• No results found

5.2.1.1 . Toepassingsgebied

101. Net zoals bepaalde rechtsleer (supra, nr. 99) was de wetgever bij de hervorming van het insolventierecht van oordeel dat een moderne insolventiewetgeving de procedures ook open stelt voor een maatschap.355 Het zou overigens passen in een evolutie waarbij het faillissement en de gerechtelijke

reorganisatie worden opengesteld voor alle ondernemingen. De wetgever was bovendien de mening toegedaan dat de maatschap blijven onttrekken aan het insolventierecht zelfs niet verantwoord is.356 Als

de onverdeelde maatschapsboedel als een afgescheiden vermogen wordt erkend waarop de maatschapsschuldeisers bevoorrecht zijn, dan is het nuttig om de zelfstandigheid van die boedel ook in het insolventierecht te erkennen. Dat de maatschap geen rechtspersoonlijkheid heeft, verhindert volgens de wetgever niet dat zij wordt gevat door het insolventierecht.357

102. Een en ander heeft ertoe geleid dat de wetgever het insolventierecht loskoppelde van het begrip handelaar.358 Het nieuwe uitgangspunt werd gevormd door een nieuw ondernemingsbegrip dat het

toepassingsgebied van het nieuwe boek XX moest bepalen. Wanneer we naar de initiële versie van artikel XX.1 WER kijken, dan stellen we vast dat sindsdien ook iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid met een winstuitkeringsoogmerk359 onderworpen is aan het insolventierecht.

Derhalve valt de maatschap sindsdien onder de toepassing van het insolventierecht. Thans wordt het toepassingsgebied van boek XX bepaald door het algemeen ondernemingsbegrip zoals bepaald in artikel I.1, 1° WER. Het is met andere woorden zo dat het nieuwe ondernemingsbegrip, dat de maatschap tot onderneming heeft gemaakt360, middels een omweg via de invoering van boek XX in boek I is terecht

gekomen als algemeen ondernemingsbegrip.361

Het is duidelijk, temeer nu het algemene ondernemingsbegrip het toepassingsgebied van boek XX bepaalt, dat de maatschap wordt gecapteerd door het insolventierecht.362 Dit betekent dat de maatschap

als aparte entiteit het voorwerp kan uitmaken van een faillissementsprocedure of een gerechtelijke

355 Wetsontwerp houdende invoeging van het Boek XX “Insolventie van ondernemingen” in het Wetboek van economisch

recht, en houdende invoering van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht, Parl.St. Kamer 2016-17, 54-2407/001, 29-30 (hierna: wetsontwerp houdende invoeging van Boek XX).

356 Wetsontwerp houdende invoeging van Boek XX, Parl.St. Kamer 2016-17, 54-2407/001, 30. 357 Wetsontwerp houdende invoeging van Boek XX, Parl.St. Kamer 2016-17, 54-2407/001, 30.

358 S. LANDUYT, F. DESMYTTERE en L. MAES, “De maatschap: van contract naar instituut”, in J. BAEL (ed.) Rechtskroniek voor het notariaat, deel 35, Herentals, KnopsBooks, 2019, (35) 57.

359 Gelet op de uitsluiting in artikel XX.1, §1, tweede lid, a) WER 360 Artikel I.1, 1°, eerste lid, c WER. Zie supra, nr. 20.

361 M. VANMEENEN en I. VAN DE PLAS, “Het toepassingsgebied van Boek XX WER: hoe meer zielen, hoe meer vreugd?”, TBH 2018, afl. 3, (207) 209.

362 Z. PLETINCKX, “Réforme du droit de l’insolvabilité: le nouveau live XX du Code de droit économique”, JT 2018 (465)

reorganisatie.363 Het feit dat de wetgever in 2017 deze weg insloeg, was al een voorbode voor wat zijn

standpunt zou zijn omtrent het afgescheiden vermogen (supra, nr. 86). De maatschap onder het toepassingsgebied van het insolventierecht brengen, betekent eigenlijk het aanvaarden van het afgescheiden vermogen.364

5.2.1.2 . Gevolgen

365

103. Het voornaamste gevolg van een faillissement van de maatschap is dat het maatschapsvermogen als een zelfstandig vermogen zal worden vereffend, zodat een samenloop tussen maatschapsschuldeisers en persoonlijke schuldeisers uitgesloten zal zijn.366 In het kader van het insolventierecht wordt de

maatschap als afzonderlijk rechtssubject behandeld, maar desondanks moet er worden beklemtoond dat zij hiermee geen autonoom rechtssubject wordt binnen het Belgisch recht. Het is en blijft een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid waarbij er toerekening plaatsvindt aan haar achterliggende maten. Dit gegeven doet dan ook geen afbreuk aan het feit dat de maten persoonlijk aansprakelijk zijn voor de maatschapsschulden.367 De hierboven geschetste aansprakelijkheidsregeling (supra, nrs. 91 e.v.) blijft

onverkort gelden. Maatschapsschuldeisers kunnen zich derhalve op het persoonlijk vermogen van iedere maat verhalen, maar niettemin zal het maatschapsvermogen het preferentieel verhaalsvermogen uitmaken.368

