• No results found

106. In het kader van een maatschap – en bij uitbreiding iedere entiteit waarvan de vennoten onbeperkt (en hoofdelijk) aansprakelijk zijn – is het belangrijk om zicht te hebben op de positie van de individuele maten. Zoals eerder reeds opgemerkt (supra, nrs. 92 en 103), zal de insolvabiliteit van de maatschap ook de insolvabiliteit van de maten inhouden. Wanneer een maatschap niet meer in staat is om haar schulden terug te betalen, betekent dit concreet – gelet op de hoofdelijke en onberperkte aansprakelijkheid – dat ook de maten daartoe niet meer in staat zijn. VANANROYE noemt het een omgekeerde causaliteit: het is maar omdat elk van de maten zich in staat van faillissement bevindt, dat de maatschap insolvent wordt geacht.377

VANANROYE, Onverdeelde boedel en rechtspersoon als technieken van vermogensafscheiding en vermogensovergang, doctoraatsproefschrift, KU Leuven, 2011, 316 e.v.

372 D. DEMAREZ en C. STRAGIER, Boek XX. Een commentaar bij het nieuwe insolventierecht., Brugge, Die Keure, 2018,

36.

373 Van de aangifte van het faillissement.

374 Normaliter bedraagt deze termijn slechts 15 dagen na betekening van het vonnis.

375 J. VANANROYE en R. VERHEYDEN, “De insolventieprocedures in het nieuwe boek XX WER”, in R. LINDEMANS,

M. STORME, J. VANANROYE, R. VERHEYDEN en G. VAN CALSTER (eds.), Themis 107 – Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2018, (13) 21.

376 J. VANANROYE en R. VERHEYDEN, “De insolventieprocedures in het nieuwe boek XX WER”, in R. LINDEMANS,

M. STORME, J. VANANROYE, R. VERHEYDEN en G. VAN CALSTER (eds.), Themis 107 – Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2018, (13) 21.

377 J. VANANROYE, Onverdeelde boedel en rechtspersoon als technieken van vermogensafscheiding en vermogensovergang,

107. Concreet rijst de vraag of het faillissement van een maatschap ook het faillissement van de maten impliceert. Omdat er voor de invoering van boek XX geen discussie bestond omtrent het feit dat een maatschap niet failliet kon worden verklaard en het dus steeds de individuele maten waren die een eventuele faillissementsprocedure ondergingen, drong deze vraag zich niet op. Wanneer we kijken naar de toen geldende opvatting inzake andere vennootschappen waar men de onbeperkte (en hoofdelijke) aansprakelijkheid kent, dan stellen we vast dat men van oordeel was dat wanneer de faillissementsvoorwaarden in hoofde van de vennootschap vervuld zijn, dit ook in hoofde van de achterliggende vennoten het geval is.378 Het Hof van Cassatie oordeelde zelfs dat het faillissement van

een VOF of een Comm.V., eveneens het faillissement van de vennoten betekent.379 Dit arrest heeft in

het verleden veel kritiek geoogst in de rechtsleer.380

Tegen de rechtspraak van het Hof van Cassatie in heeft de wetgever het tegenovergestelde bepaald. In het wetsontwerp stelt hij uitdrukkelijk dat het openen van een insolventieprocedure ten aanzien van een onderneming waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, niet noodzakelijk de opening van een insolventieprocedure inhoudt ten aanzien van de onbeperkt aansprakelijke vennoten.381 Met zoveel

woorden herneemt de wetgever zijn standpunt met betrekking tot de maatschap. Hij meent dat het faillissement van de maatschap niet noodzakelijk het faillissement van elke maat impliceert.382 Het is

derhalve duidelijk dat wanneer een maatschap failliet wordt verkaard, dit niet automatisch tot het faillissement van de maten leidt. Bovendien is het zo dat hangende een faillissementsprocedure van de maatschap, het mogelijk moet zijn dat er een aparte procedure wordt geopend voor de individuele maten. De wetvever geeft in het wetsontwerp het volgende voorbeeld383:

Maatschap A met maten 1 en 2. Wanneer maatschap A failliet wordt verklaard, moet het mogelijk zijn dat er een procedure tot gerechtelijke reorganisatie wordt opgestart voor maat 1 en een procedure tot gerechtelijke reorganiatie door collectief akkoord voor maat 2.

Sinds de wet hervorming ondernemingsrecht vinden we deze regels uitdrukkelijk terug in artikel XX.14, tweede lid WER. Bovendien voorziet het eerste lid van voornoemd artikel dat de de insolventierechtbank die bevoegd is voor de procedure in hoofde van de maatschap, ook bevoegd zal zijn om kennis te nemen

378 S. LANDUYT, F. DESMYTTERE en L. MAES, “De maatschap: van contract naar instituut”, in J. BAEL (ed.) Rechtskroniek voor het notariaat, deel 35, Herentals, KnopsBooks, 2019, (35) 57.

