• No results found

persoonlijke verbindingen

In document “Der Ruf nach dem Führer” (pagina 100-151)

Alfred Hugenberg

Naast de ideologische en praktische parallellen, alsmede vormen van beïnvloeding tussen de

Alldeutsche Verband en het nationaal-socialisme, is er ook sprake van meerdere persoonlijke

bindingen tussen beide bewegingen. Verscheidene persoonlijkheden hebben een actieve rol gespeeld in de ontwikkeling, politisering of financiering van zowel de Verband als de NSDAP, waarvan in dit hoofdstuk enkele markante voorbeelden besproken zullen worden.

Als één van de meest zichtbare personen moet allereerst mediagigant Alfred

Hugenberg (1865-1951) genoemd worden. Zoals eerder vermeld, was Hugenberg op jonge leeftijd in 1891 één van de oprichtingsleden van de Verband geweest, om vervolgens meerdere posities in het bankwezen en de staalindustrie te bekleden. Tussen 1916 en 1920 wist Hugenberg zijn invloedrijke mediaconglomeraat oftewel ‘Hugenberg-Konzern’ vorm te geven, bestaande uit meerdere persagentschappen, reclamebureaus, uitgeverijen en

filmbedrijven van rechts-conservatieve signatuur. Vanaf 1918 was Hugenberg actief binnen de nationalistisch-antisemitische Deutschnationale Volkspartei (DNVP), waarvan hij in 1928 voorzitter werd. Als zodanig zou Hugenberg samen met de Alldeutsche Verband, Stahlhelm en Adolf Hitlers NSDAP samenwerken tegen het genoemde Young-plan van 1929. In 1931 werd deze oppositionele coalitie als Harzburger Front hernieuwd, waarbij onder meer Hugenberg en Hitler wederom sterk zouden ageren tegen het democratische parlementarisme van de Weimarrepubliek.431

Hugenberg is in meerdere historische literatuur ook wel voorgesteld als ‘voorbereider’ van de nationaal-socialistische dictatuur, aangezien zijn antidemocratische boodschap in de jaren twintig en dertig gekenmerkt werd door virulente vormen van nationalisme, toenemende kritiek op de vele regeringswisselingen in de Weimarrepubliek, een voorkeur voor een

politieke coalitie van DNVP en NSDAP, alsmede een hevige afkeer van parlementaire controle.432 In 1933 zou Hugenberg als minister voor Economie, Landbouw en

Voedselvoorziening deelnemen aan het eerste kabinet-Hitler, dat hij in hetzelfde jaar echter alweer gedesillusioneerd verliet. Hugenberg was met name onaangenaam verrast over de mate

431 Hering, Konstruierte Nation, 150; Naumann, Deutsche Geschichte, 114-116; Pätzold en Weißbecker,

Geschichte der NSDAP. 1920 bis 1945, 162-165; Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 288; Ackerl, ‘Gustav Stresemann’, 234-235.

432 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 288-289 en 296; Grebing, Der Nationalsozialismus.

waarin het nationaal-socialisme een totale, ‘verstikkende’ greep over het openbare leven had weten te verkrijgen, waarin zelfs voor binnenlandse ‘bondgenoten’ weinig ruimte weggelegd was. Zo zouden met name de DNVP en Hugenbergs mediaimperium in de loop van 1933-1934 elke vorm van politiek-maatschappelijke betekenis verliezen, door vormen van nationaal-socialistische onderdrukking, Gleichschaltung en monopolisering van pers en politiek.433

Desalniettemin zou Alfred Hugenberg de politieke verhoudingen in het Derde Rijk trouw blijven, onder meer door als gast van de nationaal-socialistische fractie zitting te nemen in de Reichstag. Hugenberg vond in deze hoedanigheid, vanaf 1933, ook Heinrich Claß aan zijn zijde, die als voorzitter van de Alldeutsche Verband eveneens door de nazi’s was

uitgenodigd zitting te nemen in het inmiddels symbolische parlement.434 Hugenberg, aan wie in 1943 bovendien het prestigieuze Adlerschild des Deutschen Reiches zou worden

toegekend, committeerde zich tijdens zijn leven kortom wel degelijk aan het nationaal-socialisme, alhoewel zijn ‘volkische’, rechts-conservatieve gedachtegoed toch in eerste instantie op de grondslagen van de Verband en de DNVP gebaseerd waren. De

historiografische tendens, Hugenberg als voorbereider of ‘Wegbereiter’ van het nationaal-socialisme te betitelen, gaat gezien zijn wortels in het monarchistische Keizerrijk

waarschijnlijk wat ver, wel kan echter gesteld worden dat Hugenbergs accepterende attitude zonder meer heeft bijgedragen aan de ‘Salonfähigkeit’ van het nationaal-socialisme.

Anton Drexler

Een andere historische figuur bij wie opvallende verbindingen zichtbaar worden tussen de

Alldeutsche Verband en het nationaal-socialisme, is de reeds genoemde Anton Drexler

(1884-1942). Zoals eerder beschreven, richtte Drexler in 1919 de Deutsche Arbeiterpartei (DAP) op, die spoedig omgedoopt zou worden tot Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei

(NSDAP). Minder bekend omtrent Drexler is echter, dat als diens mentor de econoom en industrieel Paul Tafel (1872-1953) fungeerde. Tafel gold als uitgesproken criticus van de Weimarrepubliek en was bovendien lid van de Alldeutsche Verband, waarbinnen hij rond 1919 als één van de leidende persoonlijkheden gold. Tafel, behalve de Alldeutsche Verband ook lid van de Thule-Gesellschaft, had zich ten opzichte van Drexler onder meer uitgesproken

433 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 308; Grebing, Der Nationalsozialismus. Ursprung und

Wesen, 99-100.

voor de totstandkoming van een nationalistische, ‘völkische’ partij die brede lagen van het volk zou kunnen aanspreken.435 Aansluitend zouden in de uitgangspunten van de DAP ook meerdere ‘völkische’ elementen als antisemitisme, volk en ras worden opgenomen, zoals eerder in dit onderzoek getoond is.436

Naast deze rol van Tafel vertoonde het levenspad van Anton Drexler nog een andere opvallende verbinding met de Alldeutsche Verband. Zo was Drexler, die in beroepsmatige zin industriële gereedschappen vervaardigde, reeds voor de totstandkoming van de DAP lid van meerdere nationalistische organisaties. Eén van deze verenigingen was de

rechts-conservatieve Deutsche Vaterlandspartei, die rond het einde van de Eerste Wereldoorlog streed tegen elke vorm van vredesonderhandelingen. Zoals eerder vermeld, was het met name

Verband-voorzitter Heinrich Claß geweest die, naast Alfred von Tirpitz alsook Alfred

Hugenberg, een belangrijke rol had gespeeld in het ontstaan van deze beweging. De Deutsche

Vaterlandspartei zou uiteindelijk van 1917 tot 1918 bestaan en schaarde zich gedurende deze

periode, evenals de Alldeutsche Verband, nadrukkelijk achter een agressieve,

expansionistische wijze van oorlogsvoering.437 Het levenspad van Anton Drexler nam daarmee een opvallende positie in tussen enerzijds de ideologie en politieke exponenten van de Verband, anderzijds het ontstaan en de vroege ontwikkeling van het nationaal-socialisme.

Julius Friedrich Lehmann

Een andere opmerkelijke verbinding tussen de Alldeutsche Verband en het nationaal-socialisme vormde de Duitse, in Zürich geboren uitgever Julius Friedrich Lehmann (1864-1935). Lehmann werd in de jaren negentig lid van de Alldeutsche Verband, waarbinnen hij gedurende enkele decennia meerdere bestuurlijke ambten zou vervullen. Als oprichter van de

J.F. Lehmann Verlag was Lehmann daarnaast verantwoordelijk voor de publicatie van een

grote hoeveelheid ‘völkische’, raciaal georiënteerde literatuur, waartoe ook publicaties van de

Alldeutsche Verband behoorden. Op het persoonlijke vlak hing Lehmann met name ideeën als

de ‘dolkstootlegende’ en rassenhygiëne aan, daarbij ook een verregaande vorm van antisemitisme ten toon spreidend. Lehmann werd tevens lid van de Deutsche

Vaterlandspartei, waarbinnen ook figuren als Claß, Drexler en Hugenberg actief waren.