104. Procedureel zal een faillissementsprocedure van een maatschap verlopen zoals deze verloopt voor iedere gefailleerde schuldenaar. Een maatschap zal slechts failliet kunnen worden verklaard wanneer de faillissementsvoorwaarden voldaan zijn.369 De rechtsleer erkent dat, gelet op de aard en de

samenstelling van het maatschapsvermogen, de afwikkeling van dergelijke procedure iets complex zal zijn.370,371 Om de procedure zo efficiënt mogelijk te laten verlopen en om de rechten van verdediging

363 S. LANDUYT, F. DESMYTTERE en L. MAES, “De maatschap: van contract naar instituut”, in J. BAEL (ed.) Rechtskroniek voor het notariaat, deel 35, Herentals, KnopsBooks, 2019, (35) 57.

364 P. T’KINT, “L’application du live XX du Code de droit économique aux associations”, in C. ALTER (ed.), Le nouveau livre XX du Code de droit économque consacré à l’insolvabilité des entreprises, Brussel, Larcier, 2017, 59.

365 Wanneer we spreken over de gevolgen, dan gaat het om de gevolgen van een eventueel faillissement. Deze gevolgen gelden

over het algemeen mutatis mutandis ook voor de gerechtelijke reorganisatie.

366 D. DEMAREZ en C. STRAGIER, Boek XX. Een commentaar bij het nieuwe insolventierecht., Brugge, Die Keure, 2018,

47.

367 D. DEMAREZ en C. STRAGIER, Boek XX. Een commentaar bij het nieuwe insolventierecht., Brugge, Die Keure, 2018,

47.

368 D. DEMAREZ en C. STRAGIER, Boek XX. Een commentaar bij het nieuwe insolventierecht., Brugge, Die Keure, 2018,

34.

369 I.e. op duurzame wijze opgehouden hebben te betalen en een geschokt krediet hebben. Zie artikel: XX.99, eerste lid WER 370 M. VANMEENEN en I. VAN DE PLAS, “Het toepassingsgebied van Boek XX WER: hoe meer zielen, hoe meer vreugd?”, TBH 2018, afl. 3, (207) 216.

371 Het onderscheid tussen wat nu precies tot het maatschapsvermogen en tot het privévermogen behoort, zal niet altijd duidelijk

zijn. Voor wat betreft onroerende goederen zal de hypothecaire publiciteit een grote mate aan zekerheid bieden. Het valt dan ook aan te raden, hoewel het niet verplicht is, om ook de maatschapsnamen op te nemen in de akte, zodat het duidelijk is dat het goed tot het maatschapsvermogen behoort. Zie: J. VANANROYE, “Slingerende toerekening: de zakelijke rechten van een maatschap”, RPS-TRV 2014, (233) 258. Voor wat betreft roerende goederen liggen de zaken moeilijker. Daarvoor zal de nieuwe boekhoudverplichting die rust op de maatschap mogelijks nuttig zijn. Zie: M. VANMEENEN en I. VAN DE PLAS, “Het toepassingsgebied van Boek XX WER: hoe meer zielen, hoe meer vreugd?”, TBH 2018, afl. 3, (207) 218. Zie verder ook: J.

van de maten te waarborgen372, voorziet de wetgever op verschillende plaatsen in boek XX dat de maten

zoveel mogelijk bij de procedure moeten worden betrokken en dit vanaf het begin. Zulks is uitdrukkelijk voorzien in artikel XX.100, tweede en derde lid WER. Verder voorziet artikel XX.103, eerste lid, 7° WER dat de schuldenaar bij zijn aangifte, zoals bedoeld in artikel XX.102, eerste lid WER, de lijst van de maten moet voegen, alsook het bewijs dat zij op de hoogte werden gebracht.373 Ter bescherming van

een maat die daarvan niet op de hoogte zou zijn gebracht, voorziet artikel XX.108, §3, tweede lid WER dat de maat in voorkomend geval nog geldig verzet kan doen tegen het faillissementsvonnis binnen de zes maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en in ieder geval binnen de 15 dagen na de kennisname van het vonnis.374

105. Tot slot kan er nog op gewezen worden dat een maatschap volgens de rechtsleer kan worden failliet verklaard naar analogie met de natuurlijke persoon.375 Een maatschap die haar activiteiten heeft

stopgezet, kan derhalve nog worden failliet verklaard indien zij op duurzame wijze is opgehouden te betalen op een moment dat zij haar activiteiten nog uitoefende. Er wordt in ieder geval aangenomen dat zolang de vereffening van een maatschap niet beëindigd is, zij onderworpen blijft aan het insolventierecht.376