379 Cass. 19 december 2008, Arr.Cass. 2008, afl. 12, 3137.

380 Sommige auteurs menen dat de uitspraak van het Hof haaks staat op het principe van de rechtspersoonlijkheid. Bovendien

kon men er moeilijk mee om dat een faillissementsvonnis de insolvabiliteit van een vennoot vaststelde, zonder dat hij in de procedure van het faillissement van de vennootschap betrokken was. Zie o.a.: H. DE WULF, “Het faillissement van de onberperkt aansprakelijke vennoten van een VOF en de taak en bevoegdheid van de curator”, RPS-TRV 2009, 456-472. en M. VANMEENEN en I. VAN DE PLAS, “Het toepassingsgebied van Boek XX WER: hoe meer zielen, hoe meer vreugd?”, TBH 2018, afl. 3, (207) 215, voetnoot 68.

381 Wetsontwerp houdende invoeging van Boek XX, Parl.St. Kamer 2016-17, 54-2407/001, 25. 382 Wetsontwerp houdende invoeging van Boek XX, Parl.St. Kamer 2016-17, 54-2407/001, 25. 383 Wetsontwerp houdende invoeging van Boek XX, Parl.St. Kamer 2016-17, 54-2407/001, 25.

van de insolventieprocedures (i.e. faillissement, dan wel gerechtelijke reorganisatie) van de maten. Dit lijkt evident, gelet op de erg nauwe samenhang tussen de insolventie van de maatschap en de insolventie van de maten.384

108. Wanneer we het bovenstaande concreet en vanuit een praktische bril gaan bekijken, moeten we ons de bovenvermelde uitspraak van VANANROYE in herinnering brengen (supra, nr. 106). Wanneer een vonnis vaststelt dat een maatschap zich in staat van faillissement bevindt, dan stelt dit vonnis ook impliciet vast dat, gelet op de hoofdelijke en onbeperkte aansprakelijkheid, de maten zich in staat van faillissement bevinden.385 Bekeken vanuit de faillissementsvoorwaarden, houdt dit derhalve in dat

wanneer de maatschap op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en haar krediet geschokt is, dit ook zo zal zijn voor de maten. Sommige rechtsleer houdt immers voor dat de rechter slechts kan vaststellen of de faillissementsvoorwaarden in hoofde van de maatschap vervuld zijn, wanneer hij tevens heeft onderzocht of deze voorwaarden ook vervuld zijn in hoofde van de maten.386 Het is derhalve niet

ondenkbaar dat het faillissement van de maatschap in de praktijk vaak ook het faillissement van de maten zal betekenen.

Bovendien mogen we hierbij niet uit het oog verliezen dat de maten tezamen nog steeds de materiële procespartij zijn (supra, topic 3). Hieruit volgt dat het faillissementsvonnis (waarin de maatschap failliet wordt verklaard) wel degelijk gezag van gewijsde heeft ten aanzien van de maten. Hoewel het WER bepaalt dat dit vonnis niet automatisch het faillissement tot gevolg heeft, zal het gegeven dat de faillissementsvoorwaarden ook in hoofde van de maten worden geacht vervuld te zijn (ingevolge dat gezag van gewijsde), (wellicht) ook tot het faillissement van de maten leiden. Zij het dus dat zulks uitdrukkelijk en persoonlijk dient te gebeuren.387

109. Ten slotte is het belangrijk om te beklemtonen dat, opdat de individuele maten failliet kunnen worden verklaard, zij zelf onder het toepassingsgebied van de insolventiewetgeving vallen. Het is derhalve vereist dat het ter zake gaat om een maatschap die een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent, dewelke worden toegerekend aan de individuele maten. Het is pas in dergelijk geval dat de maten

384 M. VANMEENEN en I. VAN DE PLAS, “Het toepassingsgebied van Boek XX WER: hoe meer zielen, hoe meer vreugd?”, TBH 2018, afl. 3, (207) 215.

385 J. VANANROYE en R. VERHEYDEN, “De insolventieprocedures in het nieuwe boek XX WER”, in R. LINDEMANS,

M. STORME, J. VANANROYE, R. VERHEYDEN en G. VAN CALSTER (eds.), Themis 107 – Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2018, (13) 22.

386 J. VANANROYE en R. VERHEYDEN, “De insolventieprocedures in het nieuwe boek XX WER”, in R. LINDEMANS,

M. STORME, J. VANANROYE, R. VERHEYDEN en G. VAN CALSTER (eds.), Themis 107 – Insolventie- en beslagrecht, Brugge, Die Keure, 2018, (13) 22.

387 Merken we tot slot nog volledigheidshalve op dat artikel XX.90 WER thans bepaalt dat alleen de curator de maten

persoonlijk aansprakelijk kan stellen voor de passiva van de maatschap. Verder zijn ook de aansprakelijkheidsgronden wegens kennelijk grove fout (artikel XX.225) en wrongfull trading (artikel XX.226 WER) op de maatschap van toepassing. Zie: J. VANANROYE, “Wat zegt de wetgever als hij zwijgt?”, TRV-RPS 2020, (3) 4.

eveneens als onderneming worden beschouwd en het voorwerp kunnen uitmaken van een insolventieprocedure zoals voorzien in boek XX WER.388