• No results found

Bijlage 1 Factsheets van de geselecteerde Q-organismen

M. fructigena en Botryotinia fuckeliana.

13 Pissodes strob

1. Waar komt het organisme in de wereld voor?

De snuitkever Pissodes strobi komt voor in landen in Noord-Amerika (Canada, Mexico en USA) (CPC, 2010).

2. In welke gewassen en teelten komt het organisme voor?

P. strobi kan voorkomen op naaldbomen en dan met name op de genera spar (Picea)

en den (Pinus). Binnen deze genera worden vele soorten aangetast. De belangrijkste waardplanten zijn Sitka spar (Picea sitchensis), engelmann-spar (P. engelmannii), witte spar of zilverspar (P. glauca) en de weymouth-den (Pinus strobus) (Humble et al., 1994). Ook de fijnspar of kerstspar (Picea abies), die in Nederland veel wordt aangeplant in tuinen en parken en als kerstboom wordt geteeld, is een belangrijke waardplant.

P. strobi komt voornamelijk voor op jonge opstanden van sparren en dennen.

Alhoewel ook bomen in natuurlijke opstanden worden aangetast, worden bij voorkeur bomen in open begroeiingen (lage dichtheid, weinig schaduw), gezonde sierbomen, jonge aanplant en bomen op kwekerijen aangetast (Hiratsuka et al., 1995).

3. Wat is de schade die het organisme veroorzaakt en hoe ziet deze eruit?

Schade veroorzaakt door P. strobi wordt gekenmerkt door vernietiging van de hoofdscheut, een vermindering van de lengtegroei en toenemende gevoeligheid voor secundaire aantasters. Incidenteel, met name bij kleine bomen, vindt afsterving van de gehele boom plaats, maar de meeste schade wordt veroorzaakt door misvormde stammen. Misvormingen en vertakkingen worden veroorzaakt door het wegvallen van de hoofdscheut (apicale dominantie) en als gevolg daarvan de uitgroei van één of meerdere zijscheuten.

Figuur 2 Een etende adult van Pissodes strobi en schade aangebracht aan een witte spar (rode lintjes zijn vraatplekken)(Bron: CABI, CPC, foto’s: Canadian Forest Service).

4. Welke schade kan in Nederland worden verwacht bij introductie van het organisme? (geschiktheid klimaat voor vestiging, welke teelten, groene ruimte, inschatting % opbrengstverlies zonder inzet van

gewasbescherming)

P. strobi kan de in Nederland aanwezige fijn- of kerstspar en Sitka spar aantasten.

Het areaal fijn- of kerstspar bedroeg in 2005 14.000 ha (7% van het totale areaal aan naaldbomen) en het areaal Sitka spar was minder dan 2000 ha (Stichting Probos, 2009). In Noord Amerika zijn ook Europese Pinussoorten aangetast door P.

strobi (CPC, 2010).

Het Noord Europese klimaat lijkt erg op het klimaat in Canada waar P. strobi zich gevestigd heeft en de kans dat het organisme zich in Nederland kan vestigen is daarmee erg groot.

Schade bestaat vooral uit verlies van sierwaarde van de bomen (kerstbomen) en verlies van waarde van de bomen voor de productie van hout door misvormde stammen. Schade door secundaire aantasters kan ook leiden tot leiden tot opbrengstverlies.

5. Welke maatregelen en middelen worden toegepast tegen het organisme in het huidige toepassingsgebied?

De aanbevolen strategie voor de bestrijding van P. strobi is het toepassen van een geïntegreerd systeem (IPM) waarin verschillende bestrijdingsmethoden worden gecombineerd. Deze methoden zijn risicobepaling, het nemen van

cultuurmaatregelen, inzet van minder vatbare cultivars en chemische bestrijding. Individueel wordt met deze methoden slechts een gedeeltelijke bestrijding bereikt. Door gebruik te maken van genetische resistentie tegen P. strobi bij met name Sitka spar als management tool zijn in Canada goede resultaten geboekt (Alfaro en Ying, 1990, Kiss, 1991; Klimaszewski et al., 2000; King and Alfaro, 2001). Verder lijkt het nemen van cultuurmaatregelen zoals een hogere plantdichtheid en schaduwrijke omgeving redelijk effectief te zijn (Berry and Stiell, 1976; Taylor et al., 1996). Chemische bestrijding kan worden uitgevoerd met verschillende insecticiden. Een aantal middelen die in Canada en de Verenigde Staten worden genoemd voor de bestrijding van P. strobi zijn onder andere chloorpyrifos, methoxychloor,

diflubenzuron, permethrin, dimethoaat.

