WELKE AANGEBRACHT KUNNEN WORDEN Het is niet moeilijk om in groote lijnen te schetsen, welke verbete
G. Poliklinische hulp. Reeds in een vorig hoofdstuk is besproken, dat de verstrekking van poliklinische hulp niet bij een vereen1ging
voor ziekenhuisverpleging thuis hoort en dat het dus niet op haar weg ligt deze te vergoeden.
H. Sanatorium- en gestichtsverpleging. Met de vergoeding voor sanatoriumverpleging, opneming in rusthuizen en dergelijke inrich
tingen behoeft een vereeniging voor ziekenhuisverpleging zich niet in te laten. In de eerste plaats niet, omdat zij daarmede een terrein zou.
betreden, dat niet het hare is, doch, althans wat de verzekering tegen de kosten van sanatoriumverpleging betreft, dat van de onderlinge vereenigingen, die zich daarmede belasten. In de tweede plaats valt de verpleging in gestichten, sanatoria en rusthuizen buiten het kader der vereenigingen voor ziekenhuisverpleging, omdat de verpleegduur meestal zoo lang is, dat een vergoeding, welke deze vereenigingen ge
durende betrekkelijk korten tijd (maximaal b.v. 30 dagen) uit zouden keeren, geen noemenswaardige verlichting van kosten voor den pa
tient beteekent. Daarentegen zou de opneming van een patient in een sanatorium of rusthuis voor een vereeniging voor ziekenhuis
verpleging zeer belangrijke, ja te groote uitgaven medebrengen.
Het is dus niet noodig en - gezien haar opzet en werkwijze - ook niet mogelijk, dat een vereeniging voor ziekenhuisverpleging de kos
ten wegens sanatoriumverpleging, of wegens daarmede op
een
lijnte stellen verpleging, vergoedt.
I. Besmettelijke ziekten. De vergoeding van kosten wegens opne
ming van een lijder aan een besmettelijke ziekte behoort ook niet tot de bemoeienis van de vereenigingen voor ziekenhuisverpleging. Im
mers is, althans in verreweg de meeste gevallen, de reden voor opne
ming niet de omstandigheid, dat zulke patienten niet thuis verpleegd kunnen worde11-, evenmin het feit, dat de ziekte als zoodanig niet ge
diagnostiseerd kan worden, doch veelmeer de overweging, dat de lij
der voor de gemeenschap een gevaarlijk persoon is. Hieruit volgt dus, dat het de taak der gemeenschap (in dit geval de taak der gemeente)
is, om zorg te dragen voor verpleging en wel op een plaats, waar de besmettelijke personen geen gevaar voor anderen kunnen opleveren.
Derhalve kan men het ook als de taak der gemeente beschouwen, om de daaruit ontstane kosten te vergoeden.
De vereenigingen voor ziekenhuisverpleging behoeven dus in dezen geen verplichtingen op zich te nemen.
Evenwel moet met een moeilijkheid rekening gehouden warden.
De Besmettelijke-Ziektenwet geeft aan de overheid het recht, en legt haar dikwijls zelfs den plicht op, om de lijders aan besmettelijke ziekten in een daarvoor bestemde barak te doen opnemen. Boven
dien heeft zij het recht om de verpleegkosten geheel of gedeeltelijk op den patient of diens familieleden te verhalen (art. 21). Hierdoor is het mogelijk, dat de verpleegde, of diens familiet zich in een der
gelijk geval tot de vereeniging voor ziekenhuisverpleging om steun zal wenden. Niettemin nemen deze vereenigingen een juist stand
punt in, als zij op een dergelijk verzoek niet ingaan, zoowel omdat vergoeding der kosten, verbonden aan de opneming wegens een be
smettelijke ziekte niet tot het terrein van de vereeniging voor zieken
huisverpleging behoort, als ook, omdat een epidemie op een ver
eeniging voor ziekenhuisverpleging zeer zware, zelfs onoverkomelijke lasten zou kunnen leggen.