Bovendien zou hij zich tot vroeg aanhanger van Adolf Hitlers NSDAP ontwikkelen, waartot

435 Ibidem, 489.

436 Pätzold en Weißbecker, Geschichte der NSDAP. 1920 bis 1945, 12-15.

hij reeds in 1920 toetrad. Julius Friedrich Lehmann zou de nazipartij uiteindelijk tot in de jaren dertig steunen, onder meer door grote sommen geld en talrijke boeken te doneren. Kort voor zijn dood, werd Lehmann daarenboven in 1934 het gouden NSDAP-Erezeichen

verleend, als dankzegging aan zijn bewezen diensten. Lehmann kan in dit kader als een veelzijdige verbinding tussen de Alldeutsche Verband en het nationaal-socialisme beschouwd worden, die beide bewegingen zowel ideologisch, beroepsmatig alsook financieel zou

ondersteunen.438

Artur Dinter

Een volgende persoonlijkheid die zowel binnen de Alldeutsche Verband als het nationaal-socialisme van invloed zou zijn, was de Duitse publicist Artur Dinter (1876-1948). Dinter was reeds voor de Eerste Wereldoorlog lid van de Alldeutsche Verband, daarbij zowel het

expansionisme als antisemitisme van de vereniging volledig accepterend. Na de oorlog zou Dinter onder meer toetreden tot de ‘Deutschvölkische Schutz- und Trutzbund’. Deze

beweging, die een vrij massaal karakter kende, werd vooral door een fel antisemitisme gekenmerkt. Bovendien was ze, zoals eerder genoemd, voortgekomen uit de ‘Deutsche

Schutz- und Trutzbund’ die in 1919 door de Alldeutsche Verband was opgericht. Tot de

bezoekers van de nieuwe, Deutschvölkische Schutz- und Trutzbund behoorden, naast leden van de Verband, ook aanhangers van de vroege nationaal-socialistische beweging, zoals in de bijlagen van dit onderzoek te zien valt. Beide groeperingen wisten zich in dit kader sterk aangetrokken tot de ‘völkisch’-raciale principes van de vereniging.439

Als volgeling van de theorieën van Chamberlain toonde Artur Dinter zich voorstander van een verregaand raciaal en antisemitisch bewustzijn, daarbij ook vormen van

‘rassenvermenging’ afwijzend. Dit laatste thema werd door Dinter ook verwerkt in zijn antisemitische bestseller Die Sünde wider das Blut (1917), waarin Joden als een bedreiging voor het ‘Arische’ ras werden voorgesteld. In 1923 sloot Dinter zich aan bij de NSDAP, na Adolf Hitler in München te hebben ontmoet. Van 1925 tot 1927 fungeerde Dinter zelfs als

Gauleiter voor de partij in Thüringen, waarna zijn positie binnen de beweging niettemin zou

afbrokkelen. Reden voor deze ontwikkeling was vooral Dinters pleidooi voor een ‘Arische’, antisemitische variant van het christendom, dat volgens Hitler te veel ‘sektarische’ kenmerken bevatte voor een massabeweging als de NSDAP. Ondanks dit ‘Geistchristentum’ speelde

438 Ibidem, 480-483.

Dinter met name voor 1928 een belangrijke rol in het nationaal-socialisme, daarbij kortom ook zijn ‘völkische’ en Alldeutsche achtergrond niet verloochenend.440

Emil Kirdorf

Eerder in dit onderzoek is ook de naam gevallen van Emil Kirdorf (1847-1938). Kirdorf, geboren in de omgeving van Düsseldorf, gold als één van de oprichtingsleden van de

Alldeutsche Verband. Als industrieel uit het Roergebied schaarde Kirdorf zich volledig achter

het imperialisme van de vereniging, daarbij ook verenigingen als de Kolonialverein en

Deutsche Flottenverein ondersteunend. In politiek opzicht stond Kirdorf bekend als een felle

reactionair met antidemocratische denkbeelden, die onder meer geld inzamelde ten behoeve van Alfred Hugenbergs mediaimperium. In latere jaren zou Kirdorf tevens binnen de NSDAP een actieve rol vervullen. De eerste ontmoeting tussen Kirdorf en Hitler vond in 1927 plaats, waarna Kirdorf in hetzelfde jaar tot de partij zou toetreden. Kirdorf, die als groot tegenstander van de linkervleugel van de NSDAP onder invloed van Gregor Strasser bekend stond, zou de nationaal-socialistische beweging meermaals financieel ondersteunen. Bovendien zou hij, ten tijde van het Derde Rijk, in 1937 de Verdienstorden vom Deutschen Adler ontvangen. Na Kirdorfs dood in 1938 volgde bovendien een heuse staatsbegrafenis, waarbij meerdere nationaal-socialistische functionarissen aanwezig waren. In politiek opzicht speelde Kirdorf kortom ontegenzeggelijk een verbindende rol tussen de Alldeutsche Verband en het nationaal-socialisme, vooral gezien zijn rol als financier van beide bewegingen, in welke hoedanigheid hij honderdduizenden Rijksmarken ten bate van het ‘völkische’ en nationaal-socialistische gedachtegoed beschikbaar stelde.441

