• No results found

Persoonsbewijzen en andere identiteitspapieren

In document 1939-1945 D E E L (pagina 22-35)

Toen wij in hoofdstuk 3 van ons vorige deel een aparte paragraaf wijdden aan de ‘eerste falsificatie- en verzorgingsgroepen’ (een logische combinatie: een groep die voor onderduikers zorgde, had voor hen nagemaakte papieren nodig), onderstreepten wij opnieuw het afschuwelijk perfecte karakter van het persoonsbewijs dat in '40 door J. L. Lentz, hoofd van de rijksinspectie van de bevolkingsregisters, ontworpen was. ‘Het document’, zo schreven wij (en het heeft zin, die beschrijving hier te herhalen),

H U L P AA N O N D E R D U I K E R S

‘was uit een speciale kartonsoort vervaardigd waarin de Nederlandse leeuw als watermerk aangebracht was; dat karton was met een gecompliceerd onder- grondpatroon bedrukt waarin telkens de woorden ‘Bevolkingsregisters van Nederland’ herhaald waren. Daar was een paarse drukinkt voor gebruikt die onzichtbaar werd indien men het pb tegen een kwartslamp hield. De tekstdruk was uitgevoerd met een zwarte inktsoort die uiterst gevoelig was voor het meest gebruikelijke oplosmiddel: aceton. In een ‘venster’ in een van de pagina’s van het pb stak de foto van de houder die aan de achterkant zijn vingerafdruk vertoonde; elders in het pb stond een tweede vingerafdruk, geheel gelijk aan de eerste. Die foto was aan de achterzijde met een doorzichtig zegel vastgeplakt dat een hoogst ingewikkeld lijnenpatroon vertoonde. Het stempel van de gemeente van uit­ reiking was gedeeltelijk over dat zegel en (tweede stempel) over de foto aange­ bracht. Van die gemeente stond in het pb ook nog op drie pagina’s een gedrukte code-aanduiding (‘A 35’ voor Amsterdam bijvoorbeeld), gevolgd door een gedrukt nummer: het nummer van uitreiking dat correspondeerde met de datum daarvan; deze was met een datumstempel in het pb aangegeven. De handteke­ ning van de met de uitreiking belaste ambtenaar ontbrak evenmin als die van de houder. Van die houder werden voorts in het pb vermeld: de naam, de geboorte­ datum, het adres en het beroep en, eventueel, de naam van zijn (haar) echtgc- no(o)(te).’

W ij zijn er nog niet. Bij de bevolkingsregisters werden de lijsten bewaard waaruit bleek op welke data bepaalde nummerseries van pb’s uitgereikt waren, en in Den Haag, in het gebouw Kleykamp, bevonden zich bij de rijksinspectie van de bevolkingsregisters de z.g. Ontvangstbewijzen-Per- soonsbewijs: dat waren meer dan zeven miljoen per gemeente alfabetisch op naam gerangschikte kaarten die van elkeen aan wie een persoonsbewijs uit­ gereikt was (d.w.z. van alle ingezetenen van vijftien jaar o f ouder), de per­ soonsgegevens vermeldden en van de betrokkene tevens de handtekening, de foto en de vingerafdruk toonden. Op nog twee punten wijzen w ij: in de zomer van '4 1 was in alle pb’s van Volljuden met zwarte inkt op twee plaatsen een grote J aangebracht en van de lente van '44 a f diende zich in elk pb Rauters controlezegel te bevinden dat er in geplakt was bij de uitreiking van de tweede distributiestamkaart.

Hoe de illegaliteit er in slaagde, voldoende controlezegels te bemachtigen, hebben wij reeds beschreven - de persoonsbewijzen zijn daarentegen, men mag w el zeggen: tot het einde der bezetting toe, een probleem blijven vormen en dat mag ons ook niet verbazen, gegeven hun uitvoering en gegeven het feit dat elk in het pb vermeld persoonsgegeven verifieerbaar was.

Dat laatste was aan de eerste falsificatiegroepen heel wel bekend, en toch: zij waagden het er op. Daarbij gingen zij van het ervaringsfeit uit dat de

‘normale’ controle van een pb een oppervlakkig karakter droeg: het pb werd geopend en de controleur keek o f de er in geplakte foto overeenkwam met het uiterlijk van de houder. In de eerste bezettingsjaren werd die houder maar zelden verplicht (de controleur had daar een apparaatje voor nodig) ter plaatse een vingerafdruk te laten maken die vergeleken kon worden met de in het pb voorkomende vingerafdruk.

Tw ee falsificatiegroepen beschreven wij in ons vorige deel: de groep- Veterman en de groep-van der Veen. Los van elkaar gingen beide groepen tot het namaken van pb’s over; los van elkaar vonden zij voor enkele pro­ blemen waarop zij stuitten, identieke oplossingen: onderdelen van het zetsel kregen zij door bij bepaalde drukkerijen willekeurig drukwerk te bestellen waaruit zij de gezochte woordcombinaties knipten die vervolgens geclicheerd werden, en het watermerk (de drie leeuwen) bootsten zij na door de binnen­ kant van een van de twee velletjes dun karton waaruit hun nagemaakte pb’s bestonden, met een cliché te bedrukken waarin die leeuwen uitgespaard waren. Met behulp van de Amsterdamse drukker J. C . van Velzen ver­ vaardigde Veterman van februari '42 tot in de herfst van '43 (toen werd hij gearresteerd) tussen de 1800 en 2000 blanco pb’s waarvan, zo veronderstelden wij, de meeste ten goede kwamen aan Joden alsmede aan leden en relaties van de spionagegroep ‘Luctor et Emergo’ waarmee Veterman in de lente van '42 in contact kw am ; later ontwikkelde die groep zich tot de ‘pilotenhulp’- organisatie ‘Fiat Libertas’ .

Gerrit van der Veens Persoonsbewijzencentrale (‘de P B C ’) kwam tot een nog veel hogere productie: de Amsterdamse drukkerij van Frans Duwaer had, toen Duwaer begin juni '44 gearresteerd werd, voor de P B C vermoede­ lijk tussen de 60 000 en 70 000 blanco pb’s gedrukt.

W ij hebben van die P B C straks meer te verhalen. Wenselijk lijkt het ons, nu eerst te onderstrepen dat het namaken van pb’s o f het aanbrengen van beschermende wijzigingen daarin, het ‘vermaken’ zoals dat heette (de J werd bijvoorbeeld verwijderd uit het pb van een Jood o f deze kreeg het pb van een niet-Jood waarin de foto vervangen was), niet de enige methoden waren om personen die zich bedreigd achtten, aan een nieuw pb te helpen. In de lente van '42, d.w.z. vóór de Jodendeportaties begonnen, waren hier o f daar ambtenaren van de bevolkingsregisters o f van de gemeentesecretarieën er al toe overgegaan om echte blanco pb’s uit de officiële voorraad aan de illegali- liteit in handen te spelen. Dat gebeurde o.m. in Zwartsluis en in Pijnacker. Voorts wist de verzetsman Theo Dobbe in de zomer van '42 via een vriend te Woudenberg, Gerrit Kleinveld, te bereiken dat een secretarie-ambtenaar van die gemeente, Nico Bergsteyn, in de zomer van '42 onderdook met medenemen o.m. van 250 blanco pb’s mèt de nodige doorzichtige zegels.

HU LP AAN O N D E R D U I K E R S

Distributiebescheiden kon men van de tweede helft van '43 a f veel ge­ makkelijker ‘achterom’ krijgen dan voordien - voor persoonsbewijzen gold hetzelfde: er waren toen talloze bevolkingsregisters van waaruit ambtenaren- illegale werkers blanco pb’s deden toekomen aan verzorgingsgroepen dan wel aan andere illegale organisaties.

Men kreeg in de illegaliteit dus met drie soorten pb’s te maken die in één opzicht gelijk waren: zij waren alle in zoverre ‘vals’ dat de persoon die het pb bezat, iemand anders was dan degeen voor wie hij zich blijkens dat pb uitgaf. Overigens waren er verschillen tussen die drie soorten: er waren pb’s die geheel nagemaakt waren en er waren ‘echte’ pb’s die o f voor het eerst ingevuld waren o f waarin wijzigingen waren aangebracht. Die ‘echte’ pb’s waren over het algemeen natuurlijk te prefereren boven de nagemaakte (ze waren nu eenmaal ‘echt’ en de nagemaakte waren als zodanig nogal herken­ baar) en binnen de groep van die ‘echte’ pb’s kon men gemakkelijker uitgaan van een blanco pb dan van een pb waarin wijzigingen aangebracht moesten worden, want het aanbrengen van die wijzigingen was verre van eenvoudig.

Hoe kwam de illegaliteit aan blanco pb’s? Ten dele doordat van de zomer van '43 a f hoofdzakelijk door de Knokploegen overvallen gepleegd werden op bevolkingsregisters1 , ten dele doordat ‘achterom’ pb’s verstrekt werden. In Zwartsluis paste de ambtenaar-illegale werker J. B . de Goede daar in de lente van '42 de volgende techniek bij toe: hij liet zijn assistent J. M. Schaart, volontair ter gemeentesecretarie, een aantal blanco persoonsbewijzen mèt de doorzichtige zegels doorgeven aan een verzorgingsgroep; die pb’s moesten '‘verantwoord’ worden - daartoe creëerden de Goede en Schaart enkele fictieve gezinnen; op de met de pb’s corresponderende ontvangstbewijzen- persoonsbewijs vulden zij fictieve gegevens van die gezinnen in, zij plakten er willekeurige pasfoto’s op die ze van een fotograaf in Steenwijk gekregen hadden, zetten willekeurige vingerafdrukken, zonden de

ontvangstbewijzen-1 Toen sommige verzetsgroepen in de loop van '43 de beschikking gekregen hadden over politie-uniformen (onderduikende politiemannen hadden die meegenomen), werd ook wel een andere methode toegepast. ‘Cor’ en ‘Nico’, twee leden van de verzetsgroep die haar basis had op de boerderij ‘De Zwarte Plak’ in de Peel, gingen toen ’s avonds in uniform op wacht staan, ‘en iedereen’, aldus Ton Kortooms die deze groep beschreven heeft, ‘wordt aangehouden, ’s Zondags vangen ze veel. C or, die vóór de oorlog al bij de politie was, kan het uit de kunst. Hij zegt met gezag: ‘Juffrouw, uw persoonsbewijs deugt niet. W ij zullen het nauwkeurig onder­ zoeken. Ga morgen op het raadhuis maar een nieuw halen.’ Op één zondag vangen ze soms vijftien persoonsbewijzen . . . De lieden die gedwee naar het raad­ huis stappen, krijgen er grif een. Want ook daar zit een mannetje die weet wat er op ‘ De Zwarte Plak’ omgaat.’ (T. Kortooms: De Zwarte Plak (1948), p. 134)

v a l s e

p e r s o o n s b e w i j z e n

persoonsbewijs aan de rijksinspectie toe en plaatsten in het bevolkingsregister van Zwartsluis persoonskaarten op naam van de fictieve personen; die kaarten werden na de eerstvolgende inspectie (dergelijke inspecties werden periodiek door de rijksinspectie gehouden) weer vernietigd.1

Later in de bezetting werd deze methode ook elders toegepast. Het is onze indruk dat men haar aanvankelijk veelal, als in Zwartsluis, zèlf ontdekte; van de zomer van '43 a f werd de ‘achterom’-methode evenwel meer systematisch gepropageerd door allerlei verzorgingsgroepen (de LO en kleinere groepen) en door de TD-groep. Overigens ‘bestonden (er)’, aldus een naoorlogs verslag over het Amsterdamse bevolkingsregister,

‘nog tal van andere middelen om iemand te ‘legaliseren’, zoals men de reeks handelingen om een goede vervalsing te verkrijgen, ironisch noemde.

. . . Bij vestiging uit het buitenland moesten geheel nieuwe persoonskaarten aangelegd worden. Welnu, men liet de personen die men wenste te ‘legaliseren’, zogenaamd uit België o f ander bezet gebied komen. De insclirijving geschiedde dan, natuurlijk met medeweten van loketambtenaren, geheel officieel. Na de inschrijving volgde de afgifte van persoonsbewijs en stamkaart vanzelf.

Namen van reeds lang geleden te Amsterdam geboren en aldaar overleden personen werden opgediept uit de overlijdensregisters van de Burgerlijke Stand. De doden werden tot nieuw leven gewekt. Men had daarvoor d e. . . uitdrukking ‘een lijk opgraven’ . Het spreekt vanzelf dat men zocht naar personen van het­ zelfde geslacht en van de vereiste leeftijd. In die gevallen kon zelfs een officiële geboorte-akte worden geproduceerd. Ook kregen levende personen wel dubbel­ gangers, zodat twee mensen met gelijkluidende namen, geboortedatum enz. op hun persoonsbewijs en stamkaart rondliepen.’2

D oor de afdeling bevolking van de Haarlemse gemeentesecretarie werden ca. 2000 van die ‘fictieve’ pb’s afgegeven en in het district-Sneek wist de LO ‘zodanige relaties met de bevolkingsregisters te leggen dat iedere gemeente ongeveer 5 tot 10 pb’s per maand leverde.’3 Hoeveel pb’s in totaal ‘achterom’

1 In juli '42 verscheen de Ordnungspolizei bij de woning van de Goede om hem als gijzelaar te arresteren. Hij dacht toen dat zijn malversaties ontdekt waren en wist te vluchten. Nadien bleef hij ondergedoken en ook Schaart dook onder. Beiden namen deel aan allerlei illegaal werk vooral op het gebied van de illegale pers. Van begin '44 a f waren zij in Kampen betrokken bij de uitgave van een gestencild illegaal blad,

Strijdend Nederland. Begin januari '45 vielen zij in Duitse handen. De Goede nam

alle schuld op zich. Schaarts leven werd gespaard, de Goede behoorde begin maart '45 tot de honderden illegale werkers die na de aanslag waarbij Rauter zwaar gewond werd, gefusilleerd werden. 2J. T. Veldkamp: Het Amsterdamse bevol­

H U L P AAN O N D E R D U I K E R S

uit de bevolkingsregisters naar de illegaliteit zijn toegevloeid, is niet bekend; wij schatten dat het er enkele tienduizenden zijn geweest.

In Zwartsluis werden, zoals wij vermeldden, de met de ontvreemde blanco pb’s althans naar aantal corresponderende persoonskaarten die in het be­ volkingsregister geplaatst waren, vernietigd - terecht ook: de Goede en Schaart wisten niet, welke gegevens op die blanco pb’s ingevuld werden. Wist men dat wèl, dan was het zinvol op een andere wijze te handelen. In Amsterdam werden de pb’s die voor illegale werkers en onderduikers be­ stemd waren, bij het bevolkingsregister ‘normaal’ ingevuld, zij het met ‘valse’ gegevens, en diezelfde gegevens stonden dan op de persoonskaart van het bevolkingsregister vermeld alsook op het corresponderend ontvangstbewijs- persoonsbewijs dat naar de rijksinspectie opgezonden was. N o g anders was de situatie wanneer een verzorgingsgroep van nagemaakte pb’s gebruik maakte o f van pb’s waarin zonder overleg met een bevolkingsregister gegevens gewijzigd waren: in die gevallen kwam de houder van het nage­ maakte o f gewijzigde pb althans aanvankelijk in de bevolkingsboekhouding niet voor. O ok die lacune werd, vooral later in de bezettingstijd, aangevuld. De fictieve gegevens werden dan door de verzorgingsgroep doorgegeven aan haar contactpersonen zowel bij het betrokken bevolkingsregister als bij de rijksinspectie - bij het bevolkingsregister zorgde men dan voor een fictieve persoonskaart, bij de rijksinspectie voor een fictief ontvangstbewijs-persoons- bewijs. Het valse pb heette dan (zoals reeds vermeld) ‘rondgezet’ en dat ‘rondzetten’ had het grote voordeel dat, wanneer de Sicherheitspolizei o f ‘foute’ elementen onder de Nederlandse politie een pb dat zij niet vertrouw­ den, gingen controleren, door het bevolkingsregister en de rijksinspectie gerapporteerd werd dat de persoonskaart en het ontvangstbewijs-persoons- bewijs van de op het pb vermelde persoon inderdaad aanwezig waren. Had die persoon blijkens zijn valse pb successievelijk in verschillende gemeenten gewoond, dan moest zijn pb in al die gemeenten ‘rondgezet’ worden - dat laatste is veelvuldig geschied. Omgekeerd werden later in de bezettingstijd de authentieke persoonskaarten van illegale werkers die een vals pb gekregen hadden, veelal uit de bevolkingsregisters gelicht en vernietigd en hetzelfde geschiedde dan met het authentieke ontvangstbewijs-persoonsbewijs dat in '4 1 (mèt de vingerafdruk van de betrokkene!) in de grote collectie van de rijksinspectie van de bevolkingsregisters opgenomen was. Geheel achter de rug van Lentz om had zich toen in zijn rijksinspectie een groep gevormd van ambtenaren die in diensttijd hoofdzakelijk bezig waren met het doen ver­ dwijnen van kaarten met authentieke en het plaatsen van kaarten met fictieve gegevens.

v a l s e

p e r s o o n s b e w i j z e n ★

Hoe moeilijk het was, pb’s na te maken, hebben wij voor het eerst doen uitkomen toen wij in ons vorige deel het werk van Veterman en van Gerrit van der Veen beschreven. De een noch de ander slaagde er in (van der Veen heeft het wèl gepoogd, maar het is hem niet gelukt), in het karton van de nagemaakte pb’s een echt watermerk aan te brengen; dit werd slechts nage­ bootst. Hun pb’s waren op dit punt dus kwetsbaar. Dat waren zij óók doordat die pb’s uit twee op elkaar geplakte laagjes karton bestonden: werden zij bij controle scherp omgebogen, dan weken die laagjes w el eens van elkaar waardoor het betrokken pb onmiddellijk als een nagemaakt pb herkend werd. Het was steeds veiliger, in een echt pb wijzigingen aan te brengen, maar dat laatste was op zichzelf moeizaam en tijdrovend werk.

‘U it de getypte exemplaren’, aldus Antoon Coolen in zijn beschrijving van de Persoonsbewijzensectie der LO ,

‘werd wat verwijderd moest worden, boven de lichtbak weggesneden. De met gewone inkt ingevulde exemplaren werden schoongewassen met chemische middelen die de inkt opzogen zonder het papier o f de onderdruk aan te tasten. Om te voorkomen dat het papier daarbij rul en schilferig zou worden, kreeg het een bad van petroleum-ether die door de etherverdamping snel droogde, waarna het papier hard en vettig was en men met de bewerking kon beginnen. Bij het met chemische middelen opzuigen van de inkt gebeurde het dikwijls dat de letters van de onderdruk, die oorspronkelijk lila-achtig waren, een groene kleur aannamen. Een besprenkeling met wijnsteenzuur bracht de oorspronkelijke kleur weer terug.’1

Moest het pb een nieuwe vingerafdruk krijgen (dat werd vooral later wenselijk geacht doordat de Sicherheitspolizei en de in de treinen contro­ lerende agenten van de Rijksopsporingsdienst toen menigmaal de vinger­ afdruk verifieerden), dan moesten de twee authentieke vingerafdrukken die in het pb voorkwamen, verwijderd worden: zij werden weggeschoren; er bleven dan twee dunne plekken achter, ‘maar dat was’, aldus Coolen, ‘niet erg omdat de vingerafdruk van de nieuwe eigenaar een beetje dikker en vetter op dezelfde plaats werd gezet.’

Grotere problemen nog bood de foto. Lentz had het verwijderen van die

HU LP AAN O N D E R D U I K E R S

foto bijzonder moeilijk gemaakt: ‘hij zou namelijk’, zo gaven wij in deel 5 de desbetreffende passage uit het in augustus '40 door Lentz geschreven ‘Rapport inzake inrichting persoonsbewijs’ weer,1

‘aan de achterzijde een doorzichtig zegel. . . over de foto laten plakken met een kleefstof die afweken met water o f stoom onmogelijk maakte zonder onmiddel­ lijk zichtbare sporen na te laten; in dat geval zou namelijk de watergevoelige druk die aan de achterzijde van het zegel aangebracht was, aangetast worden. Maar gebruikte men voor dat afweken aceton, dan zou men . . . de arcering aantasten die in de acetongevoelige inkt rond het ‘venster’ gedrukt zou worden op de randen waarop de foto moest worden vastgeplakt.’

N u Coolen:

‘De foto van het persoonsbewijs bleek niet los te weken te zijn tengevolge van de lijmsoort die door de bevolkingsregisters werd gebruikt, omdat in de vloeistof waarmee die lijm op te lossen was, de letters van de opdruk op het zegel aange­ tast werden en wegvloeiden. Nauwelijks viel er een druppel aceton op de stof die de lijm oploste, o f het zegel was vernield en waardeloos. Men sneed daarom eerst het glacé van de foto weg . . . Dikwijls mislukte het, wat vooral in het begin, toen men moeilijk aan te vervalsen persoonsbewijzen kwam, een ramp was.

Was het glansvlak van de foto verwijderd, dan werd de rest van het papier zo lang weggeschoren tot het vliesdun was. Aan de achterzijde, zodat de letters aan de voorzijde niet werden aangetast, werd dit vliesje dan met aceton besprenkeld en losgeweekt. Het zegel bleef daarbij volkomen onbeschadigd. De foto van de nieuwe eigenaar werd nu ingeschoven en vastgeplakt. Dan restte nog het stempel, waarvan met de verwijderde foto een deel was weggevallen. Het ontbrekende werd met inkt, die overeenkwam met die van het oude stempel, bijgetekend.’2 D it procédé was, aldus Coolen, ‘resultaat van maandenlang zoeken en proeven nemen’ en voor het wijzigen van de pb’s was ‘een hele inrichting’ nodig: ‘chemicaliën, lichtbakken, lampen, vergrootglazen, persijzers, bank­ schroeven, lancetten, lijm, inkten, schrijfmachines - en al deze dingen waren in die tijd steeds moeilijker en schaarser te krijgen.’3 Voor het veranderen van één pb had men, als men geschoold was, drie kwartier nodig.

Veel méér tijd werd gevergd als uit het te wijzigen pb aantekeningen in Oostindische inkt verwijderd moesten worden: die waren namelijk niet weg te wassen zonder sporen na te laten. Men moest ze wegsnijden o f zelfs de

1 Exemplaar in CNO, 160 g. 2 Antoon Coolen in Het Grote Gebod, dl. I, p. 350. 3 A.v., p. 351.

gehele kant verwijderen waarop die aantekeningen stonden. Frans Meijers, een van de medewerkers van de P B C , moest, als hij uit het pb van een Jood de twee J’s en het eventuele ‘stempel’ verwijderen moest, drie kantjes van het betrokken pb ‘schillen’ om ze door andere kantjes te vervangen. ‘De moeilijkheid lag’ , aldus zijn naoorlogs verslag,

‘hoofdzakelijk daarin dat de watermerken dan niet goed op elkaar kwamen te liggen, waardoor men meteen kon zien dat het pb uit elkaar was gehaald. Dit

In document 1939-1945 D E E L (pagina 22-35)