• No results found

Het potentieel voor elektronische overheidsdiensten: Bezit en gebruik van

Bezit en gebruik van computer en internet

Van de 1225 respondenten uit de totale steekproef behoort 21% tot de Digibeten. In dit rapport bedoelen we daarmee de personen die geen computer/internet gebruiken en hier geen ervaring mee hebben. De overige respondenten (n=970) zijn internetter. Voordat we in dit hoofdstuk verder ingaan op het gebruik van elektronische diensten van de overheid (§2.3), willen we in deze paragraaf stilstaan bij het potentieel voor elektronische overheidsdiensten. Hierbij wordt gekeken naar beschikking computer en internet (§2.2.1) en ervaring met computer en internet (§2.2.2). Daarnaast kijken we naar het potentieel onder de Digibeten (§2.2.3).

2.2.1 Beschikking computer en internet

Er is gekeken naar de beschikking over nieuwe media. Hierbij is onderscheid gemaakt naar het bezit van een pc en/of laptop en internet thuis. Tabel 2.2 geeft de beschikking over een computer en/of internet weer voor de totale steekproef.

BESCHIKKING NIEUWE MEDIA JA NEE

“Heeft u thuis een pc of laptop?” 81.2 18.8

“Heeft u thuis Internet?” 75.8 24.2 Beschikt niet over pc/laptop EN internet 18.4

Beschikt over pc/laptop 6.3 Beschikt wel over pc/laptop EN internet 75.3

Tabel 2.2 Percentages beschikking nieuwe media van alle respondenten, 2006

Uit de tabel blijkt dat nog steeds zo’n 19% van de respondenten geen pc of laptop thuis heeft. Het percentage dat thuis geen internet heeft ligt nog iets hoger (24%). Als we de beschikking nieuwe media gezamenlijk bekijken zien we dat 18% geen beschikking heeft over nieuwe media. Een kleine groep beschikt alleen over pc/laptop òf internet (6%). 75%

beschikt over zowel pc/laptop en internet.

20

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

thui s

vriende n/fam

ilie bur

en/kenn

issen

werk on

derwi jsins

tellin g bibl

ioth eek

ergens an

ders

gebruik pc/laptop gebruik internet

Redenen waarom men geen pc/laptop of internet heeft die in dit onderzoek worden gegeven zijn:

• heb ik niet nodig (37%)

• ben ik te oud voor (37%)

• te moeilijk (13%)

• heb een hekel aan computers (12%)

• te duur (8%)

De antwoorden op de vraag waar de internetgebruikers een computer en internet gebruiken staan in figuur 2.1.

Figuur 2.1 Plekken waar Internetters computer en internet gebruiken, 2006

Naast thuis is het werk een populaire plek om gebruik te maken van een pc of laptop (55%) en te internetten (51%). Naast vrienden/familie (17%) bibliotheek (11%), onderwijsinstellingen (8%), buren/kennissen (4%) worden bij het gebruik van een pc/laptop (en internet) onder andere de volgende plekken genoemd: hotel, internetcafé, sportvereniging, trein, buitenland, auto, bank, vereniging, camper, gemeentehuis en zorgcentrum.

Van de mensen die thuis internet hebben heeft de meerderheid een ADSL aansluiting (59%). Verder beschikt 31% over een kabelaansluiting en 9% over een inbelverbinding. 1%

van de ondervraagden weet niet over wat voor soort aansluiting men beschikt.

2.2.2 Ervaring computer en internet

Naast beschikking over nieuwe media is er gekeken naar de ervaring met computer en internet. Hierbij is gekeken naar vier onderdelen te weten: ervaring met pc/laptop, ervaring met internet (in jaren), subjectieve internetervaring (ervaren – onervaren), frequentie van het internetgebruik (maandelijks – meerdere keren per dag). Deze vragen zijn logischerwijs alleen gesteld bij de Internetgebruikers. Voor de Digibeten is de ervaring gelijk aan nul

ERVARING

Tabel 2.3 Percentages ervaring met computers en internet van de Internetters en alle respondenten uit de steekproef, 2006

Van de totale bevolking heeft bijna de helft (45%) meer dan 10 jaar ervaring met computers. Voor internet ligt de ervaring gemiddeld logischerwijs iets lager dan de ervaring met computers. De grootste groep van de ondervraagden (43%) heeft 5-10 jaar internetervaring. De subjectieve internetervaring is gemeten middels de vraag: Hoe omschrijft u zichzelf als internetgebruiker? Bent u ervaren of onervaren? De verdeling van de antwoorden van de Internetters op deze vraag staat in Tabel 2.4.