6. Welke maatregelen en middelen kunnen in Nederland worden ingezet tegen het organisme en hoe effectief zijn deze? (welke middelen, frequentie van spuiten)

Zoals hierboven al genoemd, bestaat de bestrijding van P. strobi vooral uit het toepassen van een geïntegreerd systeem (IPM). Chemische bestrijding is vooral gericht op het bestrijden van de adulten, aangezien de larven door hun verborgen levenswijze moeilijk te bereiken zijn. Chemische bestrijding zal daarom plaats moeten vinden in het voorjaar (als adulten uit winterrust komen) en in het najaar als de nieuwe adulten uitkomen. Het gaat dan om één tot twee bespuitingen.

Voor de bestrijding van snuitkevers in boomkwekerijgewassen zijn in Nederland middelen toegelaten op basis van thiacloprid of chloorpyrifos. Deze middelen hebben alleen een toelating voor de behandeling van potgrond en hebben geen toelating als behandeling in de vollegrond of als gewastoepassing. Middelen op basis van

insectenbestrijdingsmiddel. Voor de chemische bestrijding van P. strobi wordt geadviseerd één of twee bespuitingen met deltamethrin of diflubenzuron uit te voeren op het moment dat de volwassen kever aanwezig is (voorjaar en najaar).

Het volgende scenario is doorgerekend voor het inschatten van de potentiële milieubelasting bij vestiging van Pissodes strobi in Nederland:

• Gemiddeld 3 extra behandelingen op 250 ha boomkwekerijgewassen : 2 x deltamethrin, 1 x diflubenzuron

7. In hoeverre past dit maatregelen/middelenpakket binnen een geïntegreerde teelt?

Niet van toepassing aangezien er hier geen sprake is van een geïntegreerde teelt.

Referenties

Alfaro RI, Ying CC, 1990. Levels of Sitka spruce weevil, Pissodes strobi (Peck), damage among sitka spruce provenances and families near Sayward, British Columbia. Canadian Entomologist, 122(7-8):607-615.

Berry AB, Stiell WM, 1976. Control of White Pine weevil damage through

manipulation of stand climate: preliminary results. Information Report, Petawawa Forest Experiment Station, No. PS-X-61:8 pp.

CPC, 2010. Crop Protection Compendium. http://www.cabi.org/compendia/cpc/

(accessed 15 June 2010).

Hiratsuka Y, Langor DW, Crane PE, 1995. A Field Guide To Forest Insects and Diseases of the Prairie Provinces. Edmonton, Alberta: Canadian Forest Service, Northern Forestry Centre, Special Report 3.

Humble LM, Humphreys N, Van Sickle GA, 1994. Distribution and hosts of the white pine weevil, Pissodes strobi, in Canada. In: Alfaro RI, Kiss G, Fraser RG, eds. The white pine weevil: biology, damage, and management. Canadian Forest Service, Pacific Forestry Centre, Victoria, British Columbia, and British Columbia Ministry of Forests, Victoria, British Columbia, FRDA Rep. 226, 68-75.

King JN, Alfaro RI, 2001. Screening of Sitka spruce genotypes for resistance to the white pine weevil in British Columbia. In: Mnller-Starck G, Schubert R., eds. Genetic response of forest systems to changing environmental condition. Dordrecht,

Netherlands: Kluwer Academic Publishers, 11-20.

Kiss GK, Yanchuk AD, 1991. Preliminary evaluation of genetic variation of weevil resistance in interior spruce in British Columbia. Canadian Journal of Forest Research, 21(2):230-234.

Klimaszewski J, Bernier-Cardou M, Cyr D, Alfaro R, Lewis K, 2000. Screening of sitka spruce (Picea sitchensis) seedlings for resistance to the white pine weevil (Pissodes

strobi) in a caging experiment. Belgian Journal of Entomology, 2(2):273-286

Taylor SP, Alfaro RI, DeLong C, Rankin L, 1996. The effects of overstory shading on white pine weevil damage to white spruce and its effects on spruce growth rates. Canadian Journal of Forest Research, 26(2):306-312.

8. Wat heeft dit maatregelen/middelenpakket (t.o.v. het areaal gewas) voor invloed op de milieubelasting?

Deltamethrin, diflubenzuron en fenoxycarb geven per toepassing een risico voor het waterleven. Indoxacarb en methoxyfenozide geven voor bodem- en waterleven en grondwater een klein risico per toepassing.