsrechtbank. De resultaten zijn nog vrij beperkt omdat de regeling pas sinds 2016 bestaat.

Het maatschappelijke draagvlak voor de pensioenregeling is volgens Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB) minder goed. Een discussiepunt volgens de ACLVB is het pensioen. Het pensioen van ambtenaren is vele malen hoger in vergelijking met het pensioen van mensen werkzaam in de private sector. Hier bestaat volgens de ACLVB maatschappelijke onvrede over. Tegelijkertijd zijn er zo’n miljoen ambtenaren in België die uiteraard ook kiesgerechtigd zijn en daarmee een belangrijke kiezersgroep vormen. Dit maakt dat veel politieke partijen hun vingers niet durven branden aan de pensioenverschillen in de publieke en private sector.

Vakbonden hebben ook leden die ambtenaren zijn en de voorzitter van de vakbond

wordt gekozen door de leden, dus ook hier hebben ambtenaren een sterke positie. De ACLVB zou liever zien dat er een beter betaalbaar systeem komt gebaseerd op meer gelijkheid.

Maatschappelijke waardering voor de bijstandsregeling is mogelijk minder volgens de Programmatorische federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie (PODMI). Bij de eindgebruiker (klanten) in België hebben de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW’s) een negatief imago volgens (PODMI). Het OCMW wordt gezien als de dienst voor armoede, voor de mensen aan de rand van de samenleving. PODMI ziet in de corona pandemie dat er mensen zijn die weigeren naar het OCMW te gaan vanwege het imago. Volgens leefloongerechtigden (bijstandsgerechtigden) die PODMI spreekt is het leefloon (de bijstandsuitkering) is voor leefloongerechtigden ook te laag om van rond te komen (het leefloon ligt onder het Europees minimum inkomen) maar zijn zij over het algemeen wel tevreden over de maatschappelijke dienstverlening.

6.13 Uitdagingen en wendbaarheid organisatorische infrastructuur

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN