• No results found

1939-1945 D E E L

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1939-1945 D E E L"

Copied!
760
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

H E T K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N I N D E T W E E D E W E R E L D O O R L O G

1939-1945

D E E L

7

tweede helft

(2)

R I J K S I N S T I T U U T V O O R O O R L O G S D O C U M E N T A T I E

(3)

D R . L. D E JO N G

HET KO NINKRIJK D ER NEDERLANDEN

IN DE TWEEDE

W ERELDOORLOG

D E E L 7

MEI 43 - JU N I 44

tweede helft

s-g r a v e n h a g e/m a r t i n u s N I J H O F F / 1 9 7 6

(4)

CO PY R IG H T 1976

RIJKSINSTITUUT V OOR O O R L O G S D O C U M E N T A T IE AM STERDAM

DR U K : STAATSDRUKKERIJ — ’s-G R A V EN H A G B

PRIN TED IN THE NETHERLANDS

(5)

Inhoud

Hoofdstuk

6

- Hulp aan onderduikers

689

Distributiebescheiden 669

Persoonsbewijzen en andere identiteitspapieren 703 D e P B C / De dood van Gerrit van der Veen 716

Diverse verzorgingsgroepen 729

De LO /LKP 733

‘Kleykamp’ gebombardeerd 797

Financiële hulp 805

‘Zeemanspot’ / Nationaal Steunfonds 808

Hoofdstuk 7 - Ander illegaal werk

835

Illegale pers 837

Illegale bellettrie 862

Nationaal Comité van Verzet 870

Spionage 880

Zwitserse W eg 924

‘Pilotenhulp’ 942

CS-6 957

Illegale C P N 968

Raad van Verzet 977

Zelfbescherming 1002

Terugblik 1023

Hoofdstuk

8 -

De illegalen

1029

Verzet en illegaliteit 1030

Illegale werkers 1040

Techniek 1053

Spanningen 1065

Voortrekkers 1083

(6)

I N H O U D

Hoofdstuk 9 - Coördinatie der illegaliteit?

Vaderlands Comité D e OD

Conflicten

Val van het Nazi-regime?

Bosch van Rosenthals coördinatie-poging

‘De Kern’

Van Heuven Goedhart vertrekt Prof. R.utgers vertrekt

De regering grijpt in

Hoofdstuk io - N SB en SS

Demoralisatie Musserts worsteling Landstorm Nederland Nederlandse Landwacht

‘Silbertanne’-moorden

Hoofdstuk 1 1 - Naar ‘D-Day’

Oorlogsverloop Festung Europa Kustverdediging Inundaties / Evacuaties

‘ Spitten voor de Moffen’

Razzia op Zigeuners Ausnahmezustand Publieke opinie

‘Overlord’

Bijlage - Datumlijst van de belangrijkste gebeurtenissen Lijst van illustraties

1091

IIOI 1108 1126 114 5 117 9 1189 119 4 119 7 1204

12 21

1223 1227 1245 1248 1257

1279

1289 1308 13 17 1324 1329

1344 1354

1360 1365

1377

1383

(7)

Lijst van kaarten

Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten

Register

(8)

H O O F D S T U K 6

Hulp aan onderduikers

Tilburg had begin '44 nog steeds een gemeentebestuur dat ‘goed’ was. W el had burgemeester mr. J. C . A . M . van de Mortel tal van moeilijkheden gehad met Duitse en NSB-instanties maar de bezetter had hem nog niet ontslagen.

Van de vier wethouders waren er drie in de zomer van '42 als gijzelaar ge­

arresteerd - één was onmiddellijk vrijgelaten omdat de burgemeester be­

zwaarlijk met slechts één wethouder leiding kon geven aan het gemeentelijk bestuursapparaat. Hij behield er dus twee, maar van die twee kwam één enkele maanden later te overlijden. Op de benoeming van een opvolger werd door de burgemeester en de enige overgebleven wethouder, H. F. van Dulle- men, niet aangedrongen; er zou dan immers stellig een N S B ’er o f anderszins

‘foute’ figuur benoemd worden. Aanstelling van N S B ’ers in het gemeente- apparaat had men niet geheel kunnen voorkomen, maar de N S B had, afge­

zien van de leiding der politie (de commissaris was ‘fout’), maar weinig strategische posities in handen gekregen. Niet alleen onder de burgerij maar ook onder het overheidspersoneel was de stemming over het algemeen anti- Duits (de irriterende aanwezigheid van een bataljon Ordnungspolizei kan daartoe bijgedragen hebben); onder dat personeel waren er verscheidenen die steun gaven aan de illegaliteit. Men vond ze bij het gewestelijk arbeidsbureau, maar ook op het gemeentehuis en bij de gemeentelijke diensten. Met name het onder wethouder van Dullemen ressorterende Evacuatiebureau (de dienst die de evacué’s van elders in Tilburg onderbracht en de voor hen geldende regelingen toepaste) was een centrum van illegaal werk geworden.

De chef, J. Th. P. M . Poort1, had bij dit bureau, dat een onderafdeling was van de afdeling bevolking der gemeentesecretarie, in de loop van '43 extra- personeelsleden aangetrokken van wie hij vermoedde dat zij voor illegaal werk geschikt waren (ondergedoken studenten, ook anderen), en zij waren nadien in diensttijd hoofdzakelijk voor de Landelijke Organisatie gaan wer­

ken: zij waren het die in en bij Tilburg bonkaarten, identiteitspapieren en geld bij de talrijke onderduikers rondbrachten. Poort bezat rechtstreekse

1 W ij volgen in ons relaas het door hem geschreven verslag dat anoniem gepubli­

ceerd is in de in '48 verschenen uitgave van het Tilburgse gemeentebestuur:

Tilburg in de oorlogsjaren i$40-ig45, p. 60-68.

(9)

HU LP AAN O N D E R D U IK E R S

contacten niet alleen met de LO-leiding, maar ook met een voor de LO opererende Knokploeg, de KP-Soest (daar had zij haar basis), die geleid werd door een technisch ambtenaar van de Nederlandse Heidemaatschappij, Johannes van Zanten. Van Zanten was getrouwd en had v ijf kinderen maar zijn gezin dat in Kesteren woonde, zag hem nog maar weinig.

Uiteraard had van Zanten zich mèt de LO-leiding en mèt de andere KP-leiders eind '43 grote zorgen gemaakt over de gevolgen die uit de in­

voering van de tweede distributiestamkaart konden voortvloeien. Die zegels alleen al! W ie zulk een zegel niet in zijn persoonsbewijs kreeg, zou voortaan bij elke politiecontrole tegen de lamp lopen! Hier en daar konden Knok­

ploegen misschien wel kleine hoeveelheden van die zegels buitmaken bij overvallen op distributiediensten (elke dag lag daar niet meer dan de voor die dag benodigde hoeveelheid), maar hoe kwam men aan het aantal dat voor al die tienduizenden onderduikers, ondergedoken illegale werkers inbegrepen, nodig was? Kon in Tilburg iets ondernomen worden? Dat was de vraag die van Zanten begin januari '44 met Poort besprak. Zij vonden er toen geen antwoord op.

In het midden van die maand moest de chef van de afdeling bevolking der Tilburgse secretarie zich persoonhjk onder politiegeleide naar de Aussenstelle der Sicherheitspolizei und des SD te Den Bosch begeven om er de 105 000 controlezegels in ontvangst te nemen die voor de gemeente Tilburg bestemd waren; zij werden daar in de kluis van de gemeentesecretarie opgeborgen.

Voor dat opbergen had Poort zich aangeboden en hij had daartoe van de chef-bevolking de beschikking gekregen over de sleutel van de kluis die deze chef normaal steeds bij zich droeg.1 Poort maakte van de gelegenheid gebruik om zich samen met de loketambtenaar van het bevolkingsregister W . Berkehnans een uur lang in een w c a f te zonderen teneinde te pogen, aldaar een wasafdruk van de sleutel te maken. Dat mislukte. N a het uur moest Poort de sleutel weer afgeven. Maar misschien zou hij die wéér in handen kunnen krijgen!

Hij zond bericht naar KP-leider van Zanten en deze stuurde hem enkele dagen later een expert in het maken van wasafdrukken. Helaas, Poort slaagde er tot zijn diepe teleurstelling niet in, opnieuw een situatie te scheppen waarin de chef-bevolking de vitale sleutel afgaf. De expert reisde naar Utrecht terug en daags daarna volgde Poort hem : hij had er behoefte aan, persoonlijk met van Zanten na te gaan welke mogelijkheden voor actie er bestonden.

Van Zanten zag niet veel in een plan dat gebaseerd was op het perfect 1 Er waren twee kluizen en twee sleutels, maar deze complicatie (die verder geen rol gespeeld heeft) laten wij uit ons relaas weg.

(10)

DE T ILB U R G SE ‘

k

RAA

k

werken van een nagemaakte kluissleutel en opperde een geheel ander denk­

beeld : de echte sleutel moest gebruikt worden. Maar hoe kon men die in handen krijgen en dan bovendien de zegels uit de kluis naar buiten brengen zonder dat de politie-agenten die overdag voortdurend in de hal van de afdeling bevolking op wacht stonden (een hal waar men langs moest lopen), iets merkten? Er was daar een tochtdeur die, als de buitendeur openging, altijd met een klap dichtsloeg; er was bovendien een tweede deur die steeds duidelijk knarste. Dat zou stellig opvallen, want de kluis-operatie was alleen uitvoerbaar als er, afgezien van de politiemannen, bijna niemand meer in het gebouw was - in de middagpauze bijvoorbeeld. De meeste ambtenaren gingen dan thuis eten.

Poort, in Tilburg teruggekeerd, liet het er niet bij zitten en stelde een ver­

nuftig plan op. De grondslag daarvan was dat de chef-bevolking bij de aan­

vang van de middagpauze naar een woning in nabijheid van de secretarie weg­

gelokt zou worden. Daar zouden K P ’ers hem onder bedreiging de sleutel af­

nemen. Die sleutel zou dan aan Berkelmans afgegeven worden, Berkelmans zou in de secretarie de tochtdeur dichtgebonden, de scharnieren van de knar­

sende deur gesmeerd en bij de kluis een zak klaargezet hebben. Had hij de sleu­

tel ontvangen, dan zou hij de zegels en wat verder in de kluis voor het grijpen lag (blanco persoonsbewijzen bijvoorbeeld) in de zak doen, de kluis weer sluiten, de zak achter de voordeur neerzetten en achter een raam een wit strookje karton plaatsen. Dat laatste zou betekenen: de zak staat klaar (zou er iets misgaan, dan zou een rood strookje zeggen: het is niet gelukt). Buiten zou een K P ’er, zodra hij het witte strookje zag, er voor zorgen dat onmiddel­

lijk een in de buurt geposteerde auto kwam aanrijden en met medenemen van de zak en de kluissleutel zou Berkelmans instappen; gedekt door valse papieren (het wegverkeer werd herhaaldelijk gecontroleerd) zou die auto naar het hoofdkwartier van de KP-Soest rijden.

Hoe kon men de chef-bevolking weglokken? Poorts plan hield op dat punt het volgende in. Dicht bij het gemeentehuis woonde een weduwe. Bij haar zouden zich omstreeks het middaguur twee K P ’ers als belastingambte­

naren aandienen, v ijf minuten voor de middagpauze begon, om 12 uur 25, zou een andere K P ’er aan de echtgenote van de chef-bevolking zeggen dat haar man een uur later dan gewoonlijk thuis kwam eten, en eveneens om 12 uur 25 zou Berkelmans aan de chef-bevolking een brief overhandigen die z.g. aan het loket afgegeven was; in die brief (die nagemaakt was) zou de pastoor van een der Tilburgse parochies de chef-bevolking verzoeken, om half één even langs te lopen bij de weduwe: de pastoor wilde daar een spoedeisende kwestie met hem bespreken.

Men ziet dat in deze opzet Berkelmans, men zou kunnen zeggen: niet

(11)

HU LP AAN O N D E R D U I K E R S

alleen figuurlijk maar ook letterlijk, de sleutelfiguur w as: hij moest de sleutel hanteren en ook verder binnen de secretarie alles voorbereiden en afwikkelen wat voor het welslagen van de operatie nodig was. N u wilde een ongelukkig toeval dat juist in de dagen waarin de laatste voorbereidingen voor de operatie getroffen werden, in Tilburg door een ‘Jodenjager’ twee ondergedoken Joden gearresteerd werden die in het bezit waren van door Berkelmans afgegeven valse persoonsbewijzen. Van een ‘goede’ politie-agent had Berkel­

mans vernomen dat de twee Joden stijf en strak volhielden dat de gegevens die op hun valse persoonsbewijzen vermeld stonden, juist waren; de ‘Joden­

jager’ was evenwel bezig, die gegevens te verifiëren door na vraag bij de bevolkingsregisters van de gemeenten die in de valse persoonsbewijzen vermeld stonden. Berkelmans besloot geen risico te nemen: hij stond in contact met enkele Tilburgenaren en Amsterdammers die bereid waren, een voor de illegaliteit gevaarlijke figuur van het leven te beroven. Met hen pleegde hij overleg. De zaak was duidelijk: de ‘Jodenjager’ moest onmiddel­

lijk uit de w eg geruimd worden - men zou hem op vrijdag 2 1 januari liqui­

deren. Poort, die van dit alles vernam, had op de liquidatie niets tegen maar ried Berkelmans met klem aan, onmiddellijk althans tot na de 21ste onder te duiken: de ‘Jodenjager’ kon er immers elk moment achter komen dat Berkel­

mans voor de twee valse persoonsbewijzen gezorgd had. Berkelmans dook onder - en de aanslag op de ‘Jodenjager’ mislukte. Dat laatste betekende dat Berkelmans ondergedoken moest blijven.

U it Poorts opzet was de sleutelfiguur weggevallen.

Poort was geen moment bereid zijn plan op te geven. Moeilijkheden waren er om overwonnen te worden. Er was bij de afdeling bevolking een andere ambtenaar die, meende hij, wat zou durven: Huib Simons. KP-leider van Zanten liet hij naar Tilburg komen en samen met deze richtte hij op donder­

dag 20 januari zijn uitnodiging tot Simons. ‘W ij hebben’, aldus later Poort,

‘de hele onderneming toen eerlijk voorgesteld en hem zeer nadrukkelijk op de consequenties gewezen, welke hierin zouden bestaan, dat hij mede zou moeten onderduiken, dat het zijn leven zou kosten als ze hem te pakken kregen en dat de Moffen vermoedelijk zijn hele familie plus zijn verloofde zouden arresteren . ..

Toen wij waren uitgepraat, zei hij onmiddellijk: ‘Ik doe het.” 1

1 Gemeente Tilburg: Tilburg in de oorlogsjaren i()40-ig45, p. 63.

(12)

DE T ILB U R G SE ‘

k

R A A

k

Simons kreeg te liorcn dat voor zijn onderduik gezorgd zou worden: de K P zou hem naar Geldermalsen brengen.

Op vrijdag 2 1 januari stond het gehele operatieplan tot in de kleinste bijzonderheden op schrift: elke K P ’er moest precies zijn taak kennen, moest weten wat hij van kwartier tot kwartier, soms van minuut tot minuut te doen kreeg, moest óók weten wat van hem verwacht werd als er onverhoopt iets misging. Dat laatste gebeurde vaak bij de operaties der Knokploegen. Ook de Tilburgse operatie bevatte tal van riskante punten. Als een ‘foute’ agent toevallig zag dat Simons een deurschamier smeerde o f een gekleurd strookje karton voor het raam plaatste, zou dat voldoende kunnen zijn om de zaak te doen mislukken - er zouden dan ook slachtoffers kunnen vallen. Misschien zou men moeten schieten en de K P schoot liever niet. Aan wie zich in al die mogelijke tegenslagen verdiepte, zou licht de moed in de schoenen zinken.

Dat was niets voor Poort. Doorzetten!

Op 2 1 januari werd de datum der operatie bepaald: de eerstvolgende dinsdag, 25 januari. Natuurlijk moest Poort rekening houden met de moge­

lijkheid dat ‘de SD ’ achter zijn rol zou komen hetgeen zou kunnen leiden tot een grondige doorzoeking van het bureau van de evacuatiedienst. Op maandag riep hij er zijn staf bijeen en zei hun dat zij er voor moesten zorgen dat zich van dinsdag afin het bureau voorlopig geen sporen zouden bevinden van illegaal werk. Het bureau werd opgeruimd (‘schoongemaakt’ , zoals dat heette). Natuurlijk was Poort zich bewust dat hij met zijn opdracht aan zijn staf een zeker risico nam. Als de ‘kraak’ de volgende dag, dinsdag, zou slagen, kon elk van zijn medewerkers vermoeden dat hij in het komplot geweest was. Met die opdracht bracht hij zichzelf in gevaar alsook het door hem geleide LO -w erk - maar liet hij die opdracht achterwege, dan zouden medewerkers in gevaar kunnen komen en dan zou het LO -w erk óók schade lijden. Geen vorm van illegale activiteit was er waarbij men niet telkens risico’s tegen elkaar moest afwegen. W at in dit geval bij Poort de doorslag gaf, was zijn vertrouwen dat zijn staf eventuele vermoedens met betrekking tot hèm voor zich zou houden.

D e opdracht aan zijn staf maakte het voor Poort dubbel wenselijk om, wat hem persoonlijk betrof, de vijand op een dwaalspoor te brengen. Inder­

daad, hij zou tijdens de operatie niet in Tilburg zijn maar die dinsdagochtend om twaalf uur (kort na half één zou de ‘kraak’ gepleegd worden) in Den Bosch een bespreking hebben met een van de medewerkers van de Beauftragte voor Noord-Brabant - een beter alibi was niet denkbaar. Voor de operatie- zelf was Poorts aanwezigheid in Tilburg ook niet nodig: hij had het plan opgesteld, maar dat kon heel wel buiten hem om uitgevoerd worden.

Aldus geschiedde.

(13)

HU LP AAN O N D E R D U I K E R S

Dinsdagochtend arriveerde de KP-Soest per trein in Tilburg. De K P ’ers verkenden er de omgeving van het gemeentehuis. De laatste uren vóór een actie waren altijd moeilijk te verdragen. Eindelijk was het twaalf uur. Alle horloges werden gelijkgezet. Beginnen!

