• No results found

VEREENIGINGEN VOOR ZIEKENHUISVERPLEGING IN FRIESLAND

C. De verhouding tusschen de vereenigingen voor ziekenhuisverple

ging e11; de Nederlandsche M aatschappij tot Bevordering der Genees­

kunst. Reeds in het vorige hoofdstuk is terloops gesproken over het contact, dat de Federatie van Vereenigingen voor Ziekenhuis­

verpleging in Friesland met de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst had, en wel in verband met de kwestie van de verhouding der Maatschappij tot de ziekenfondsen, speciaal naar aanleiding van de oprichting van het Maatschappij-Zieken­

fonds ,,Heerenveen en Omstreken."

60

Ook in latere jaren is door de Nederlandsche Maatschappij tot Be­

vordering der Geneeskunst contact met de vier groote organisaties van vereenigingen voor ziekenhuisverpleging (de Friesche en Neder­

landsche Federaties en de Groningsche en Drenthsche Bonden) gezocht. De Maatschappij wenschte met de vereenigingen voor zie­

kenhuisverpleging, aangesloten bij de genoemde organisaties, een overeenkomst te sluiten, waarbij de vereenigingen de kosten van de klinisch-specialistische hulp tegen een bedrag van f 1,- per ziel per jaar (tot een maximum van f 6,- per gezin) aan haar zouden overdragen. Deze bijdragen zouden dan gestort worden in een speciale kas, waaruit de specialisten gehonoreerd zouden warden.

Zulk een overeenkomst is niet tot stand gekomen. De eigenlijke oorzaak daarvan lag in de omstandigheid, dat alle organisaties op het gebied van het ziekenhuisverplegingswezen (de Nederlandsche en Friesche Federaties en de Groningsche en Drenthsche Bonden) het met de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Genees­

kunst niet over de kwestie van de klinische hulp eens konden warden.

De vereenigingen voor ziekenhuisverpleging wilden de toezegging hebben, dat de klinisch-specialistische hulp tot haar terrein en niet tot dat van de ziekenfondsen behoort. Zij voerden aan, dat, als de vergoeding van de klinisch-specialistische hulp van haar naar de ziekenfondsen over zou gaan, het haar niet meer mogelijk zou zijn, om het beginsel van vrije ziekenhuiskeuze in praktijk te brengen.

Immers er zouden dan steeds leden zijn, die, omdat zij geen lid van een ziekenfonds waren, genoodzaakt zouden zijn om zich op te laten nemen in een ziekenhuis, waar de kosten voor de klinisch-specialis­

tische behandeling in de verpleegkosten verdisconteerd zijn.

Verder bleek het de bedoeling van de Maatschappij te zijn, dat de vereenigingen voor ziekenhuisverpleging slechts diegenen van haar leden, die tevens lid van een ziekenfonds waren, tegen een bedrag van f 1,- per ziel per jaar voor de klinisch-specialistische hulp zou­

den ,,herverzekeren". Macht er in een bepaalde streek geen zieken­

fonds werken, dan zou de Maatschappij alleen die leden van een vereeniging voor ziekenhuisverpleging, wier inkomen beneden den welstandsgrens van een naburig ziekenfonds lag, in de voorgestelde regeling opnemen. Diegenen, wier inkomen haven de welstandsgrens van het ziekenfonds lag, werden niet in de regeling betrokken en moesten derhalve zelf in de kosten van de klinisch-specialistische hulp voorzien.

Ook dit voorstel bleek onoverkomelijke bezwaren met zich mede te brengen, want uit de aanvaarding zou volgen, dat er ook bij de vereenigingen voor ziekenhuisverpleging, zij het langs een omweg, een welstandsgrens ingevoerd zou moeten warden. Verder zouden de vereenigingen voor ziekenhuisverpleging op haar leden dwang uit moeten oefenen om ook lid van een ziekenfonds te worden.

Het is duidelijk, dat de vereenigingen voor ziekenhuisverpleging met een dergelijke regeling het paard van Troje zouden hebben binnengehaald. Op zichzelf zou de toestand, dat er naast een ver­

eeniging voor ziekenhuisverpleging een ziekenfonds werkte, dat ook de klinisch-specialistische hulp vergoedde, reeds tot moeilijkheden over en weer aanleiding moeten geven.

De Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst wenschte echter haar principe, dat alle geneeskundige hulp (ook de klinisch-specialistische) bij de ziekenfondsen thuis behoort, niet prijs te geven, omdat zij vreesde, dat er anders personen zouden zijn die zich wel tegen de kosten van ziekenhuisverpleging en klinische hulp zouden verzekeren, maar niet tegen die van huisartsenhulp, en dat hierdoor de huisartsen dikwijls met dubieuse debiteuren te maken zouden krijgen.

Zoo begrijpt men, dat bij een regeling, welke oogenschijnlijk ge­

heel buiten de vraag staat, bij welke organisatie de klinisch-specia­

listische hulp thuis behoort, juist deze vraag naar voren gebracht is en ook, dat op deze klip de besprekingen gestrand zijn. Dit blijkt ook duidelijk uit een verklaring, welke, namens de Friesche Federatie, op een der laatste vergaderingen door den secretaris werd afgelegd.

Deze luidde :

62

,,Intusschen moge ik U als mijn standpunt mededeelen, dat ik mij met de voorgestelde gedragslijn niet kan vereenigen.

De klinisch-specialistische hulp behoort tot de taak der ver­

eenigingen voor ziekenhuisverpleging. Een der principes van den arbeid der vereenigingen is de vrije ziekenhuiskeuze. Zender klinisch-specialistische hulp is - het schijnt noodig dit telkens weer te herhalen - dit onmogelijk.

Onzerzijds bestaat er geen bezwaar om aan de ziekenfondsen het mogelijk te maken, ook de klinisch-specialistische hulp te verzorgen, wanneer dit onderdeel afzonderlijk wordt geadmini­

streerd en het verboden wordt de ziekenfondsleden bij statuten te verplichten om ook voor dat onderdeel zich bij het zieken­

fonds te verzekeren. Vereenigingen, die het ziekenfondswerk

willen betreden, kunnen dit slechts doen, wanneer voor beide onderdeelen afzonderlijke administraties warden ingericht en het lidmaatschap der vereenigingen niet tevens verplicht om zich ook voor het ziekenfondswerk te verzekeren.

Ziekenfondsen en vereenigingen zullen zich dan onbelem­

merd kunnen ontwikkelen. Beiden hebben dan een eerlijke kans.

En ik meen, dat moeilijkheden dan buitengesloten zullen zijn.tt Het antwoord van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst op deze verklaring was kort en bondig : uOnaan­

vaardbaar.tt

Als men zich objectief tegenover deze zaak stelt, zal men tot de conclusie moeten komen, dat de eisch van de vereenigingen voor ziekenhuisverpleging alleszins billijk en rechtvaardig is. Indien er geen scheiding tusschen de terreinen van werkzaamheid van zieken­

fondsen en vereenigingen voor ziekenhuisverpleging bestaat, dan is het gevaar niet denkbeeldig, dat de eersten zich ten koste van de tweeden van het terrein van de ziekenhuisverpleging meester zullen maken. Dit beteekent achteruitgang, want als de vereenigingen voor ziekenhuisverpleging genoodzaakt warden om te verdwijnen, zullen vele personen, wier inkomen slechts even boven de welstandsgrens van een ziekenfonds ligt, niet in de gelegenheid zijn om zich onder­

ling tegen de kosten van ziekenhuisverpleging te verzekeren, waar­

door zij of onverzekerd blijven, of genoodzaakt warden zich bij een dikwijls veel duurdere, op commercieele basis staande organisatie aan te sluiten. Het behoeft geen betoog, dat de volksgezondheid daardoor niet gediend zal warden.

De conclusie meet dus zijn, dat de vereenigingen voor ziekenhuis­

verpleging zich in een juiste houding tegenover de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst gesteld hebben en dat het te betreuren is, dat de Maatschappij het groote nut van de vereenigingen voor ziekenhuisverpleging niet heeft ingezien.

D. De verhouding van de vereenigingen voor ziekenhuisverpleging