• No results found

54. Nu duidelijk is dat de maatschap de UBO-verplichtingen effectief dient na te leven en er een zicht is op wie er als uiteindelijke begunstigde kan worden geïdentificeerd, moet er worden stilgestaan bij de gevolgen van het UBO-register en in het bijzonder op de impact ervan op haar discreet karakter.

55. De aan de UBO-regels onderworpen vennootschappen en entiteiten hebben een uitgebreide informatieverplichting. Zo moet van iedere persoon die als uiteindelijke begunstigde wordt geïdentificeerd het volgende worden opgenomen in het UBO-register203: naam en voornaam,

geboortedatum, nationaliteit(en), land van verblijf, verblijfsadres, datum waarop betrokken persoon

201 Bijvoorbeeld omdat ze op naam van beide echtgenoten zijn ingeschreven en met gemeenschappelijke gelden zijn

gefinancierd.

202 Vergelijk met de situatie blote eigenaar – vruchtgebruiker.

uiteindelijke begunstigde is geworden, rijksregisternummer, de categorie waartoe de uiteindelijke begunstigde behoort, de omvang van het belang en of het om een afzonderlijk belang, dan wel één in groep betreft. Het is duidelijk dat de informatie die men kan terugvinden in het UBO-register verder reikt dan hetgeen men kan achterhalen door een consulatie van de KBO (supra, nr. 38). Hoe groot de impact van het UBO-register precies is, is afhankelijk van de toegankelijkheid ervan.204 Om aldus te

oordelen of zulks effectief afbreuk doet aan het discreet karakter van de maatschap, is het noodzakelijk om na te gaan wie er precies inzage kan nemen in voornoemde informatie. De in het register opgenomen gegevens zijn toegankelijk voor drie groepen personen, namelijk voor (1) de bevoegde autoriteiten en de fiscale administratie, voor (2) entiteiten die meldingsplichtig zijn en voor de (3) andere burgers.

56. Tot de bevoegde autoriteiten behoren vooreerst de overheidsorganen die een wettelijke opdracht hebben in de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.205 Concreet gaat het

om de overheidsorganen belast met de inbeslagneming en verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen van criminelen, de overheidsorganen die informatie krijgen over het vervoer of grensoverschrijdend vervoer van geld of verhandelbare effecten, de toezichtsautoriteiten en de Cel Financiële Informatieverwerking. De wetgever voorziet dat er een specifiek personeelslid verantwoordelijk wordt gesteld voor het beheer van de toegang tot het register206 teneinde te waarborgen

dat iedere opzoeking gebeurt voor een legitiem doel207, i.e. voor doeleinden die verenigbaar zijn met de

doelstelling(en) van de antiwitwaswetgeving208. Ten tweede heeft ook de fiscale administratie toegang

tot het UBO-register als zijnde een bevoegde autoriteit. Dit wordt uitdrukkelijk geregeld in de fiscale wetgeving, waardoor fiscale ambtenaren met de graad van attaché in het kader van een specifieke fiscale onderzoekshandeling het register kunnen raadplegen, althans wat een welbepaalde belastingplichtige betreft.209

Opnieuw (supra, nr. 39) komt hier de fiscus om de hoek als potentiële ‘bedreiging’ voor de maatschap. Het valt te verwachten dat de maten bevreesd zullen zijn dat de fiscus hun maatschap ‘in het oog zal houden’; temeer omdat voortaan ook de exacte omvang van ieders participatie gekend zal zijn (supra, nr. 55). Daardoor lijkt het dat de perceptie zal ontstaan dat de maatschap als minder gepaste vorm zal worden gezien in het kader van vermogensplanning. Nochtans is de rechtsleer van oordeel dat het zo’n vaart niet zal lopen.210 Daar zijn een drietal redenen voor. Ten eerste volgt uit de bewoordingen van

204 S. DEMEULENAERE en G. GOYVAERTS, “Het Belgische UBO-register”, in A. TIBERGHIEN (ed.), Handboek voor Fiscaal recht 2019-2020, Mechelen, Kluwer, 2019, 2619.

205 S. DEMEULENAERE en G. GOYVAERTS, “Het Belgische UBO-register”, in A. TIBERGHIEN (ed.), Handboek voor Fiscaal recht 2019-2020, Mechelen, Kluwer, 2019, 2620.