De twee ‘belastingambtenaren’ belden bij de weduwe aan en werden er toegelaten, om v ijf voor half één ontving de vrouw van de chef-bevolking het afgesproken mondelinge bericht en op hetzelfde tijdstip kreeg de chef- bevolking door Simons het ‘briefje van de pastoor’ overhandigd: o f hij even ten huize van de weduwe wilde komen. Een verzoek van een pastoor! Die liet men niet wachten. De chef-bevolking begaf zich onmiddellijk naar het hem bekende adres. Daar grepen hem de twee ‘belastingambtenaren’ ; zij boeiden hem, zij eisten de sleutel van de kluis op.

Die had hij niet bij zich.

Hoe vaak zijn in de bezettingstijd illegale operaties uitgevoerd waarbij op een vitaal moment een vitaal onderdeel mislukte o f juist anders bleek te liggen dan in het gehele plan voorzien w as! Z o ook hier. De K P moest de sleutel van de kluis in handen krijgen, Huib Simons zat reikhalzend naar die sleutel uit te zien, men had de man in zijn macht die normaal steeds de sleutel bij zich droeg - en hij had hem niet.

W ie had hem wèl?

D e chef-bevolking zei dat hij de sleutel juist die ochtend had moeten afgeven aan de chef-burgerlijke stand.

Hoe kreeg men die naar het huis van de weduwe toe? Was hij nog wel ter secretarie aanwezig? Het was al over half één - misschien was hij naar huis.

De twee K P ’ers die voor belastingambtenaar speelden, aarzelden niet lang.

Een derde K P ’er werd met een mondelinge boodschap naar het gemeentehuis gezonden. Als de chef-burgerlijke stand er was, moest hij deze namens de chef-bevolking vragen o f ook de chef-burgerlijke stand even bij het huis van de weduwe wilde aanlopen - aan de chef-bevolking was daar door een pastoor een dringende vraag voorgelegd die zo gecompliceerd was dat het advies van de chef-burgerlijke stand niet gemist kon worden.

De chef-burgerlijke stand was nog niet naar huis. Een pastoor, zo vernam hij, moest geholpen worden - ook de chef-burgerlijke stand haastte zich naar de woning van de weduwe.

(14)

DE T ILBU RGSE ‘K R A A K ’

Enkele minuten later werd de sleutel van de kluis aan Simons overhandigd die zich al verbeet van ongeduld: men was op het tijdsschema achter. Hij had inmiddels in de secretarie de afgesproken voorbereidingen getroffen.

N u hij de sleutel had, haalde hij uit de kluis de 105 000 zegels en bovendien nog ruim 700 blanco persoonsbewijzen. Alles ging in de zak. De zak werd klaargezet, het witte strookje voor het raam geplaatst, de auto verscheen, de zak werd ingeladen, Simons stapte in en met medenemen van de sleutel (maar met achterlating van zijn kantoorjas) verdween hij naar Geldermalsen;

de zegels en de pb’s werden naar Utrecht getransporteerd. De buit was binnen.

Tegen één uur waren de chef-bevolking en de chef-burgerlijke stand vrij­

gelaten. Zij rapporteerden onmiddellijk dat hun de sleutel van de kluis ontnomen was. Men ging daar kijken (de kluis was dicht, een tweede sleutel was er niet), de politie-agenten in de secretarie hadden niets verdachts op­

gemerkt - per extra-politiebericht werd louter doorgegeven dat de sleutel ontvreemd was; ‘de kluis’, zo heette het, ‘bleef echter onaangeroerd.’

Inmiddels was de chef-burgerlijke stand naar het station meegenomen;

misschien zou hij er onder het wachtend publiek de ‘belastingambtenaren’

herkennen. Inderdaad kwam hij er met één hunner oog in oog te staan - de chef-burgerhjke stand gaf geen enkel teken van herkenning.

Ook de chef-bevolking trachtte de daders a f te schermen. Hij was het die

’s middags de kantoorjas van Simons zag hangen die, vreemd genoeg, niet achter zijn loket zat. Veiligheidshalve doorzocht de chef-bevolking de zakken van de jas. Hij trof er een vals pb in aan waar Simons in de spanning niet aan gedacht had - dat liet hij verdwijnen.

Simons’ afwezigheid viel verder op dat moment aan de politie niet op.

De ‘foute’ commissaris concentreerde het onderzoek op het verhoor van de twee chefs en van de weduwe in wier woning de K P binnengedrongen was.

Zou die K P ’s nachts wellicht met de sleutel terugkomen? Men nam geen risico. Er was ’s nachts al bewaking bij het gemeentehuis - nu werd de kluis onder extra bewaking geplaacst.

D e volgende ochtend was Simons er wéér niet. De ‘foute’ commissaris rook lont: was Simons wellicht met medenemen van kluisbescheiden

(15)

H U L P A A N O N D E R D U I K E R S

verdwenen? Personeel van een brandkastenfabriek werd ontboden. Het forceren van de kluis nam op woensdag de gehele ochtend in beslag, burge­

meester van de Mortel en een paar ‘ SD ’ers’ stonden er samen met de commis­

saris bij toe te zien. Poort voegde zich bij hen. ‘Bij allen kon men’, schreef hij later, ‘de zenuwachtige spanning van hun gezichten lezen; alleen aan de burgemeester was niet te zien o f hij het erg o f prettig vond.’1 Eindelijk was de kluis open. ‘De commissaris schoot naar voren, keek in de kluis en zei:

‘Leeg. Die ambtenaar heeft zijn doodvonnis getekend.’ ’2

Van de Mortels taak werd het nu, te voorkomen dat de Sicherheitspolizei, die er zich natuurlijk bewust van was wat het betekende dat niet minder dan 105 000 controlezegels in handen van de illegaliteit gevallen waren (Rauter zou des duivels zijn!), bloedig wraak zou nemen. De burgemeester slaagde daarin. N a zijn besprekingen kon hij aan Poort en de overige secretarie- ambtenaren verklaren dat ‘de SD ’ toegegeven had, ‘dat de overval zo ge­

raffineerd was opgezet dat niemand hem had kunnen voorkomen.’ W èl werden een ambtenaar van bevolking, een zoon van de weduwe en de vader, broers, enige vrienden en de verloofde van Huib Simons gearresteerd - de meesten hunner werden spoedig vrijgelaten, anderen bleven tot het einde van de oorlog in Duitse gevangenschap.

Van de 105 000 zegels die als gevolg van de door van Zanten geleide operatie in het bezit van de LO kwamen, waren al ca. 6 000 gestempeld met het nummer van de Tilburgse distributiekring: ‘249’ . Elk van de 503 distributie- kringen waarin het land toen verdeeld was, bezat zijn eigen nummerstempel.

De zegels konden dus alleen gebruikt worden wanneer op elk zegel het distributiekring-nummer kwam te staan dat overeenkwam met de gemeente die in het betrokken valse persoonsbewijs vermeld stond. Voor nagemaakte nummerstempels zorgden de falsificatiegroepen die met de LO verbonden waren o f er nauw mee samenwerkten, en niet zo heel veel later bezaten tien­

duizenden onderduikers en illegale werkers het van de Tilburgse ‘kraak’

afkomstige maar nu ook van het juiste nummer voorziene zegel.

Poort had voor de Tilburgse onderduikers geen 6 000 zegels met het nummer ‘249’ nodig - die Tilburgse onderduikers kregen hun tweede

■ A .v .,p . 66. s A .v.

(16)

DE T ILB U R G SE ‘K R A A K ’

distributiestamkaart plus het zegel voor hun pb ‘achterom’ . Enige maanden later ontving hij van de LO een deel van de 6 ooo ‘Tilburgse’ zegels terug.

De chef-bevolking nam die in ontvangst in ruil voor de nodige ongestem­

pelde zegels die aan de illegaliteit doorgegeven werden. ‘Op deze wijze kwamen er’ , aldus Poort, ‘weer een aantal ontvreemde zegels terug in dezelfde kluis waaruit ze eerst waren weggehaald.’1 Z o werd de Tilburgse actie afgesloten op een wijze die niet alleen fraai en nuttig was maar boven­

dien, naar het ons voorkomt, niet van humor ontbloot.

Poort overleefde de oorlog, zo ook de diep ondergedoken Huib Simons.

De KP-Soest evenwel werd medio februari '44 door verraad uiteengeslagen en de KP-leider van Zanten, ‘deze grote en onverschrokken strijder’ (zo duidde Poort hem aan2), viel enige tijd later in Duitse handen en werd begin december '44 in Apeldoorn gefusilleerd.

Waarom hebben wij de Tilburgse overval in bijzonderheden beschreven?

De eerste reden was dat wij hem beschouwen als een van de belangrijkste

‘wapenfeiten’ uit de geschiedenis van de Nederlandse illegaliteit; de tweede dat het ons wenselijk leek om de lezer, nu wij zijn aandacht op die illegaliteit gaan richten, juist aan de hand van dat ene voorbeeld een idee te geven van wat het illegale werk in de praktijk inhield. Bewust hebben wij dat voorbeeld ontleend aan de sector die, als men het geheel van het illegale werk overziet, een van de belangrijkste w as: de hulp aan onderduikers. Niet alleen van de ontplooiing van dat illegale werk hebben wij in dit en in het volgende hoofd­

stuk veel te verhalen maar wij willen in dit deel, in hoofdstuk 8, ook dieper ingaan op een onderwerp dat impliciet al in de drie vorige delen aan de orde kw am : de algemene problemen van het illegaal bestaan. Hebben wij dat onderwerp behandeld, dan kunnen wij nog van de illegaliteit geen afscheid nemen: hoofdstuk 9 zal gewijd zijn aan de rol die het vraagstuk der na­

1 A .v.,p . 67. 2 A .v.,p . 68.

(17)

HULP AAN O N D E R D U I K E R S

oorlogse machtsuitoefening in de periode die ons thans bezighoudt (mei '43- juni '44), in de illegaliteit gespeeld heeft alsmede aan de daarmee samen­

hangende pogingen tot coördinatie van de belangrijkste illegale groepen.

De volgorde die wij in de nu komende vier hoofdstukken onderling en binnen elk hoofdstuk apart aanbrengen, is (als elke volgorde) betrekkelijk willekeurig en bovendien, voorzover zij systematisch is, eigenlijk in strijd met het feit dat wij organisaties gaan behandelen die gelijktijdig tot ont­

wikkeling o f tot verdere ontwikkeling kwamen. Enige rechtvaardiging heeft onze systematische aanpak wèl, en dat nog afgezien van het feit dat hij, naar wij hopen, voor de lezer het gemakkelijkst te volgen is: de verschillende vormen van illegaal werk hebben zich in ruime mate los van elkaar ont­

wikkeld. Een beschrijving welke voor haar hoofdindeling van die ver­

schillende vormen uitgaat, heeft dus in dat opzicht aanraking met de histo­

rische werkelijkheid. Waar dan te beginnen? Bij de illegale pers, de spionage, de ‘pilotenhulp’, de sabotage? Neen, wij willen eerst het aspect behandelen dat als titel boven dit hoofdstuk staat: de hulp aan onderduikers. Die titel is overigens onvolledig. Het gaat ons namelijk niet alleen om de tallozen (uiteindelijk honderdduizenden) die ter bescherming van hun leven o f ten­

einde niet in Duitsland te moeten werken, ‘passief’ onderdoken in de samen­

leving, het gaat ons ook om de illegale werkers, d.w.z. om die tienduizenden die ‘actief’ tegen de bezetter ageerden. Velen van die illegale werkers waren óók ondergedoken, d.w.z. hadden zich losgemaakt van hun vroegere

‘officiële’ bestaan - dat gold evenwel lang niet voor allen. KP-leider van Zanten leefde ondergedoken en hetzelfde zal wel bij de meesten van zijn K P’ers het geval zijn geweest, maar de illegale werker die het plan voor de Tilburgse ‘kraak’ bedacht had, Poort, zette, al was hij dan ook een prominent functionaris van de illegale LO , zijn ‘officiële’ bestaan voort. Niet alle ille­

galen leefden dus ondergedoken en uit de rijen der onderduikers nam slechts een minderheid aan het illegale werk deel. Hoe dat zij, ons onderwerp: de hulp aan onderduikers, sluit de hulp in die de illegaliteit zichzelf verleende.

Elke ‘actieve’ illegale werker had namelijk, zeker als hij zich van zijn vroeger bestaan losgemaakt had, precies hetzelfde nodig als een ‘passieve’ onder­

duiker: echte o f nagemaakte distributiebescheiden, echte o f nagemaakte identiteitspapieren, geld, één o f meer onderduikadressen - èn personen (of organisaties) die hem aan dat alles hielpen.

Voor wij aan de belangrijkste van die organisaties toekomen, willen wij enkele algemene aspecten van die hulp aan onderduikers (en illegale werkers) behandelen. W ij beginnen met de distributiebescheiden.

(18)

Distributiebescheiden

Er zijn van '40 a f illegale werkers geweest die ondergedoken waren. Men denke slechts aan de leiding van de illegale C P N en die van het illegale Marx-Lenin-Luxemburg-front (de vroegere R SA P ) alsmede aan de socia­

listische leider Koos Vorrink en enkele van zijn naaste medewerkers. Daar­

naast waren er vooral onder de politieke vluchtelingen uit Duitsland ver- scheidenen die illegaal ons land binnengekomen waren en dus niet genoteerd stonden in de bevolkingsadministratie. A l die personen konden de aan hen uitgereikte distributiestamkaart niet langer persoonlijk gebruiken o f bezaten zelfs zulk een stamkaart niet. Hoe kwamen zij toch aan levensmiddelen?

Z o lang het maar weinigen waren die geholpen moesten worden, vormde, zo vermoeden wij, die hulp geen al te groot probleem. Menigeen kon in '40- '41 nog w el iets afstaan van zijn rantsoenen. Soms werden ook trucs toege­

past : wie verklaarde dat zijn stamkaart plus inlegvel door diefstal o f brand verloren was gegaan, kreeg nieuwe uitgereikt - van het ‘oude’ inlegvel kon dan een illegaal werker o f onderduiker gebruik maken. Meer dan een tijde­

lijke oplossing was dat niet; trouwens, het vervangen van verloren gegane distributiebescheiden werd in de loop van '41 bemoeilijkt. Kreeg men in het geheel geen eigen inlegvel, dan waren veelal contacten ten plattelande on­

ontbeerlijk om aan bonkaarten te komen. Er waren tamelijk veel boeren en andere plattelanders die een deel van hun bonnen konden missen - die bonnen werden veelal naar relaties in de steden gezonden en als die relaties contact hadden met illegale werkers o f onderduikers, dan kregen die laatsten aldus de mogelijkheid om zich levensmiddelen, voorzover gerantsoeneerd, aan te schaffen. O ok deze hulpverlening droeg echter lang niet altijd een permanent karakter en zij ging met name tekortschieten toen in de zomer van '42 een situatie ontstond waarin groepjes Joodse onderduikers, wat hun voorziening met bonkaarten betrof, permanent afhankelijk werden van de meestal kleine verzorgingsgroepen (de ‘organisatoren’ van hun onderduik) die hen naar hun onderduikadressen gebracht hadden. Die onderduikers bezaten als regel nog hun stamkaart en inlegvel. Het werd dus voor de verzorgingsgroepen van vitaal belang om ergens bij een distributiedienst een ambtenaar te vinden die bereid was, clandestien bonkaarten a f te geven op een couponnetje van het inlegvel of, als alle couponnetjes verbruikt waren, een nieuw inlegvel te verstrekken. D e distributiebescheiden werden dan (wij beschreven die gang van zaken reeds in het vorige hoofdstuk) ‘achterom' verkregen en globaal mag men zeggen dat tot aan de hongerwinter omstreeks de helft van alle onderduikers ‘achterom’ effectief geholpen is.

Vele honderden, uiteindelijk zelfs enkele duizenden ambtenaren (dit zijn

(19)

H U L P AA N O N D E R D U I K E R S

schattingen onzerzijds - precieze cijfers zijn niet bekend) zijn bij deze hulp-

‘achterom’ betrokken geweest. Zij is, zou men kunnen zeggen, in de loop van '42 incidenteel begonnen, maar nam, zoals wij reeds deden uitkomen, van de tweede helft van '43 a f een algemeen karakter aan, vooral doordat de TD-groep en de LO toen systematisch op zoek gingen naar ambtenaren die tot die hulp-‘achterom’ bereid waren. Dezen moesten evenwel, doordat meer bonkaarten uitgereikt werden dan de betrokken gemeenten officieel aan inwoners telden, elders ‘gedekt’ worden. Dat laatste geschiedde, gelijk reeds vermeld, door samenwerking van ambtenaren-illegale werkers bij het Centraal Distributiekantoor met collega’s bij de bevolkingsregisters en bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.1 Z o ontstond in de zomer van '44 een situatie waarbij een groot aantal distributiediensten, ca. 90% van de ruim 500, ‘achterom’ aan de LO en aan de andere verzorgingsgroepen bon­

kaarten uitreikten welker aantal 1 o f 2 % bedroeg van de aantallen inwoners der betrokken gemeenten. Alleen al de LO kreeg op deze wijze in juli '44 bijna 100 000 bonkaarten in handen.

Die bonkaarten-zelf werden door de illegaliteit nimmer nagemaakt (het

1 In de zomer van '43, nog voor de samenwerking met de bevolkingsregisters en het C B S tot stand kwam, ontwikkelde een van de ambtenaren van het C D K die tegelijk een vooraanstaand medewerker van de LO was, A. van Zeist, het plan om de drukkerij van de fa. Enschedé te grote aantallen distributiebescheiden naar bepaalde distributiediensten te laten zenden. Hoe kon dat bereikt worden? Bij elke zending behoorden drie geleidebiljetten: geleidebiljet I ging naar het C D K , II en III gingen naar de distributiedienst waar men II hield en III aan de centrale directie van de P T T toezond (de zendingen waren steeds aangetekend). Welnu, het plan hield in dat van Zeist, wiens functie o.m. was, de fa. Enschedé opgave te doen van de hoeveelheden distributiebescheiden die naar de distributiediensten gezonden moesten worden, sommige cijfers te hoog zou opgeven; de geleidebiljetten I en II met de te hoge cijfers zouden dan resp. bij het C D K en bij de betrokken distributiediensten vervangen worden door nagemaakte biljetten met de lagere cijfers. De leiding van de betrokken distributiedienst en die van het C D K hadden dan geen enkele aan­

leiding om bij de P T T te informeren, welk cijfer eigenlijk op geleidebiljet III ver­

meld stond. Controle bij de P T T werd door het C D K niet uitgeoefend. Dit plan werd in oktober '43 het eerst toegepast met Epe waar de met de LO samenwerkende distributie-ambtenaar Jacobus J. van den Boogert volgens de geschetste methode van de fa. Enschedé 4000 bonkaarten extra ontving. Helaas werd van den Boogert kort nadien gearresteerd als gevolg van het ‘doorslaan’ van een Joodse onderduiker aan wie hij een vervalst persoonsbewijs had doen toekomen. Van den Boogert kende de naam van van Zeist en ook diens adres. Van Zeist moest dus onmiddellijk onderduiken en het door hem ontwikkelde plan, dat geheel aan zijn functie bij het C D K gekoppeld was, kon toen niet verder verwezenlijkt worden.

Van den Boogert is in augustus '44 gefusilleerd.

(20)

S A B O T E R E N D E A M B T E N A R E N

is wèl overwogen): dat namaken was verre vaii eenvoudig en men nam aan dat de betrokken bonkaart al bijna verlopen zou zijn als men met de nagemaakte kon gaan werken.1 W èl nagemaakt werden de inlegvellen; op een inlegvel kon men immers geruime tijd lang verschillende bonkaarten krijgen.

De onderduikers en de illegale organisaties hebben vooral na de April- Meistakingen veel te danken gehad aan de figuur die in de eerste twee be­

zettingsjaren een hoge uitzondering was in de Nederlandse samenleving: de saboterende ambtenaar. Die ambtenaar, hetzij van een distributiedienst o f bevolkingsregister, hetzij van een G A B (tegengaan van de arbeidsinzet!), had het niet gemakkelijk. ‘Hij moest immers’, aldus een van de leiders van de LO , ir. H. van Riessen,

‘zijn eigen werk afbreken. En dat was een ingrijpende gebeurtenis in het leven van hen die bekend stonden om hun plichtsbetrachting, nauwgezetheid en be­

trouwbaarheid. De ambtenaar, wie nauwkeurigheid in kleinigheden geleerd was, moest door vervalsing van kleinigheden zijn kaartsystemen en administratie onbetrouwbaar maken. Hij moest gefingeerde mensen op zijn kaarten plaatsen en van bestaande mensen de kaarten verdonkeremanen en vervalsen. Hij moest stempels stelen, handtekeningen van chefs en Fachberatcr namaken, plattegronden van het gebouw uitleveren aan de KP. Hij moest zijn verkeerde chefs bespioneren, brieven openen die niet voor hem bestemd waren en ze desnoods vernietigen.

. . . Ook in de praktijk van het werk was(de) taak (dier ambtenaren) zwaar.

Veelal hadden zij chefs die bang o f uitgesproken ‘fout’ waren en overigens waren zij omringd door Duitsgezinden. Zo bijv. de man die deel uitmaakte van een uitreikingsploeg en voor zijn loket gezeten was tussen twee N SB ’ers. Als ‘zijn’

man met 400 valse inlegvellen voor het loket kwam, vroeg hij: ‘U bent zeker wel van een ophaaldienst’ 8, en daarop werden dan 400 bonkaarten door het loket overhandigd. Dat zal aan beide zijden van het loket wel altijd met een bonzend hart gebeurd zijn.’3

In onze paragraaf over de tweede distributiestamkaart deden wij uitkomen dat de hulp aan de onderduikers ook nog in het jaar '43 vergemakkelijkt werd

1 De in de hongerwinter ingevoerde ‘noodkaarten’ zijn wèl nagemaakt, zo ook (van begin '44 af) de ‘rokerskaarten’. 2 Er bestonden hier en daar particuliere op­

haaldiensten die ten behoeve van hun cliënten (wier stamkaarten en inlegvellen zij dan meekregen) de bonkaarten bij de distributiediensten tegen vergoeding af­

haalden. 8 H. van Riessen in Het Grote Gebod, dl. I, p. 657-58.

(21)

door liet feit dat de nummers van de distributiekringen niet op de inleg­

vellen vermeld stonden. Men kon dus op een ‘Amsterdams’ inlegvel bijvoor­

beeld in Winterswijk bonkaarten betrekken. Had Rauter zijn zin gekregen, dan zou per I februari '44 liet systeem ingevoerd zijn waardoor op het door het nummer van de distributiekring kenbaar gemaakte ‘Amsterdamse’ inleg­

vel uitsluitend in Amsterdam en op het ‘Winterswijkse’ uitsluitend in Winterswijk distributiebescheiden verstrekt mochten worden. De uitreiking van de tweede distributiestamkaart werd evenwel enkele maanden vertraagd:

niet begin februari maar pas medio juni '44 werd zij in gebruik genomen.

Vóórdien, nl. in april, had het C D K nood-inlegvellen uitgegeven die nog niet met de nummers van de distributiekringen afgestempeld waren. Met dat al werd de illegaliteit door de invoering van die nood-inlegvellen onaan­

genaam verrast. D e LO had echter op dat moment een eigen onder-organi- satie voor het namaken van identiteitspapieren, de z.g. Persoonsbewijzen- sectie o f P B S (wij komen daarop nog terug) - deze P BS slaagde er in om bij Drukkerij Koen te Apeldoorn een groot aantal nagemaakte nood-inleg­

vellen te laten drukken.

Kritieker nog werd de situatie toen medio juni bekendgemaakt werd dat, hoewel nog lang niet alle couponnetjes van dat nood-inlegvel gebruikt waren, eind juni een bij de tweede distributiestamkaart behorend nieuw inlegvel uitgereikt zou worden - het inlegvel mèt nummer! De leiding van de LO belegde onmiddellijk een bijeenkomst met die van de door Gerrit van der Veen opgerichte Persoonsbewijzencentrale en van de, naast de PBS door de LO opgerichte, Falsificatiecentrale. Afgesproken werd dat de Falsi- ficatiecentrale zou zorgen voor foto’s van het nieuwe inlegvel alsmede voor de op grond daarvan te maken tekeningen en cliché’s - de Persoonsbewijzen­

centrale nam het papier en het zetwerk voor haar rekening. W eer was het Drukkerij Koen die de illegaliteit hielp: in vijfkleurendruk werden er nage­

maakte inlegvellen vervaardigd. D e bedoeling was, een kwart miljoen te drukken, maar er waren pas 100 000 gereed toen opeens bericht kwam dat de Sicherheitspolizei begonnen was aan een systematisch onderzoek bij alle in Apeldoorn gevestigde drukkerijen. D e Drukkerij Koen moest in razend tempo ‘schoongemaakt’ worden. De 100 000 vellen werden toen eerst met bakfietsen naar een pand in Apeldoorn overgebracht, vandaar naar een schuur bij Beekbergen, en vervolgens met een vrachtauto van de Nederlandse A r­

beidsdienst door een Knokploeg naar een woning in Amsterdam-zuid ge­

transporteerd. Daar moesten ze eerst nog elk het bijpassend nummerstempel van een van de distributiekringen krijgen. Vier etmalen lang werd door de leiders van de LO-districten van Noord-Holland en een aantal medewerkers in de Amsterdamse woning gezwoegd om, met gebruikmaking van nage­

H U L P AAN O N D E R D U I K E R S

(22)

N A G E M A A K T E N O O D - I N L E G V E L L E N

maakte nummerstempels, al die 100 ooo vellen het nummer te geven dat er op moest voorkomen, een en ander op grondslag van de cijfers omtrent de aantallen onderduikers die zich in de verschillende gemeenten bevonden.

Daarna moest het transport naar de LO-districten geregeld worden. Ook hiervoor bezat de LO een eigen onder-organisatie die als ‘het C D K ’ aan­

geduid werd, zulks (alweer) niet zonder humor en ook niet zonder grond, want ‘naast het officieel bestaande distributie-apparaat had men’, aldus een van de leiders van de Persoonsbewijzencentrale, de Amsterdamse student C . J. Rübsaam, ‘een eigen illegaal distributie-apparaat’1 - een apparaat, inderdaad, dat het gehele land bestreek.

Van die 100 ooo nagemaakte en afgestempelde inlegvellen raakte door een misverstand tijdens het transport ongeveer een derde zoek. Men kon niettemin ruim zestigduizend onderduikers op tijd aan een nagemaakt inlegvel helpen.

D e noodzakelijke aanvulling aan echte inlegvellen kwam ‘achterom’ tot stand o f werd ‘gekraakt’ door de Knokploegen. Pogingen van het Centraal Distributiekantoor (het ‘echte’) om in tal van distributiekringen de hoeveel­

heden gepresenteerde inlegvellen te verifiëren aan de hand van de cijfers der uitgereikte tweede distributiestamkaarten werden bekwaam vertraagd.

Trouwens, van september ’44 a f was het C D K niet langer bij machte, controle, welke ook, uit te oefenen. Vergemakkelijkte zulks de taak der illegaliteit? Zeker - maar zij stond toen voor geheel andere moeilijkheden.

