• No results found

De onderhandelingen die uiteindelijk zouden leiden tot de opheffing van de Nederlandse Antillen en de hervorming van het Koninkrijk vonden plaats tussen drie landen en vijf eilanden. Verschuivingen in de politieke verhoudingen binnen elk van deze eenheden konden di- recte implicaties hebben voor de voortgang van het proces. Achteraf kunnen we vaststellen dat dit inderdaad verschillende malen tot im- passes leidde, maar uiteindelijk de verwezenlijking van het in 2004 gestarte proces niet dwarsboomde. Dat had echter ook heel anders kunnen lopen, vooral door toedoen van de oppositie in Curaçao en in Nederland.

Het nieuwe beleid voor de Koninkrijksrelaties kon in de Neder- landse politiek in principe op een breed draagvlak rekenen. De Haagse koerswijziging werd een feit onder het tweede en derde kabinet-Bal- kenende, waarmee cda, vvd en D66 zich hieraan verbonden. In het vierde kabinet-Balkenende onderschreven ook de PvdA en de Chris- tenUnie als regeringspartijen dit beleid. Van de andere partijen waren alleen de pvv en in mindere mate de sp zeer kritisch. In de laatste fase van het onderhandelingstraject werd het parlementaire verzet echter sterker: volgens de oppositie deed Nederland te veel concessies

56

Gedeeld K

oninkrijk

ten opzichte van de afspraken zoals vastgelegd in de Slotverklaring van 2006 — reden waarom de vvd haar steun dreigde in te trekken. Dit werd temeer prangend nadat het vierde kabinet-Balkenende in februari 2010 demissionair werd. De oppositie meende dat de voor de transitie nog te behandelen wetgeving ‘controversieel’ was, dat wil zeggen: te politiek beladen om aan een demissionair kabinet over te laten. Bovendien hadden beide Kamers grote kritiek op het korte tijds- bestek waarin nog een groot aantal wetten moest worden behandeld. In deze onzekere politieke context moest staatssecretaris Bijleveld het proces gaande houden en hiervoor de steun van het Nederlandse parlement zien te behouden. Inmiddels was er sprake van een diepe financiële crisis, waarin de in betere tijden aangeboden sanering van de Antilliaanse overheidsfinanciën zeer kritisch commentaar ont- lokte. sp-Kamerlid Ronald van Raak, met altijd al veel kritiek over de Antillen en het Antillenbeleid, rekende in de Kamer voor dat dit per Nederlander een uitgave van ongeveer honderd euro betekende, per Antilliaan een overname van een schuld van zes- tot zevendui- zend euro.38 Daarmee zat hij, mede omdat hij uitging van een bedrag van 1,5 miljard euro, nog aan de lage kant. Uiteindelijk ging het om 1,7 miljard euro, per bewoner van de vijf Antilliaanse eilanden eerder 8500 euro.

Bovendien tekende zich een versterking van het rechtse blok af — waarin de pvv uitgesproken negatief was over zowel de Antillen

Vicepresident Herman Tjeenk Willink presenteert het jaarverslag van de Raad van State, rechts op de achtergrond Ernst Hirsch Ballin, op dat moment lid van de Raad, 26 april 2006.

57 2. De K oninkrijk sr elaties : ins tituties, spelers, dos siers

zelf als over het als te toegevend ervaren Haagse beleid, terwijl de vvd zich weliswaar verbonden had aan de in de Slotverklaring vast- gelegde uitgangspunten, maar afwijzend stond tegenover sindsdien gedane concessies, vooral op het justitiële dossier. Ook de oppositi- onele sp bleef zich buitengewoon kritisch betonen. Tot op het laatst hing 10/10/10 daarom ook in Den Haag aan een zijden draadje. Cru- ciaal was de uiteindelijke instemming, op hoofdpunten, van de vvd. Afgezien van mogelijke partijpolitieke overwegingen zal het ook voor die partij een rol hebben gespeeld dat zich geen duidelijk alternatief aftekende. En dat hing weer samen met de stemming aan de over- zijde.