206 Artikel 8, §1 Koninklijk Besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

207 S. LANDUYT, F. DESMYTTERE en L. MAES, “De maatschap: van contract naar instituut”, in J. BAEL (ed.) Rechtskroniek voor het notariaat, deel 35, Herentals, KnopsBooks, 2019, (35) 70.

208 Artikel 12 Koninklijk Besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register 209 Artikel 322, §1, derde lid WIB

210 Zo meent sommige rechtsleer. Zie: M. JANSSENS DE BISTHOVEN, “De ‘burgerlijke maatschap’ is dood. Leve de

artikel 322, §1 WIB dat het immers telkens moet gaan om gerichte opzoekingen en dat fishing expedition211 uitgesloten is of zou moeten zijn.212 Ten tweede meent men dat aangezien de toegang tot

het UBO-register enkel voorzien is in het Wetboek Inkomstenbelastingen en niet in andere fiscale wetgeving, zoals inzake de registratierechten of de erfbelasting, dat de administratie enkel toegang kan nemen tot het register in het kader van een onderzoek inzake belastingen voorzien in dat wetboek.213

Ten slotte geeft ook de wetgever met zoveel woorden te kennen dat de raadpleging van het register enkel kan gebeuren indien zulks onontbeerlijk is voor het fiscaal onderzoek en dat er bovendien bijzondere waarborgen inzake privacy dienen te worden nageleefd.214 Deze waarborgen zouden erin moeten bestaan

dat niet om het even welke ambtenaar toegang tot het register heeft – wat het geval is – en dat er een soort trackingsysteem zal worden opgezet, zodat kan worden nagegaan wie welke opzoeking heeft gedaan. Het is echter niet duidelijk of dit laatste thans in de praktijk operationeel is.

57. Een tweede groep die toegang heeft tot het UBO-register zijn de zgn. meldingsplichtige entiteiten. Het zijn die instellingen of personen die moeten voldoen aan de specifieke verplichtingen van de antiwitwaswetgeving.215 Het gaat hier voornamelijk om financiële instellingen zoals banken, beheers-

en beleggingsondernemingen, maar ook om advocaten en notarissen.216 Het dient echter wel opgemerkt

te worden dat deze entiteiten slechts toegang hebben tot het register voor zover dat kadert en nodig is voor hun cliëntenonderzoek.217

58. Een derde en laatste, maar wellicht ook grootste, groep die toegang heeft, is het ruime publiek. De Europese regelgever achtte zulks opportuun teneinde meer onderzoek van de informatie door onder meer de pers of maatschappelijke organisaties mogelijk te maken met het oog op het behoud van het vertrouwen in de integriteit van zakelijke transacties en het financiële stelsel.218 Daar waar men initieel

nog een legitiem belang moest aantonen om toegang te bekomen, hoeft dat op heden niet meer219, althans

211 Het actief op zoek gaan naar en hengelen naar informatie, buiten een specifiek onderzoek om. Zie: S. GNEDASJ, “Enkele

reflecties over waarborgen bij onderzoek computergegevens. Wat moeten fiscale rechtspraak en -praktijk dringend van het mededingingsrecht leren?” AFT 2015, afl. 3, (11) 16. Fishing expedities zijn in het Belgisch fiscaal recht niet aanvaard. Zie: S. GNEDASJ, “Enkele reflecties over waarborgen bij onderzoek computergegevens. Wat moeten fiscale rechtspraak en - praktijk dringend van het mededingingsrecht leren?” AFT 2015, afl. 3, (11) 21, voetnoot 58 en de verwijzingen aldaar. Zie daarvoor uitgebreider: M. DE JONCKHEERE, M. DELANOTE, M. MAUS en E. VAN DOOREN, De fiscale procedure, Brugge, Die Keure, 2016, 644 p.

212 S. VANTHIENEN en F. SMET, “UBO-register: een volgende stap naar meer transparantie van private vermogens”, TEP

2019, afl. 1, (33) 53.

213 S. VANTHIENEN en F. SMET, “UBO-register: een volgende stap naar meer transparantie van private vermogens”, TEP

2019, afl. 1, (33) 53.

214 Wetsontwerp betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-

2839/001, 257-258.

215 S. LANDUYT, F. DESMYTTERE en L. MAES, “De maatschap: van contract naar instituut”, in J. BAEL (ed.) Rechtskroniek voor het notariaat, deel 35, Herentals, KnopsBooks, 2019, (35) 70.

