• No results found

Deel  1:   Theoretische  verkenning

4   Participatie  en  ontmoeting

4.1 Omgaan met kansarmoede

Dit hoofdstuk wil specifieke aandacht schenken aan het omgaan met maatschappelijke kwetsbaren. Omdat Aarschot een stad is met de slogan ‘Iedereen mee’, willen zij dit vertalen naar alle organisaties en dus ook naar het Huis van het Kind. Belangrijk hierbij

is dat maatschappelijk kwetsbaren niet als een kwetsbare groep worden aanschouwd, maar een groep die een duwtje in de rug nodig heeft. De literatuur heeft hier vele beschrijvingen over. Het doel is om enkele begrippen duidelijk te maken en te schetsen.

Vlaanderen in Actie beschreef in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2010-2014 dat armoede kan worden tegengegaan door te focussen op verschillende uitgangspunten (Vlaanderen in Actie, 2010). Onderstaand worden twee van deze uitgangspunten uitgelicht namelijk een participatief en empowerend beleid.

4.1.1 Het empoweren van kansarmen

Wat betekent empoweren van maatschappelijk kwetsbaren? Tine Van Regenmortel (2002) beschreef het op de volgende manier: “Empowerment is een proces van versterking op drie niveaus, waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving, en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie.”

Dit empoweren is een van de belangrijkste voorwaarden om armoede zo klein mogelijk te maken. Maatschappelijk kwetsbaren of mensen in armoede verliezen vaak de handvaten van het eigen leven en zijn niet altijd in staat zijn om dit in handen te nemen. Hierbij dient hulp- en dienstverlening zich te richten op de aanwezige krachten en mogelijkheden van deze mensen. Dit met aandacht voor wat zij eerder meemaakten en wat zij daaruit leerden. Een recent gebruikte term daarvoor is een ervaringsdeskundige.

Met deze methodiek probeert het beleid de kloof tussen mensen in armoede en hulpverleners en beleid kleiner maken.

Om empowerment en het aanspreken van de krachten van deze mensen mogelijk te maken moet er positief aan de slag gegaan worden in combinatie met het toegankelijk maken van hulp- en dienstverlening. Die laatste term is van essentieel belang om maatschappelijk kwetsbaren tot inziens van hun eigen krachten te laten komen. Concreet wil dit zeggen dat wanneer mensen minder zorgen aan het hoofd hebben of een toekomstperspectief krijgen, het werken vanuit die krachten of talenten vlotter zal verlopen.

Het belang van het empoweren, alsook het participeren van maatschappelijk kwetsbaren, ligt in het feit dat op deze manier de kinderen ook meer kansen kunnen gegeven worden.

Hiervoor heeft Kind en Gezin een draaiboek opgesteld voor het omgaan van de hulpverlener met kansarmen om zo de kinderen meer kansen te kunnen bieden.

4.1.2 Het laten participeren van kansarmen

Als tweede uitgangspunt werd participatie aangehaald. Participatie kan worden verdeeld in twee vormen. Ten eerste bestaat er instrumentele participatie. Deze is gericht op beleidsvorming en hoe we door het participeren van kansarmen aan dit beleid meer draagvlak kunnen creëren. Ten tweede kan er gesproken worden van participatie als een doel op zich in het zogenaamde kader van democratisch burgerschap, wat gedefinieerd wordt als “alle manieren om sociale verantwoordelijkheid en engagement op te nemen, met de bedoeling om bij te dragen aan de democratische, inclusieve samenleving”

(Stroobants V. et al., 2001). Zo kan men participatie verdelen in een luik beleidsparticipatie en het vormen van sociale netwerken. Bij deze twee vormen van participatie kan de bedenking gemaakt worden of beide methodieken normerend zijn.

Wat met mensen die simpelweg niet participeren? Vallen zij buiten dit verhaal? Moeten zij extra gestimuleerd worden of met rust gelaten worden? Een direct antwoord ligt voor deze mensen niet direct op tafel (OCMW Gent, 2014).

4.2 Ontmoeting

4.2.1 Ontmoeting als vorm van opvoedingsondersteuning

Zoals eerder vermeld is het modern om opvoedingsondersteuning te organiseren via ontmoeting. Deze ontmoetingsplaats probeert het gemis van het gedeeltelijk verdwijnen van sociale netwerken op te vangen (Noens, P. en Ramaekers, S., 2011). Mensen kunnen hierbij elkaar opnieuw vinden, netwerken uitbouwen en steun vinden bij elkaar.