Op soms dramatische wijze tekende de verharding van de stand- punten zich af in het genoemde pok. Was in het verleden de kritiek op zijn voorganger, het Contactplan, vooral geweest dat dit overleg te vrijblijvend en over en weer eerder vriendelijk en vermijdend dan kri- tisch was, met het aantreden van de pvv in het pok veranderde dit radicaal, culminerend in het afgelasten van dit parlementair overleg in januari 2008 op de Antillen, nadat pvv’er Hero Brinkman weigerde excuses aan te bieden voor zijn begin december 2007 ingediende mo- tie waarin hij de Antillen had omschreven als een ‘grotendeels cor- rupt boevennest [...] dat verkocht moet worden via Marktplaats.nl’.39 De Staten van de Nederlandse Antillen ontzegden hem de toegang tot het parlementsgebouw, waarop de Nederlandse delegatie besloot niet meer deel te nemen aan het overleg. Weliswaar werd het pok in juni 2008 hervat — overigens zou Brinkman daarbij vlak voor het einde van het overleg door zijn eigen delegatiegenoten worden ge- schorst — maar deze conflicten waren een teken aan de wand, ook voor de onderhandelende partijen: de marges werden kleiner. Na ja- nuari 2009 vond geen apart tripartiet pok plaats; ook niet in 2010, een jaar van veelvuldig tripartiet overleg aan de vooravond van de ontmanteling van de Antillen.

Waar in voorgaande decennia het ‘Koninkrijksdossier’ in Neder- land zelden aanleiding had gegeven tot grote partijpolitieke verschil- len begon dit nu kennelijk te veranderen.40 Maar wellicht belangrijker is dat, gelijktijdig met en deels in weerwil van het proces van staat- kundige vernieuwing, ook buiten de politiek sprake was van een kriti- scher beoordeling van de relaties, en vooral van de gang van zaken op de eilanden. De Nederlandse pers was daarbij een graadmeter, even- als door critici met graagte aangehaalde peilingen waaruit steevast (en overigens niet anders dan in het verdere verleden) bleek dat voor veel Nederlanders een afscheid van de Antillen en Aruba een goed idee was.

58

Gedeeld K

oninkrijk

‘Koninkrijksdossier’ in Nederland van bescheiden politiek gewicht. Op de eilanden daarentegen, en vooral op Curaçao, zou het her- vormingsproces als een splijtzwam fungeren. Tussen 2000 en 2010 kende het land de Nederlandse Antillen niet minder dan zeven rege- ringscoalities. Voor het onderhandelingsproces hadden deze vele wis- selingen uiteindelijk geen ernstige consequenties. Met uitzondering van de twee kortstondige kabinetten onder leiding van fol-premiers Ben Komproe en Mirna Louisa-Godett (juli 2003–juni 2004) — een periode waarin de Antilliaans-Nederlandse relaties uitermate moei- zaam waren — werden de Antilliaanse regeringen geleid door de par- premiers Miguel Pourier, Etienne Ys en Emily de Jongh-Elhage. Niet alleen gold de Curaçaose par als verwant met het cda, bovendien was er volgens vrijwel alle betrokkenen sprake van een uitstekende dynamiek tussen Bijleveld en De Jongh-Elhage. De kabinetsleden voor de andere eilanden legden eveneens hoge prioriteit bij het her- vormingsproces. Op nationaal niveau lag het risico voor de voortgang dus niet, maar gelijktijdig wisten de landelijke coalitieregeringen zich voortdurend gebonden aan steeds wisselende en in hun standpun- ten vaak tegenstrijdige eilandelijke besturen. Dit maakte het voor de landsregering vaak bijzonder moeilijk om consistent en doortastend te opereren.

Zeer ingewikkeld was de politieke constellatie op Curaçao, waar in dezelfde periode eveneens zeven coalities de eilandsregering voer- den. In de periodes dat lands- en eilandsregering beide door de par werden gedomineerd, kwam dit de voortgang van het onderhande- lingsproces ten goede. Dit was echter niet altijd het geval. Gaande het proces vonden drie verkiezingen plaats voor de eilandsraad: in 2003, 2007 en 2010; steeds was de relatie tot Nederland een zwaar omstre- den punt. In 2003 verloor de par op eilandsniveau haar dominante positie en werd zij oppositiepartij. Hiermee raakte tussen medio 2004 en 2007 de balans tussen de landsregering en de regering van het grootste eiland ernstig verstoord, waardoor ook het mandaat van de landsregering omstreden werd. In de cruciale periode 2007–2010 was de par echter weer in beide regeringen dominant, wat de voort- gang van de onderhandelingen sterk bevorderde. Een Curaçaos refe- rendum in 2009 over de staatkundige afspraken met Nederland bleek echter een dubbeltje op zijn kant, met 48 procent tegenstemmers.