216 Zie voor de volledige lijst: artikel 5 antiwitwaswet

217 Artikelen 19 e.v. antiwitwaswet. De entiteiten in kwestie moeten een degelijk identiteitsonderzoek voeren en mogen niet

zonder meer voortgaan op de informatie die is opgenomen in het UBO-register. Zie: S. GABRIEL en G. DGOYVAERTS, “Het UBO-register – een verstoorde balans tussen transparantie en privacy”, VIP 2017, afl. 3, (24) 28.

218 H. CASIER, “De werking van het Belgisch UBO-register”, VIP 2018, afl. 3, (31) 34.

219 C. BUYSSE, “Vijfde Europese Witwasrichtlijn versterkt belang en rol van het UBO-register”, Fiscoloog 2018, afl. 1573,

wat betreft de informatie omtrent vennootschappen. Voor wat betreft soortgelijke constructies, (i)vzw’s en stichtingen moet een burger die inzage in het UBO-register wenst alsnog een legitiem belang aantonen en een verzoek tot inzage richten aan de Administratie.

59. Samen met de toegang voor de fiscus (supra, nr. 56) vormt het feit dat om het even wie in principe toegang heeft tot het UBO-register een ernstige deuk in het discreet karakter van de maatschap. Niettemin moet ook hier een zekere nuance worden aangebracht. Vooreerst is het zo dat een burger die toegang wenst, daarvoor zal moeten betalen.220 Een louter nieuwsgierige burger die wenst te weten ‘wie

er achter een vennootschap zit’, moet daar al geld voor over hebben. Dat lijkt m.i. een efficiënte rem te zijn op het onnodig verrichten van opzoekingen. Ten tweede kan een opzoeking slechts gebeuren op basis van het ondernemingsnummer of de naam van, in casu, de maatschap.221 Indien er geen link is

tussen de naam van de maatschap en de familie en/of de uiteindelijke begunstigde(n)222, lijkt ook hier

de impact op de discretie beperkt te zijn. Tot slot heeft de burger, in tegenstelling tot de bevoegde autoriteiten, slechts toegang tot een beperkt deel van de informatie.223

60. In het kader van de impact van het UBO-register op het discreet karakter van de maatschap is het nog relevant te wijzen op twee elementen die mede – samen met hetgeen voorafgaat – de discretie die de maatschap kenmerkt m.i. min of meer doet standhouden. Vooreerst is er de mogelijkheid voor de uiteindelijke begunstigde, voorzien in het Koninklijk Besluit, om de Administratie te verzoeken bepaalde informatie niet publiek te maken.224 Een uiteindelijke begunstigde kan dergelijk verzoek doen

wegens uitzonderlijke omstandigheden die de beperking van de toegang kunnen rechtvaardigen.225 De

wetgever somt ter zake zelf enkele voorbeelden op, zoals het risico op fraude, ontvoering, chantage, afpersing en een minderjarige of handelingonbekwame uiteindelijke begunstigde.226 Het is belangrijk

om erop te wijzen dat deze beperking enkel geldt ten aanzien van de burgers en de meldingsplichtige entiteiten. Ten aanzien van de bevoegde autoriteiten, alsook ten aazien van de fiscus is er geen mogelijkheid om de raadpleegbare informatie te beperken. Ten tweede mag men het belang van de informatie die men na een raadpleging van het UBO-register bekomt niet overschatten. Men weet wel wie de uiteindelijke begunstigde is en in voorkomend geval wat diens belang in de maatschap is, maar zonder financiële gegevens – dewelke men niet uit het UBO-register kan halen – is men daar eigenlijk niet zoveel mee.227

220 Artikel 14 Koninklijk Besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register 221 Artikel 9 Koninklijk Besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register 222 Zie ook bij KBO: supra, nr. 40.

223 H. CASIER, “De werking van het Belgisch UBO-register”, VIP 2018, afl. 3, (31) 34.

224 Artikel 16, §1 Koninklijk Besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

225 S. VANTHIENEN en F. SMET, “UBO-register: een volgende stap naar meer transparantie van private vermogens”, TEP

2019, afl. 1, (33) 55.

226 Artikel 16, §2 Koninklijk Besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

227 S. LANDUYT, F. DESMYTTERE en L. MAES, “De maatschap: van contract naar instituut”, in J. BAEL (ed.) Rechtskroniek voor het notariaat, deel 35, Herentals, KnopsBooks, 2019, (35) 70.