Toen was haar probleem niet hoe zij er in slaagde om voor zichzelf en de onderduikers voldoende distributiebescheiden te bemachtigen maar voldoen­

de voedsel. Hoe zij ook dat probleem wist op te lossen, hopen wij in deel 10 te beschrijven.

Persoonsbewijzen en andere identiteitspapieren

Toen wij in hoofdstuk 3 van ons vorige deel een aparte paragraaf wijdden aan de ‘eerste falsificatie- en verzorgingsgroepen’ (een logische combinatie:

een groep die voor onderduikers zorgde, had voor hen nagemaakte papieren nodig), onderstreepten wij opnieuw het afschuwelijk perfecte karakter van het persoonsbewijs dat in '40 door J. L. Lentz, hoofd van de rijksinspectie van de bevolkingsregisters, ontworpen was. ‘Het document’, zo schreven wij (en het heeft zin, die beschrijving hier te herhalen),

1 Getuige C. J . Rübsaam ,Enq., dl. VII c, p. 351.

(23)

H U L P AA N O N D E R D U I K E R S

‘was uit een speciale kartonsoort vervaardigd waarin de Nederlandse leeuw als watermerk aangebracht was; dat karton was met een gecompliceerd onder- grondpatroon bedrukt waarin telkens de woorden ‘Bevolkingsregisters van Nederland’ herhaald waren. Daar was een paarse drukinkt voor gebruikt die onzichtbaar werd indien men het pb tegen een kwartslamp hield. De tekstdruk was uitgevoerd met een zwarte inktsoort die uiterst gevoelig was voor het meest gebruikelijke oplosmiddel: aceton. In een ‘venster’ in een van de pagina’s van het pb stak de foto van de houder die aan de achterkant zijn vingerafdruk vertoonde;

elders in het pb stond een tweede vingerafdruk, geheel gelijk aan de eerste. Die foto was aan de achterzijde met een doorzichtig zegel vastgeplakt dat een hoogst ingewikkeld lijnenpatroon vertoonde. Het stempel van de gemeente van uit­

reiking was gedeeltelijk over dat zegel en (tweede stempel) over de foto aange­

bracht. Van die gemeente stond in het pb ook nog op drie pagina’s een gedrukte code-aanduiding (‘A 35’ voor Amsterdam bijvoorbeeld), gevolgd door een gedrukt nummer: het nummer van uitreiking dat correspondeerde met de datum daarvan; deze was met een datumstempel in het pb aangegeven. De handteke­

ning van de met de uitreiking belaste ambtenaar ontbrak evenmin als die van de houder. Van die houder werden voorts in het pb vermeld: de naam, de geboorte­

datum, het adres en het beroep en, eventueel, de naam van zijn (haar) echtgc- no(o)(te).’

W ij zijn er nog niet. Bij de bevolkingsregisters werden de lijsten bewaard waaruit bleek op welke data bepaalde nummerseries van pb’s uitgereikt waren, en in Den Haag, in het gebouw Kleykamp, bevonden zich bij de rijksinspectie van de bevolkingsregisters de z.g. Ontvangstbewijzen-Per- soonsbewijs: dat waren meer dan zeven miljoen per gemeente alfabetisch op naam gerangschikte kaarten die van elkeen aan wie een persoonsbewijs uit­

gereikt was (d.w.z. van alle ingezetenen van vijftien jaar o f ouder), de per­

soonsgegevens vermeldden en van de betrokkene tevens de handtekening, de foto en de vingerafdruk toonden. Op nog twee punten wijzen w ij: in de zomer van '4 1 was in alle pb’s van Volljuden met zwarte inkt op twee plaatsen een grote J aangebracht en van de lente van '44 a f diende zich in elk pb Rauters controlezegel te bevinden dat er in geplakt was bij de uitreiking van de tweede distributiestamkaart.

Hoe de illegaliteit er in slaagde, voldoende controlezegels te bemachtigen, hebben wij reeds beschreven - de persoonsbewijzen zijn daarentegen, men mag w el zeggen: tot het einde der bezetting toe, een probleem blijven vormen en dat mag ons ook niet verbazen, gegeven hun uitvoering en gegeven het feit dat elk in het pb vermeld persoonsgegeven verifieerbaar was.

Dat laatste was aan de eerste falsificatiegroepen heel wel bekend, en toch:

zij waagden het er op. Daarbij gingen zij van het ervaringsfeit uit dat de

(24)

‘normale’ controle van een pb een oppervlakkig karakter droeg: het pb werd geopend en de controleur keek o f de er in geplakte foto overeenkwam met het uiterlijk van de houder. In de eerste bezettingsjaren werd die houder maar zelden verplicht (de controleur had daar een apparaatje voor nodig) ter plaatse een vingerafdruk te laten maken die vergeleken kon worden met de in het pb voorkomende vingerafdruk.

Tw ee falsificatiegroepen beschreven wij in ons vorige deel: de groep- Veterman en de groep-van der Veen. Los van elkaar gingen beide groepen tot het namaken van pb’s over; los van elkaar vonden zij voor enkele pro­

blemen waarop zij stuitten, identieke oplossingen: onderdelen van het zetsel kregen zij door bij bepaalde drukkerijen willekeurig drukwerk te bestellen waaruit zij de gezochte woordcombinaties knipten die vervolgens geclicheerd werden, en het watermerk (de drie leeuwen) bootsten zij na door de binnen­

kant van een van de twee velletjes dun karton waaruit hun nagemaakte pb’s bestonden, met een cliché te bedrukken waarin die leeuwen uitgespaard waren. Met behulp van de Amsterdamse drukker J. C . van Velzen ver­

vaardigde Veterman van februari '42 tot in de herfst van '43 (toen werd hij gearresteerd) tussen de 1800 en 2000 blanco pb’s waarvan, zo veronderstelden wij, de meeste ten goede kwamen aan Joden alsmede aan leden en relaties van de spionagegroep ‘Luctor et Emergo’ waarmee Veterman in de lente van '42 in contact kw am ; later ontwikkelde die groep zich tot de ‘pilotenhulp’- organisatie ‘Fiat Libertas’ .

Gerrit van der Veens Persoonsbewijzencentrale (‘de P B C ’) kwam tot een nog veel hogere productie: de Amsterdamse drukkerij van Frans Duwaer had, toen Duwaer begin juni '44 gearresteerd werd, voor de P B C vermoede­

lijk tussen de 60 000 en 70 000 blanco pb’s gedrukt.

W ij hebben van die P B C straks meer te verhalen. Wenselijk lijkt het ons, nu eerst te onderstrepen dat het namaken van pb’s o f het aanbrengen van beschermende wijzigingen daarin, het ‘vermaken’ zoals dat heette (de J werd bijvoorbeeld verwijderd uit het pb van een Jood o f deze kreeg het pb van een niet-Jood waarin de foto vervangen was), niet de enige methoden waren om personen die zich bedreigd achtten, aan een nieuw pb te helpen. In de lente van '42, d.w.z. vóór de Jodendeportaties begonnen, waren hier o f daar ambtenaren van de bevolkingsregisters o f van de gemeentesecretarieën er al toe overgegaan om echte blanco pb’s uit de officiële voorraad aan de illegali- liteit in handen te spelen. Dat gebeurde o.m. in Zwartsluis en in Pijnacker.

Voorts wist de verzetsman Theo Dobbe in de zomer van '42 via een vriend te Woudenberg, Gerrit Kleinveld, te bereiken dat een secretarie-ambtenaar van die gemeente, Nico Bergsteyn, in de zomer van '42 onderdook met medenemen o.m. van 250 blanco pb’s mèt de nodige doorzichtige zegels.

v a l s e

p e r s o o n s b e w i j z e n

(25)

HU LP AAN O N D E R D U I K E R S

Distributiebescheiden kon men van de tweede helft van '43 a f veel ge­

makkelijker ‘achterom’ krijgen dan voordien - voor persoonsbewijzen gold hetzelfde: er waren toen talloze bevolkingsregisters van waaruit ambtenaren- illegale werkers blanco pb’s deden toekomen aan verzorgingsgroepen dan wel aan andere illegale organisaties.

Men kreeg in de illegaliteit dus met drie soorten pb’s te maken die in één opzicht gelijk waren: zij waren alle in zoverre ‘vals’ dat de persoon die het pb bezat, iemand anders was dan degeen voor wie hij zich blijkens dat pb uitgaf. Overigens waren er verschillen tussen die drie soorten: er waren pb’s die geheel nagemaakt waren en er waren ‘echte’ pb’s die o f voor het eerst ingevuld waren o f waarin wijzigingen waren aangebracht. Die ‘echte’ pb’s waren over het algemeen natuurlijk te prefereren boven de nagemaakte (ze waren nu eenmaal ‘echt’ en de nagemaakte waren als zodanig nogal herken­

baar) en binnen de groep van die ‘echte’ pb’s kon men gemakkelijker uitgaan van een blanco pb dan van een pb waarin wijzigingen aangebracht moesten worden, want het aanbrengen van die wijzigingen was verre van eenvoudig.