J.
Bij-onkosten. Onder bij-onkosten behoort men te verstaan alle kosten, welke ten behoeve van een patient in een ziekenhuis gemaakt worden, voorzooverre zij niet onder de hierboven omschreven vergoedingen vallen. Onder bij-onkosten worden niet begrepen de uit
gaven voor aan patienten verstrekte gebruiksartikelen, zooals sponsen en dergelijke, omdat de patient deze ook van huis mede kan nemen.
Aile bij-onkosten behooren door de vereenigingen voor ziekenhuis
verpleging vergoed te worden, zonder dat daarvoor een maximum
bedrag wordt vastgesteld.
K. Enkele andere bepalingen. I. Het is niet onbillijk, dat er bij een bevalling in een ziekenhuis geen volledige vergoeding uitgekeerd wordt. Het gezin zou zich thuis toch ook eenige uitgaven hebben te getroosten, zoowel in den vorm van huisartsenhulp, als in den vorm van kraamhulp. Indien een vereeniging voor ziekenhuisverpleging bij bevalling in een ziekenhuis geen korting toe zou passen, is het gevaar niet denkbeeldig, dat zwangeren er te spoedig toe over zou
den gaan, om den partus in een ziekenhuis door te maken. Dienten-85
gevolge zou een vereeniging voor ziekenhuisverpleging zeker onnoo
dige uitgaven doen.
De vorm, waarin deze korting op de volledige vergoeding toegepast kan worden, kan uit den aard der zaak verschillend zijn. Een bepaling, welke ernstige overweging verdient, is wel de volgende :
lndien een bevalling in een .ziekenhuis plaats vindt, wordt geen ver
goeding gegeven voor de kosten wegens verpleging van het in het .zieken
huis geboren kind, gedurende den tijd, dat de moeder daar na de be
valling moet verblijven.
2. Het is billijk, dat, indien er naast een zelfstandige vereeniging voor ziekenhuisverpleging een ziekenfonds werkzaam is, dat aan zijn leden ook de klinisch-specialistische hulp vergoedt, de leden van dit fonds een zekere korting op de contributie krijgen, ten einde op deze wijze te voorkomen, dat zij zich tweemaal tegen de kosten van de klinisch-specialistische hulp zouden moeten verzekeren.
3. De bepaling, welke in sommige reglementen voorkomt, dat aan patienten, die in een zenuwafdeeling van een ziekenhuis opgenomen warden, geen vergoeding gegeven wordt, verdient strenge afkeuring.
Het is duidelijk, dat hierdoor geen verschil tusschen neurologische en psychiatrische patienten gemaakt wordt. Er schuilt een groote onbil
lijkheid in, dat iemand, die lijdende is aan een neurologische aandoe
ning, welke toch als een lichamelijke ziekte beschouwd meet worden, bij ziekenhuisopneming geen vergoeding zou ontvangen.
4. In nog sterkere mate onbillijk is de bepaling, dat aan tubercu
lose-lijders geen vergoeding gegeven wordt. De vraag mag hier ge
steld worden, hoe het bestuur van een vereeniging voor ziekenhuis
verpleging met zekerheid zou kunnen en mogen vaststellen, dat een patient aan tuberculose lijdt. Een dusdanige bepaling behoort dan ook in een reglement van een vereeniging voor ziekenhuisverpleging niet thuis.
5. Om te voorkomen, dat de leden meenen ook recht op polikli
nische behandeling te hebben, is het noodig, dat uit de reglementen nauwkeurig blijkt, wat ender opneming verstaan wordt. Men zou dit als volgt kunnen bereiken :
86
De vastgestelde vergoedingen kunnen aan een lid of <liens gezinsleden slechts verstrekt worden, indien de patient gedurende tenminste 24 achter
eenvolgende uren in een ziekenhuis verblijf heeft gehouden. Echter war
den de vergoedingen ook verstrekt, indien de patient binnen 24 uur na de opneming in het ziekenhuis mocht overlijden.