SUBJECTIEVE INTERNETERVARING ERVARING INTERNET

INTERNETTERS ERVARING INTERNET TOTAAL

Ervaren 47.5 41.3

Niet ervaren/niet onervaren 40.1 31.0

Onervaren 12.0 27.7

Weet niet .4 --

Tabel 2.4 Percentages subjectieve internet ervaring van de Internetters en alle respondenten uit de steekproef, 2006

We zien dat een groot deel van de ondervraagde respondenten zichzelf als “ervaren”

internetgebruiker betitelt. Daarnaast is er een grote groep die zichzelf “niet ervaren/niet onervaren” vindt. Van de totale steekproef vindt 28% zichzelf onervaren in het internetgebruik. De verdeling van de frequentie van het internetgebruik staat weergegeven in Tabel 2.5.

Tabel 2.5 Percentages frequentie internet gebruik van de Internetters en alle respondenten, 2006

De grootste groep Internetters gebruikt het internet dagelijks (39%), gevolgd door meerdere keren per dag (24%), meerdere per week (21%) of wekelijks (10%). De totale ervaring met computer en internet is een som van de vier genoemde variabelen: ervaring met pc/laptop, ervaring met internet (in jaren), subjectieve internetervaring (ervaren –

FREQUENTIE INTERNETGEBRUIK INTERNETTERS TOTAAL

Nooit -- 18.8

22

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

snel le toeg

ang het m

akkel ijk is

hoe f ik

de de ur ni

et ui t snel

lere a fhande

ling

onervaren), frequentie van het internetgebruik (maandelijks – meerdere keren per dag). De somscore van de totale ervaring varieert van 0-5. Een score van 0 wijst hierbij op geen/weinig ervaring en een score van 5 op veel ervaring. Het gemiddelde van de totale ervaring komt op 3.08, wat duidt om een redelijke ervaring.

2.2.3 Potentieel Digibeten

Voordat we verdergaan met het gebruik van elektronische overheidsdiensten willen we eerst nog even stilstaan bij de Digibeten. Er is de vraag gesteld of men internet zou willen gebruiken. Deze vraag is door 35% van de Digibeten instemmend beantwoord. Daarnaast is er een grote groep van 58% die expliciet te kennen geeft geen internet te willen gebruiken.

Aan de 35% van de Digibeten die wel internet willen gebruiken is de vraag gesteld: “Stel dat u een computer en internet had, zou u dan diensten van de overheid via het internet willen gebruiken?”. Deze vraag wordt door 54% instemmend beantwoord. Een groep van 41% geeft expliciet te kennen geen gebruik te willen maken van diensten van de overheid via het internet, ook niet als men over computer/internet zou beschikken. Daarnaast is er 6% die niet weet of men dit wil. Figuur 2.2 en 2.3 geven een overzicht van de meest genoemde redenen waarom Digibeten wel of niet gebruik willen maken van internetdiensten van de overheid.

Figuur 2.2 Meest genoemde redenen waarom Digibeten wel gebruik zouden willen maken van diensten van de overheid via het internet.

De reden die het meest genoemd wordt door Digibeten die wel internetdiensten van de overheid willen gebruiken is omdat ‘het makkelijk is’ (55%). Daarnaast spreekt vooral de

‘snelle toegang’ (21%) wel aan en ‘hoef ik de deur niet uit’ (18%).

0

Figuur 2.3 Meest genoemde redenen waarom digibeten geen gebruik willen maken van diensten van de overheid via het internet.

Uit Figuur 2.3 blijkt dat men het onpersoonlijke karakter (29%) van de digitale media een belemmering vindt om diensten van de overheid via het internet te gebruiken. Een andere belangrijke reden om geen internetdiensten van de overheid te gebruiken is de veronderstelling dat men dat niet kan (28%). Daarnaast noemt een kwart van de Digibeten als reden dat men liever fysiek contact heeft, dus contact via de balie/loket en een kwart wil gewoon niet. Zo, hoe dan ook, de oude media blijven belangrijk.

Verder is er aan de Digibeten gevraagd of ze liever via balie dan via internet, liever via telefoon dan via internet en via post/schriftelijk dan via internet gebruik wil maken van diensten van de overheid. Het blijkt dat vooral ‘liever balie dan via internet’ hoog scoort (82%), gevolgd door ‘liever via telefoon dan via internet’ (79%) en ‘liever via post/schriftelijk dan via internet’ (74%). De traditionele overheidskanalen balie, telefoon en post/schriftelijk verkiest men in volgorde van belang boven internet.

2.3 Het gebruik van elektronische overheidsdiensten in