Hoe kwam de illegaliteit aan blanco pb’s? Ten dele doordat van de zomer van '43 a f hoofdzakelijk door de Knokploegen overvallen gepleegd werden op bevolkingsregisters1 , ten dele doordat ‘achterom’ pb’s verstrekt werden.

In Zwartsluis paste de ambtenaar-illegale werker J. B . de Goede daar in de lente van '42 de volgende techniek bij toe: hij liet zijn assistent J. M. Schaart, volontair ter gemeentesecretarie, een aantal blanco persoonsbewijzen mèt de doorzichtige zegels doorgeven aan een verzorgingsgroep; die pb’s moesten '‘verantwoord’ worden - daartoe creëerden de Goede en Schaart enkele fictieve gezinnen; op de met de pb’s corresponderende ontvangstbewijzen- persoonsbewijs vulden zij fictieve gegevens van die gezinnen in, zij plakten er willekeurige pasfoto’s op die ze van een fotograaf in Steenwijk gekregen hadden, zetten willekeurige vingerafdrukken, zonden de ontvangstbewijzen-

1 Toen sommige verzetsgroepen in de loop van '43 de beschikking gekregen hadden over politie-uniformen (onderduikende politiemannen hadden die meegenomen), werd ook wel een andere methode toegepast. ‘Cor’ en ‘Nico’, twee leden van de verzetsgroep die haar basis had op de boerderij ‘De Zwarte Plak’ in de Peel, gingen toen ’s avonds in uniform op wacht staan, ‘en iedereen’, aldus Ton Kortooms die deze groep beschreven heeft, ‘wordt aangehouden, ’s Zondags vangen ze veel.

C or, die vóór de oorlog al bij de politie was, kan het uit de kunst. Hij zegt met gezag: ‘Juffrouw, uw persoonsbewijs deugt niet. W ij zullen het nauwkeurig onder­

zoeken. Ga morgen op het raadhuis maar een nieuw halen.’ Op één zondag vangen ze soms vijftien persoonsbewijzen . . . De lieden die gedwee naar het raad­

huis stappen, krijgen er grif een. Want ook daar zit een mannetje die weet wat er op

‘ De Zwarte Plak’ omgaat.’ (T. Kortooms: De Zwarte Plak (1948), p. 134)

(26)

v a l s e

p e r s o o n s b e w i j z e n

persoonsbewijs aan de rijksinspectie toe en plaatsten in het bevolkingsregister van Zwartsluis persoonskaarten op naam van de fictieve personen; die kaarten werden na de eerstvolgende inspectie (dergelijke inspecties werden periodiek door de rijksinspectie gehouden) weer vernietigd.1

Later in de bezetting werd deze methode ook elders toegepast. Het is onze indruk dat men haar aanvankelijk veelal, als in Zwartsluis, zèlf ontdekte; van de zomer van '43 a f werd de ‘achterom’-methode evenwel meer systematisch gepropageerd door allerlei verzorgingsgroepen (de LO en kleinere groepen) en door de TD-groep. Overigens ‘bestonden (er)’, aldus een naoorlogs verslag over het Amsterdamse bevolkingsregister,

‘nog tal van andere middelen om iemand te ‘legaliseren’, zoals men de reeks handelingen om een goede vervalsing te verkrijgen, ironisch noemde.

. . . Bij vestiging uit het buitenland moesten geheel nieuwe persoonskaarten aangelegd worden. Welnu, men liet de personen die men wenste te ‘legaliseren’, zogenaamd uit België o f ander bezet gebied komen. De insclirijving geschiedde dan, natuurlijk met medeweten van loketambtenaren, geheel officieel. Na de inschrijving volgde de afgifte van persoonsbewijs en stamkaart vanzelf.

Namen van reeds lang geleden te Amsterdam geboren en aldaar overleden personen werden opgediept uit de overlijdensregisters van de Burgerlijke Stand.

De doden werden tot nieuw leven gewekt. Men had daarvoor d e. . . uitdrukking

‘een lijk opgraven’ . Het spreekt vanzelf dat men zocht naar personen van het­

zelfde geslacht en van de vereiste leeftijd. In die gevallen kon zelfs een officiële geboorte-akte worden geproduceerd. Ook kregen levende personen wel dubbel­

gangers, zodat twee mensen met gelijkluidende namen, geboortedatum enz. op hun persoonsbewijs en stamkaart rondliepen.’2

D oor de afdeling bevolking van de Haarlemse gemeentesecretarie werden ca. 2000 van die ‘fictieve’ pb’s afgegeven en in het district-Sneek wist de LO

‘zodanige relaties met de bevolkingsregisters te leggen dat iedere gemeente ongeveer 5 tot 10 pb’s per maand leverde.’3 Hoeveel pb’s in totaal ‘achterom’

1 In juli '42 verscheen de Ordnungspolizei bij de woning van de Goede om hem als gijzelaar te arresteren. Hij dacht toen dat zijn malversaties ontdekt waren en wist te vluchten. Nadien bleef hij ondergedoken en ook Schaart dook onder. Beiden namen deel aan allerlei illegaal werk vooral op het gebied van de illegale pers. Van begin '44 a f waren zij in Kampen betrokken bij de uitgave van een gestencild illegaal blad, Strijdend Nederland. Begin januari '45 vielen zij in Duitse handen. De Goede nam alle schuld op zich. Schaarts leven werd gespaard, de Goede behoorde begin maart '45 tot de honderden illegale werkers die na de aanslag waarbij Rauter zwaar gewond werd, gefusilleerd werden. 2J. T. Veldkamp: Het Amsterdamse bevol­

kingsregister in oorlogstijd (1954), p. 22. 3 A. Algra in Het Grote Gebod, dl. I, p. 172.

(27)

H U L P AAN O N D E R D U I K E R S

uit de bevolkingsregisters naar de illegaliteit zijn toegevloeid, is niet bekend;

wij schatten dat het er enkele tienduizenden zijn geweest.

In Zwartsluis werden, zoals wij vermeldden, de met de ontvreemde blanco pb’s althans naar aantal corresponderende persoonskaarten die in het be­

volkingsregister geplaatst waren, vernietigd - terecht ook: de Goede en Schaart wisten niet, welke gegevens op die blanco pb’s ingevuld werden.

Wist men dat wèl, dan was het zinvol op een andere wijze te handelen. In Amsterdam werden de pb’s die voor illegale werkers en onderduikers be­

stemd waren, bij het bevolkingsregister ‘normaal’ ingevuld, zij het met ‘valse’

gegevens, en diezelfde gegevens stonden dan op de persoonskaart van het bevolkingsregister vermeld alsook op het corresponderend ontvangstbewijs- persoonsbewijs dat naar de rijksinspectie opgezonden was. N o g anders was de situatie wanneer een verzorgingsgroep van nagemaakte pb’s gebruik maakte o f van pb’s waarin zonder overleg met een bevolkingsregister gegevens gewijzigd waren: in die gevallen kwam de houder van het nage­

maakte o f gewijzigde pb althans aanvankelijk in de bevolkingsboekhouding niet voor. O ok die lacune werd, vooral later in de bezettingstijd, aangevuld.

De fictieve gegevens werden dan door de verzorgingsgroep doorgegeven aan haar contactpersonen zowel bij het betrokken bevolkingsregister als bij de rijksinspectie - bij het bevolkingsregister zorgde men dan voor een fictieve persoonskaart, bij de rijksinspectie voor een fictief ontvangstbewijs-persoons- bewijs. Het valse pb heette dan (zoals reeds vermeld) ‘rondgezet’ en dat

‘rondzetten’ had het grote voordeel dat, wanneer de Sicherheitspolizei o f

‘foute’ elementen onder de Nederlandse politie een pb dat zij niet vertrouw­

den, gingen controleren, door het bevolkingsregister en de rijksinspectie gerapporteerd werd dat de persoonskaart en het ontvangstbewijs-persoons- bewijs van de op het pb vermelde persoon inderdaad aanwezig waren. Had die persoon blijkens zijn valse pb successievelijk in verschillende gemeenten gewoond, dan moest zijn pb in al die gemeenten ‘rondgezet’ worden - dat laatste is veelvuldig geschied. Omgekeerd werden later in de bezettingstijd de authentieke persoonskaarten van illegale werkers die een vals pb gekregen hadden, veelal uit de bevolkingsregisters gelicht en vernietigd en hetzelfde geschiedde dan met het authentieke ontvangstbewijs-persoonsbewijs dat in '4 1 (mèt de vingerafdruk van de betrokkene!) in de grote collectie van de rijksinspectie van de bevolkingsregisters opgenomen was. Geheel achter de rug van Lentz om had zich toen in zijn rijksinspectie een groep gevormd van ambtenaren die in diensttijd hoofdzakelijk bezig waren met het doen ver­

dwijnen van kaarten met authentieke en het plaatsen van kaarten met fictieve gegevens.

(28)

v a l s e

p e r s o o n s b e w i j z e n

Hoe moeilijk het was, pb’s na te maken, hebben wij voor het eerst doen uitkomen toen wij in ons vorige deel het werk van Veterman en van Gerrit van der Veen beschreven. De een noch de ander slaagde er in (van der Veen heeft het wèl gepoogd, maar het is hem niet gelukt), in het karton van de nagemaakte pb’s een echt watermerk aan te brengen; dit werd slechts nage­

bootst. Hun pb’s waren op dit punt dus kwetsbaar. Dat waren zij óók doordat die pb’s uit twee op elkaar geplakte laagjes karton bestonden:

werden zij bij controle scherp omgebogen, dan weken die laagjes w el eens van elkaar waardoor het betrokken pb onmiddellijk als een nagemaakt pb herkend werd. Het was steeds veiliger, in een echt pb wijzigingen aan te brengen, maar dat laatste was op zichzelf moeizaam en tijdrovend werk.