Heinrich Claß en Adolf Hitler

Als één van de meest opvallende persoonlijkheden in de relatie tussen de Alldeutsche Verband en het nationaal-socialisme moet evenzeer Heinrich Claß genoemd worden. Als jonge jurist trad Claß in 1897 toe tot de Alldeutsche Verband, waarbinnen hij zich in 1904 op had weten te werken tot plaatsvervangend voorzitter achter Ernst Hasse. In 1908 volgde vervolgens het

440 Vgl. Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 357; Grebing, Der Nationalsozialismus. Ursprung und

Wesen, 9-11.

definitieve voorzitterschap, in welke hoedanigheid Claß de Verband in toenemende mate voorzag van een sterk raciaal element.442

Namens de Alldeutsche Verband had Claß reeds in Wenn ich der Kaiser wär’ de oprichting van een radicale, nationaal georiënteerde arbeiderspartij bepleit, die enerzijds grote lagen van het Duitse volk kon aanspreken, anderzijds echter een nietsontziende strijd tegen Jodendom, marxisme en sociaal-democratie zou voeren. In het werk zelf omschreef Claß deze toekomstige beweging als volgt:

‘eine radikale Arbeiterpartei, die auf dem Boden des Staates, der Nation, der Monarchie steht, kann unter öffentliches Leben verdauen, vielleicht sogar ganz gut gebrachen, um die

Gewissen gegenüber jeder Hinneigung zu einer „Bourgeoispolitik” nötigenfalls zu wecken –

nicht aber eine dem Anarchismus zutreibende Vertretung der Massen, die dem eigenen Volke,

dem eigenen Vaterlande die Absage erteilt hat.443

Na de Eerste Wereldoorlog zou Claß onder meer de ontwikkeling van Adolf Hitlers NSDAP met grote interesse volgen. In 1918 zouden Claß en Hitler elkaar voor het eerst ontmoet hebben, nadat Hitler zoals genoemd reeds in Wenen beïnvloed was door de

Oostenrijkse Alldeutsche beweging. Bekend is dat Hitler zeer waarschijnlijk Claß’ Kaiserbuch gelezen had en diens pleidooi voor een nationale, ‘völkische’ vorm van dictatuur bijzonder wist te waarderen.444

In zijn levensherinneringen zou Claß later schrijven, dat hij reeds in het

partijprogramma van de NSDAP van 1920 talrijke overeenkomsten met de uitgangspunten van zijn Kaiserbuch had ontdekt.445 Claß doelde hier met name op Hitlers pleidooi voor een aaneengesloten, ‘völkische’ staat op basis van raciale en expansionistische principes, die streed tegen elke vorm van bolsjewisme, Jodendom, alsmede de ‘beperkingen’ van het

Verdrag van Versailles. Van december 1920 tot en met pinksteren 1923 zouden Hitler en Claß elkaar meerdere malen ontmoeten in München en Berlijn, waarna een volgende ontmoeting in 1929 zou plaatshebben. Claß, die de NSDAP evenals de reeds genoemde Völkische

Beobachter ook financieel ondersteunde, heeft in dit kader melding gemaakt van een gesprek

442 Peters, Der Alldeutsche Verband am Vorabend des Ersten Weltkrieges, 10-11; Chickering, We men who feel

most German, 93-94; Hering, Konstruierte Nation, 497.

443 Frymann [pseudoniem van Heinrich Claβ], Wenn ich der Kaiser wär’, 66-67; Winkler, ‘Deutschland, eine Jahrhundertfrage’, 279; Pätzold en Weißbecker, Geschichte der NSDAP. 1920 bis 1945, 17; Bakker, Duitse

Geopolitiek 1919-’45, 24-25.