Hoewel de par bij de eilandelijke verkiezingen van 2010 met acht van de 21 zetels de grootste partij werd, zou zij uit de eerste rege- ring van het nieuwe land Curaçao worden gehouden door een coalitie onder leiding van Gerrit Schotte van de nieuwe partij Movementu Futuro Kòrsou (mfk). Deze eerste Curaçaose landsregering werd sa- mengesteld uit mfk, ps en man, partijen die allemaal buitengewoon

59 2. De K oninkrijk sr elaties : ins tituties, spelers, dos siers

kritisch zijn over de uitkomst van het onderhandelingsproces, waarin Nederland een onaanvaardbare inperking van de Curaçaose autono- mie zou hebben afgedwongen — veelvuldig viel het verwijt van ‘reko- lonisatie’.

Verkiezingen en bestuurswisselingen op de andere eilanden waren uiteindelijk niet van invloed op het onderhandelingsproces. Wat par- tijen op Sint Maarten ook verdeelde, het verlangen naar een landssta- tus en de bereidheid hiertoe concessies te doen werd breed gedeeld. De eilandelijke politiek op Saba en Sint Eustatius interfereerde even- min met het landelijke proces.

Alleen op Bonaire was vanaf mei 2009 sprake van onverwachte po- litieke complicaties. Een referendum in 2004 had ruime steun opge- leverd voor de optie van een directe band met Nederland, een keuze die in 2005 door de eilandsraad was bekrachtigd. Kort daarop besloot de Tweede Kamer zelfs het eiland een voortrekkersrol toe te kennen in het staatkundige veranderingsproces. Nadat in 2006 de eilands- raad unaniem de keuze voor de status van openbaar lichaam had bekrachtigd, veroorzaakte een dissident in de eilandsregering medio 2009 echter de val van de raad, de vorming van een nieuwe coalitie en de organisatie van een referendum waarin de bevolking zich, zo was de hoop, alsnog zou uitspreken tegen de bereikte vorm van integra- tie van Bonaire in Nederland. Hierop volgde een harde Nederlandse reactie, een ingreep van de gouverneur — die het geplande referen- dum vernietigde wegens strijd met onder meer het belang van het Koninkrijk — en alsnog een referendum op 17 december 2010, waarin een overgrote meerderheid zich inderdaad uitsprak tegen de nieuwe status van Bonaire, maar bij een zeer lage opkomst en bovendien ruim twee maanden na 10/10/10.41

Hiermee kreeg deze Bonairiaanse oppositie het karakter van de spreekwoordelijke mosterd na de maaltijd, evenals verklaringen van de regering-Schotte dat Curaçao de onderhandelingen over de op 10/10/10 bereikte status wilde heropenen. Dit neemt niet weg dat deze oppositie tegen wat geldt als een te sterke Nederlandse be- moeienis met de eilanden de komende jaren naar verwachting niet zal wegebben; deze kwestie komt in het slothoofdstuk van dit boek aan de orde. Hier past echter allereerst de conclusie dat de politieke context waarin de verschillende partijen consensus moesten zien te vinden uiterst precair en bovendien sterk tegenstrijdig was.

Niet alleen liep de politieke steun voor de uiteindelijk gekozen uit- komst meermalen gevaar, daarnaast was ook de aard van de eilande- lijke oppositie volstrekt tegengesteld aan die in Nederland. Waar de Antilliaanse kritiek steeds draaide rond verwijten van ‘rekolonisatie’ was de kritiek in Nederland juist gericht tegen wat gold als een te toe-

60

Gedeeld K

oninkrijk

gevende houding jegens de eilanden. Dat waren onverenigbare stand- punten. De conclusie moet dan ook luiden dat de hoofdrolspelers in het onderhandelingsproces niet anders konden dan een midden zoeken tussen beide extremen en daarbij grote haast maken, gezien de (achteraf uitgekomen) inschatting dat een volgende verkiezings- ronde heel goed partijen aan de macht zou kunnen brengen die het vinden van consensus vrijwel onmogelijk zou maken. In die zin stre- den Bijleveld en De Jongh-Elhage tussen 2007 en 2010 wellicht min- der tegen elkaar dan tegen de oppositie in eigen land en vooral tegen de politieke klok.