‘U it de getypte exemplaren’, aldus Antoon Coolen in zijn beschrijving van de Persoonsbewijzensectie der LO ,

‘werd wat verwijderd moest worden, boven de lichtbak weggesneden. De met gewone inkt ingevulde exemplaren werden schoongewassen met chemische middelen die de inkt opzogen zonder het papier o f de onderdruk aan te tasten.

Om te voorkomen dat het papier daarbij rul en schilferig zou worden, kreeg het een bad van petroleum-ether die door de etherverdamping snel droogde, waarna het papier hard en vettig was en men met de bewerking kon beginnen. Bij het met chemische middelen opzuigen van de inkt gebeurde het dikwijls dat de letters van de onderdruk, die oorspronkelijk lila-achtig waren, een groene kleur aannamen. Een besprenkeling met wijnsteenzuur bracht de oorspronkelijke kleur weer terug.’1

Moest het pb een nieuwe vingerafdruk krijgen (dat werd vooral later wenselijk geacht doordat de Sicherheitspolizei en de in de treinen contro­

lerende agenten van de Rijksopsporingsdienst toen menigmaal de vinger­

afdruk verifieerden), dan moesten de twee authentieke vingerafdrukken die in het pb voorkwamen, verwijderd worden: zij werden weggeschoren;

er bleven dan twee dunne plekken achter, ‘maar dat was’, aldus Coolen,

‘niet erg omdat de vingerafdruk van de nieuwe eigenaar een beetje dikker en vetter op dezelfde plaats werd gezet.’

Grotere problemen nog bood de foto. Lentz had het verwijderen van die

1 Antoon Coolen in a.v., p. 349.

(29)

HU LP AAN O N D E R D U I K E R S

foto bijzonder moeilijk gemaakt: ‘hij zou namelijk’, zo gaven wij in deel 5 de desbetreffende passage uit het in augustus '40 door Lentz geschreven

‘Rapport inzake inrichting persoonsbewijs’ weer,1

‘aan de achterzijde een doorzichtig zegel. . . over de foto laten plakken met een kleefstof die afweken met water o f stoom onmogelijk maakte zonder onmiddel­

lijk zichtbare sporen na te laten; in dat geval zou namelijk de watergevoelige druk die aan de achterzijde van het zegel aangebracht was, aangetast worden.

Maar gebruikte men voor dat afweken aceton, dan zou men . . . de arcering aantasten die in de acetongevoelige inkt rond het ‘venster’ gedrukt zou worden op de randen waarop de foto moest worden vastgeplakt.’

N u Coolen:

‘De foto van het persoonsbewijs bleek niet los te weken te zijn tengevolge van de lijmsoort die door de bevolkingsregisters werd gebruikt, omdat in de vloeistof waarmee die lijm op te lossen was, de letters van de opdruk op het zegel aange­

tast werden en wegvloeiden. Nauwelijks viel er een druppel aceton op de stof die de lijm oploste, o f het zegel was vernield en waardeloos. Men sneed daarom eerst het glacé van de foto weg . . . Dikwijls mislukte het, wat vooral in het begin, toen men moeilijk aan te vervalsen persoonsbewijzen kwam, een ramp was.

Was het glansvlak van de foto verwijderd, dan werd de rest van het papier zo lang weggeschoren tot het vliesdun was. Aan de achterzijde, zodat de letters aan de voorzijde niet werden aangetast, werd dit vliesje dan met aceton besprenkeld en losgeweekt. Het zegel bleef daarbij volkomen onbeschadigd. De foto van de nieuwe eigenaar werd nu ingeschoven en vastgeplakt. Dan restte nog het stempel, waarvan met de verwijderde foto een deel was weggevallen. Het ontbrekende werd met inkt, die overeenkwam met die van het oude stempel, bijgetekend.’2 D it procédé was, aldus Coolen, ‘resultaat van maandenlang zoeken en proeven nemen’ en voor het wijzigen van de pb’s was ‘een hele inrichting’

nodig: ‘chemicaliën, lichtbakken, lampen, vergrootglazen, persijzers, bank­

schroeven, lancetten, lijm, inkten, schrijfmachines - en al deze dingen waren in die tijd steeds moeilijker en schaarser te krijgen.’3 Voor het veranderen van één pb had men, als men geschoold was, drie kwartier nodig.

Veel méér tijd werd gevergd als uit het te wijzigen pb aantekeningen in Oostindische inkt verwijderd moesten worden: die waren namelijk niet weg te wassen zonder sporen na te laten. Men moest ze wegsnijden o f zelfs de

1 Exemplaar in CNO, 160 g. 2 Antoon Coolen in Het Grote Gebod, dl. I, p.

350. 3 A.v., p. 351.

(30)

gehele kant verwijderen waarop die aantekeningen stonden. Frans Meijers, een van de medewerkers van de P B C , moest, als hij uit het pb van een Jood de twee J’s en het eventuele ‘stempel’ verwijderen moest, drie kantjes van het betrokken pb ‘schillen’ om ze door andere kantjes te vervangen. ‘De moeilijkheid lag’ , aldus zijn naoorlogs verslag,

‘hoofdzakelijk daarin dat de watermerken dan niet goed op elkaar kwamen te liggen, waardoor men meteen kon zien dat het pb uit elkaar was gehaald. Dit kon men alleen daardoor tegengaan dat men van het ene pb een heel dun laagje, van het andere pb een zo dik mogelijke laag afkrabde. Doordat men één helft heel dun had gemaakt, was het watermerk mee afgekrabd en dit gedeelte, daarna op het andere, dik gelaten gedeelte geplakt met sterk verdund Velpon, gaf dan een vrij goed pb.’1

Het vervaardigen van de drie ‘nieuwe’ pagina’s plus de andere werkzaam­

heden die nodig waren, betekenden tezamen een arbeid die voor één enkel pb tot twee volle dagen kon uitlopen: een minutieuze arbeid bovendien, waarvoor degenen die haar verrichtten, een onuitputtelijk geduld moesten opbrengen, zulks in omstandigheden die een evident risico inhielden, want bij een inval door de Sicherheitspolizei kon de illegale werkplaats onmogelijk in een oogwenk ‘schoongemaakt’ worden. De Sicherheitspolizei zag er dan de lichtbakken, de chemicaliën, de inktpotten, de schrijfmachine enz. enz. staan en ook als degenen die er werkzaam waren, nog tijd gevonden hadden om in allerijl het pb-materiaal te verstoppen, dan was er toch voldoende aan­

leiding om hen te arresteren. Dat niet alleen: de werkplaats werd bezet en ieder die er zich vervoegde, werd óók ingerekend.

v a l s e

p e r s o o n s b e w i j z e n

Veterman en de P B C hebben samen in totaal vermoedelijk tussen de 65 000 en 75 000 nagemaakte pb’s vervaardigd. Andere groepen die tot het namaken van pb’s overgingen, zijn ons niet bekend. Over cijfers omtrent het aantal

‘achterom’ verkregen dan wel gewijzigde pb’s beschikken wij niet, maar wij zijn er van overtuigd dat het er meer, wellicht veel meer dan 75 000 zijn geweest en dat een schatting dat ten tijde van de bevrijding in totaal 200 000

‘valse’ pb’s in gebruik waren, eerder aan de lage dan aan de hoge kant is.

1 F. Meijers: ‘De techniek van het veranderen van pb’s’ (z.j.), p. 4 (Doc II—853 A ,a-6).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1 Hij had in mei '39 verzocht, naar Makassar te mogen gaan voor een medische en tandheelkundige behandeling; die verplaatsing werd door het gouvernement betaald

In de laatste maanden van '40 en in '41 waren door de research-afdeling van het Japanse departement van oorlog, in samenwerking met de hoofdkwartieren van leger en

Begin '43 was er van het zuiden uit meer dan 100 km rails gelegd, waarover de smalspoortrein al reed, en was het oude bospad verbreed tot een onverharde w eg waarvan

Aan Nederlandse kant waren er in Australië in die tijd, zo verklaarde hij later, ‘toch niet meer dan honderdtwintig tot honderdvijftig mensen van enige betekenis,

van K leffens, in m ei '44 in het Am erikaanse tijdschrift Foreign Affairs had betoogd dat N ederland, dat geheel buiten het op de toekom st van D uitsland betrekking

ste Joden was niets genoteerd (zij hadden niets in te leveren gehad), van de iets m inder armen waren w è l rekeningen geopend maar uit deze groep hadden maar w ein igen

lijk. 679, noot 1) dat de aalmoezenier Xaverius V loet tot het laatste toe aan boord is gebleven, maar hetzelfde geldt voor ds. W eggevallen is de eerste regel: ‘In w elke mate

Vlak voor de ingang van de Van Nelle Fabriek is een officiële parkeerplek voor Felyx