444 Hering, Konstruierte Nation, 480-481.

dat in 1922 in Berlijn tussen hem en Hitler plaatsvond. Hitler, wiens reiskosten voor de gedachtewisseling door de Alldeutsche Verband betaald waren, zou bij deze ontmoeting een opvallende indruk op de voorzitter van de Verband achterlaten.446

In zijn ongepubliceerde levensherinneringen, waarschijnlijk opgeschreven rond het jaar 1936, merkte Claß op dat Hitler een dwingende persoonlijkheid kende, die weinig ruimte kende voor tegenspraak of een ‘constructieve’ dialoog.447 ‘Dieser Mann’, zo stelde Claß,

‘war ein politischer Wildling, der das Bedürfnis hatte, die überzeugungskraft dessen, was er vorbrachte auch dem Einzelnen gegenüber durch die Wucht seiner Stimme und durch Arm-

oder Handbewegungen nachdrücklicher zu machen. […] Mein Schlussurteil ging vorläufig

dahin: es mag sein, ist sogar wahrscheinlich, dass die hysterische Beredsamkeit, die Hitler mir gegenüber angewandt hatte, auf Massen grosse Wirkung ausübt – ob er die Eigenschaften besitzt, die den politischen Führer im höheren Sinn, die den Staatsmann bilden, schien mir ausgeschlossen. Dieses mein ‘nein’ hing auf’s engste damit zusammen, dass seine hysterische

Veranlagung mir unzweifelhaft erschien.448

Ondanks Claß’ twijfels over Hitlers karakter, alsmede het feit dat niet geheel duidelijk is welke positie Claß heeft ingenomen ten opzichte van Hitlers Bierkellerputsch van 1923, bleef de voorzitter van de Verband de activiteiten van de NSDAP nauwgezet volgen. Mede vanuit zijn afkeer van de Weimarrepubliek, alsmede zijn pleidooi voor een ‘nationale’ vorm van ‘völkische’ dictatuur, omschreef Claß Adolf Hitler als één van de vele ‘neue Helfer’ na de Eerste Wereldoorlog, zoals ook te lezen valt in de rond 1925 verschenen edities van het

Kaiserbuch.449 ‘In München’, meende Claß,

‘entstanden die Anfänge einer nationalsozialistischen deutschen Arbeiterpartei, die durch Adolf Hitlers Wirksamkeit ins Große wuchs. Es ist das Verdienst dieses Mannes, als erster auf dem Reichsboden nicht nur der marxistischen Gewaltherrschaft entgegengetreten zu sein, sondern sie im Gebiete seiner Tätigkeit gebrochen zu haben. Hier ist leidenschaftlicher nationaler Antrieb, volle Erkenntnis der Judengefahr, Bekenntnis zum deutschen Staat. Das

446 Ibidem, 481-482.

447 Ibidem, 481.

448 Ibidem, 482.

wirtschaftliche Programm ist freilich unhaltbar – aber das will gegenüber dem Guten,

Vorwärtstreibenden nichts sagen, das bei der Gefolgschaft dieser Bewegung wirksam ist.450

Met name de ‘vaderlandslievendheid’ van Hitlers NSDAP werd door Claß in het werk geprezen, waarbij hij tevens de nationaal-socialistische strijd tegen Novemberverbrecher positief beoordeelde. Ook in de Alldeutsche Blätter werd het nationaal-socialisme geenszins afgewezen: zo werd in het weekblad rond 1925 zelfs reclame gemaakt voor Hitlers Mein

Kampf, dat werd voorgesteld als ideologische ondersteuning van een ‘völkisch’ Duitsland.451

Tevens zou Heinrich Claß in 1929 en 1931 als voorzitter van de Verband samenwerken met de NSDAP, door tezamen als de reeds genoemde ‘nationale Opposition’, later ‘Harzburger

Front’ geheten, te ageren tegen het parlementarisme van de Weimarrepubliek. Wel kende

Claß ook in deze periode enige bezorgdheid over het karakter van Hitler, dat hij niet zelden als ‘onbeheerst’ en enigermate ‘megalomaan’ zou omschrijven.452

