• No results found

Plavuizen en leien

In document Oranjerie van Beerschoten (pagina 80-83)

3 Beerschoten en zijn oranjerie

4.4 Kleine vondsten

4.4.6 Plavuizen en leien

Tijdens de opgraving kwamen ook kleine onderdelen tevoorschijn. Er zijn 2 soorten vloertegels of plavuizen gevonden. De een donkergrijs en de ander oranje, ze hebben verschillende afmetingen. De grijze 22,5cm en de oranje 21,8 cm, beide zijn vierkant en hebben een dikte van 2,6cm. De plavuizen zitten deels nog in de opgegraven kelder. De grijze hebben rondom de vloergezeten tegen de muren aan. De oranje plavuizen zijn op verschillende plaatsen in de oranjeriekelder aangetroffen, er hebben ook plavuizen in de gemetselde opslagbakken gezeten. Op de keldervloer zijn nu verschillende afwerkingen gevonden: ijsselstenen, soort betonachtig materiaal en de 2 verschillende plavuizen. Het is dus lastig om een exact beeld te schetsen hoe de vloerafwerking eruit heeft gezien.

Afbeelding 4-45

Gevonden plavuizen (2003, eigen coll.) Afbeelding 4-46 Gevonden leien (2003, eigen coll.)

Naast de plavuizen zijn er ook een aantal leien gevonden (afb. 4-46). Er is met zekerheid te zeggen dat er leien op het dak hebben gezeten omdat deze duidelijk zichtbaar zijn op foto 13 uit bijlage II. Hoogst waarschijnlijk zijn de leien dan ook afkomstig van het dak van de oranjerie maar omdat er tijdens de sloop van de oranjerie zoveel puin in de kelder is gestort kan het niet zoals bij de plavuizen met zekerheid gezegd worden.

Het dak van de oranjerie was volledig bedekt met leien in rijndekking. Dit zijn schubvormige leien en komen voornamelijk uit Duitsland of Luxemburg. Rijndekking wordt ook wel eens Duitse dekking genoemd en is doorgaans een enkele dekking. De schubvormige leien worden gekenmerkt door een ronde zijkant (de rug), terwijl de andere kanten recht zijn. De rechte zijkant (de borst) vormt een scherpe hoek met de onderkant (de voet); de bovenkant (de kop), die evenwijdig is aan de onderkant, sluit de ronde hoeken op de zijkanten aan. In het westen van Duitsland noemt men dit de ‘Rheinische Schnitt’. Met leien van de schubvorm (Duits: ‘Schuppe’, Frans: ‘écaille’) komen verschillende dekkingswijzen voor, voornamelijk in enkele dekking. In de regel zien we op het gedekte dak een ruitvorm met van links naar rechts schuin oplopende rechte lijnen en van rechts naar links oplopende gekartelde lijnen (gevormd door de ronde zijkantenvan de leien), of het spiegelbeeld hiervan. De leien worden namelijk geleverd in twee vormen, die elkaars spiegelbeeld zijn; dit met het oog op de meest voorkomende regenslag op het te dekken dakvlak. In deze gevallen spreekt men van een Rijndak. Een andere, weinig of niet meer toegepaste dekkingswijze is die, waarbij de ronde zijde van de leien aan de onderzijde komt; het regenwater druipt dan van de ronde zijde van elke lei op de eronder liggende lei. Bij het Rijndak onderscheidt men de Oudduitse dekking (of Oudrijnse dekking) en de Duitse

Afstudeer scriptie f Dennis Elbersen Oranjerie van Beerschoten Jitse de Hoogh

‘Schuppenschablonen’- dekking. Bij de eerste is er variatie in de grootte van de leien: de grootste worden aan de onderzijde van het dak verwerkt en de kleinere achtereenvolgens hogerop. Bij de verschillende sorteringen behoren de volgende formaten en dakhellingen:

sortering hoogte breedte geschikt voor

Ganze :1/1 50-40 42-32 alleen voor dubbele dekking

Halbe :1/2 42-36 38-28 22-30º dakhelling Viertel :1/4 38-32 34-25 25-35º dakhelling Achtel :1/8 34-28 30-23 30-40º dakhelling Zwölftel :1/12 30-24 26-20 35-50º dakhelling Sechzehntel :1/16 26-20 22-17 40-60º dakhelling Zweiunddreizigstel :1/32 22-16 18-13 50-90º dakhelling Vierundsechzigstel :1/64 18-11 16-11 60-90º dakhelling

Men onderscheidt leien met ‘normalem Hieb’(ook wel ‘stumpfem Hieb’), met ‘scharfem Hieb’en vroeger ook met ‘sehr scharfem Hieb’:

rughoek borsthoek

Tekening 4-8 normale Hieb scharfer Hieb sehr scharfer Hieb Vormen van Duitse leien

De gewone leien worden in het Duitse ‘Decksteine’genoemd, waarin men rechter (als getekend) en linker ( het spiegelbeeld) onderscheidt. Daarnaast kent men een heele reeks bijzondere vormen: ‘Fuszsteine’voor de onderrand van het dak, ‘Ortsteine’voor de zijkanten, ‘Firststeine’voor de bovenrand en ‘Kehlsteine’en ‘Wassersteine’ voor in de killen.