Ook de totstandkoming van het Derde Rijk werd door Claß overwegend toegejuichd. In de totalitaire nazistaat meende de voorzitter van de Verband namelijk een ‘völkische’ vorm van dictatuur te herkennen, die ondubbelzinnig streed tegen Jodendom, sociaal-democratie en ‘Volksverderber’.453 Hitler, zo redeneerde Claß in 1933, had op niet aflatende wijze gestreden voor de Duitse Volksseele. Met diens nationaal-socialistische beweging aan de macht, moest de Alldeutsche Verband het volgens Claß als haar primaire taak beschouwen, raciale en ‘vaderlandslievende’ theorieën met betrekking tot de Duitse geschiedenis onder het volk te verbreiden.454 Naast deze verwelkoming van het Derde Rijk, zou Claß bovendien van 1933 tot 1939 deel uitmaken van de Reichstag, waarin hij evenals Alfred Hugenberg als gast van de nationaal-socialistische fractie fungeerde. Belangrijk is echter wel, dat deze functie in de totalitaire nazistaat geen enkele politieke rol van betekenis speelde.455

Ten tijde van het Derde Rijk zou Claß de Alldeutsche Verband in zijn werken nadrukkelijk voorstellen als ideologische partner van het heersende regime. In een in 1934 verschenen druk van zijn Deutsche Geschichte stelde Claß bijvoorbeeld, met betrekking tot de politieke verhoudingen in de Duitse Weimarrepubliek:

450 Frymann, [pseudoniem van Heinrich Claβ], Das Kaiserbuch, 215. Vgl. Hering, Konstruierte Nation, 482.

451 Ibidem, 483.

452 Frymann, [pseudoniem van Heinrich Claβ], Das Kaiserbuch, 215; Hering, Konstruierte Nation, 484.

453 Ibidem.

454 Ibidem, 486.

‘Innerhalb der nationalen Opposition vertraten der Alldeutsche Verband und die

Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei die Auffassung, daß ein Volk in der Lage, in die das unsrige durch den Zusammenbruch geraten war, nur durch die Diktatur gerettet werden könne, die völkische Staatskunft auf allen Gebieten zu betreiben habe, insbesondere

auch den übermächtig gewordenen Einfluß des Judentums brechen müsse’.456

Naast deze parallellisering van de Alldeutsche Verband en de NSDAP werd de nationaal-socialistische beweging ook specifiek door Claß in het werk geloofd, met de woorden:

‘Durch ihren rücksichtslosen Kampf gegen die Reichsverderber, vor allem gegen die

Marxisten, durch ihr leidenschaftliches Bemühen, die Klassengegensätze zu überbrücken […]

wurde die junge Partei […] zum stärksten Träger der nationalen Opposition, bis sie zur

übernahme der Macht im Staate gerüstet war’.457

De nationaal-socialistische dictatuur werd door Claß als ‘ein gewaltiger Fortschritt’ omschreven, waarbij hij met betrekking tot de terugtrekking van Duitsland uit de Volkenbond zelfs meende: ‘zum ersten Male seit dem Zusammenbruch des Spätjahres 1918 bewies eine

deutsche Regierung Willen und Festigkeit’.458 Het nationaal-socialisme vormde volgens Claß

bovendien een sluitstuk van de ‘völkische’ beweging, die mede door de Alldeutsche Verband vormgegeven was:

‘alle diese Arbeit [van de ‘völkische’ beweging, VVE] aber hätte nicht ausgereicht, den Umschwung herbeizuführen, wenn nicht der eigentliche Begründer und Führer der

nationalsozialistischen Bewegung, wenn nicht Adolf Hitler mit dem Kreise seiner Mitstreiter die junge Partei mit äußerster Folgerichtigkeit auf das Ziel eingesetzt hätte, dem

Novemberspuk ein Ende zu bereiten – wenn er nicht verstanden hätte, seine Gefolgschaft mit

leidenschaftlichem und rücksichtslosem Kampfwillen zu erfüllen.’459

Heinrich Claß stelde zich kortom zowel wat zijn werk als zijn persoonlijke activiteiten betreft zeker niet onwelwillend op ten opzichte van het nationaal-socialisme. De houding van

456 Einhart [pseudoniem van Heinrich Claβ], Deutsche Geschichte, 498.

457 Ibidem.

458 Ibidem, 506-507.

het nationaal-socialistische regime ten opzichte van de Alldeutsche Verband werd daarentegen door meer distantie gekenmerkt. Belangrijk is daarbij dat het nationaal-socialisme zich in eerste instantie als een historische, ‘unieke’ en ‘eenmalige’ massabeweging begreep, die op geen enkel terrein concurrentie wenste toe te staan. Reeds kort na de totstandkoming van het Derde Rijk werden in dit kader meerdere bijeenkomsten van de Alldeutsche Verband

In document “Der Ruf nach dem Führer” (pagina 100-151)