Bij de ‘Schuppenschablonen’-dekking is er geen verloop in de leigrootte, maar zijn alle leien van hetzelfde formaat en naar één sjabloon gehakt. Zij hebben de ‘normale Hieb’. De afmetingen zijn de volgende: (hoogte x breedte):

42x32, 40x32, 40x30, 38x30, 36x28, 34x28, 32x28, 32x25, 30x25, 28x25, 30x23, 28x23, 26x23, 28x21, 26x21, 24x21, 24x19, 22x19, 24x17, 22x17, 20x15, 18x15 en 16x13 cm.

Afstudeer scriptie f Dennis Elbersen Oranjerie van Beerschoten Jitse de Hoogh

De ‘Thüringer Schnitt’, schubleien uit Thüringen (voormalige DDR) hebben hoekiger vorm dan de Rijnvorm-leien. Alleen de rug is enigszins gebogen; de bovenkant sluit met schuine kanten op de zijkanten aan en loopt niet geheel evenwijdig aan de onderkant. De rughoek bedraagt ca. 115º. Men noemt dit de ‘Thüringer Schnitt’ of de ‘Thüringer Hieb’ (tekening 4-9). De leien worden geleverd voor Oudduitse dekking, waarbij de hoogtematen variëren van 45 tot 19 cm (waarbinnen vijf grootten worden onderscheiden); voor wanden en torenspitsen worden ook

kleiner leien geleverd (19-13 cm hoog).56

4.5 Conclusie

De opgraving is onder onze leiding voltooid. Wij hadden gehoopt de kelder intact terug te vinden die in verloop van tijd onder de grond moet zijn geconserveerd. Na zorgvuldig de kelder te hebben opgegraven bleek deze zodanig vernield te zijn dat er niet veel meer van over was. De restanten die nu nog te vinden zijn zullen niet veel materiele waarde over hebben. De restanten zullen nog wel een belangrijke rol gaan spelen voor de reconstructie.

In het vorige hoofdstuk (hoofdstuk 3.3)werd gespeculeerd of er misschien nog een deel van de 1e

oranjerie in de 2e oranjerie terug was te vinden. In dat geval had de kelder enig spoor van

afwijking moeten vertonen. Aangezien de kelder overal dezelfde lagenmaten telt en het

metselwerk geen rare afwijkingen vertoond kan er met zekerheid worden gezegd dat de kelder uit één deel bestaat en dus in één keer is aangelegd. Wat in moet houden dat de fundering van de

1e oranjerie compleet is verwijderd.

Het restant van de kelder is volgestort met sloopafval wat waarschijnlijk van de verbouwing van het landhuis afkomstig is. Door het puin werd het lastig te onderscheiden wat wel en niet bij de oranjerie hoorde. De stukken die enige waarde konden hebben, werden van de rest onderscheden en apart gelegd. Zo hebben wij de complete natuurstenen rand van de rechterzijde terug weten te vinden. Er is ook natuursteen gevonden waarvan de plaats onbekend is gebleven. Hiervan

bestaat de kans dat de stukken niet afkomstig zijn van de oranjerie maar onderdelen zijn van een ander bouwwerk. De materialen waarvan wij zeker weten dat ze in de oranjerie thuis horen komen in hoofdstuk 5.3 en 5.4 weer terug.

Afstudeer scriptie f Dennis Elbersen Oranjerie van Beerschoten Jitse de Hoogh

5

Reconstructie

De reconstructie wordt aan de hand van de gegevens uit de voorgaande hoofdstukken gedaan samen met de gegevens die uit de analyse van de foto’s komen. De open gaten worden aangevuld met informatie uit het vergelijkend onderzoek. Als dan nog het een en ander onduidelijk is, maken wij op verantwoorde wijze een eigen invulling. Als eerst komt een vergelijkend onderzoek waar de verschillende oranjerieën en overige bouwwerken worden beschreven. Na het vergelijkend onderzoek worden de foto’s geanalyseerd. Als laatste volgen de visuele reconstructie, de reconstructie onderbouwing en de conclusie.

In document Oranjerie van Beerschoten (pagina 80-83)