Uit onderzoek blijkt dat er bij jonge ouders een openheid is voor laagdrempelige, informele opvoedingsondersteuning. Buysse (2008) stelt hierbij “dat er één steunbron is die voor alle ouders in alle groepen als ondersteunend wordt ervaren: het sociaal netwerk.” De laatste jaren ontwikkelden verschillende initiatieven zich in Vlaanderen zoals bijvoorbeeld de Speelodroom in Leuven. Een ontmoetingsruimte waar ouders van kinderen tussen 0 en 3 jaar elkaar kunnen ontmoeten om ervaringen uit te wisselen, tips en bezorgdheden te delen. Dit in een setting waar kinderen kind kunnen zijn, zonder hulpverlening. Niet alleen ontmoetingsruimten ontstonden, maar ook moeder- en babycafés en dergelijke vonden het licht.

De idee dat ouders van jonge kinderen elkaar kunnen ontmoeten en ervaringen uitwisselen klinkt als muziek in de oren van elke hulpverlener. Toch moeten hier enkele kanttekeningen bij gemaakt worden. Daar waar het opzet is om geen professioneel binnen deze initiatieven in te schakelen, blijkt dit niet evident om een persoon te vinden die over de nodige competenties beschikt om ouders te ontvangen en de ontmoeting in de juiste banen te leiden. Verder blijkt uit aanbevelingen dat de benadering waar ouders tekort schieten niet zo makkelijk te verdrijven is.

In de realiteit komt dit neer op het feit dat de nadruk niet gelegd mag worden op het ontmoeten zelf en dat ontmoeten in principe bijkomstig wordt. De klemtoon moet eerder liggen op wat bijkomstig plaatsvindt en niet op de ontmoeting. Toegepast op een babycafé bereikt opvoedingsondersteuning sneller zijn doel, wanneer er niets vermeld wordt over het uitwisselen van informatie en ervaring, omdat dit sommige gezinnen afschrikt. Wanneer een babycafé gepromoot wordt in functie van een leuke tijd samen hebben, zal die ervarings- en informatieuitwisseling vanzelf komen.

Wanneer we dit koppelen aan theorie komen we al snel terecht bij Ruth Soenen en haar kleine ontmoeten. In 2006 onderzocht zij de meerwaarde van het kleine ontmoeten, gekenmerkt door vluchtige contacten. Haar pleidooi biedt mensen de kans om mensen te laten kiezen tussen het vermijden van sociaal contact of elkaar te ontmoeten.

Gemeenschapsvorming hoeft niet enkel te bestaan op basis van duurzame contacten in homogene sociale groepen. Het biedt een kans op contacten tussen mensen uit diverse groepen en zal leiden tot een vluchtigere gemeenschapsvorming, een light versie van gemeenschap. Belangrijk is dat in de keuze tot contact mensen geheel vrij zijn en geen verplichtingen moeten nakomen. Soenen ondervond hierbij dat kinderen de beste aanzet vormen tot kleine ontmoetingen en gesprekken. Iedereen herkent hierbij het fenomeen dat je heel snel in de kinderwagen van een jonge mama kijkt en je naar elkaar glimlacht.

Tot slot beschrijft ze een tegenstrijdigheid tussen herkenbaarheid en anonimiteit. Waar je

als deelnemer je begeeft in het onbekende en waar je jezelf evengoed anoniem kan opstellen, door alles wat rondom je gebeurt te negeren. Evenzeer is er herkenbaarheid om dat je kortstondig zaken kan bespreken.

Buysse (2008) beschrijft ontmoeten als volgt: “In een ideaal scenario komt vaak een soort sociale ruimte naar voor met gedeelde verantwoordelijkheid voor het opvoeden van kinderen, veel interacties en bij elkaar terecht kunnen.” Deze sociale ruimte biedt veel mogelijkheden in ruimte en de vorm waaronder ontmoeten kan gebeuren. Zo kan de zogenaamde ruimte zowel een fysieke als een virtuele plek zijn, kan deze structureel of pop-up gewijs aanwezig zijn. De focus ligt hierbij op het ontmoeten van ouders onderling, zonder dat de vorm, de begeleider of dergelijke een rol spelen. De ruimte waar dit plaatsvindt dient wel een onbegrensde plek te zijn, waar openheid gegarandeerd is, zodanig dat ouders mee vorm kunnen geven aan het concept. Deze onbegrensde ruimte mag zeker niet een ruimte worden waarin vastligt wat gaat gebeuren (of met andere woorden een begrensde ruimte zijn).

Tot slot moet deze ontmoeting niet vormend zijn voor de ouders, maar kan deze wel vorming geven aan de gemeenschap. Er kan besloten worden dat ontmoeten het pedagogische en het sociale wil laten samenkomen, waarin opvoeden de vorm krijgt van een gemeenschappelijk gebeuren.

4.2.2 Ontmoeting binnen een Huis van het Kind

De ontmoetingsfunctie binnen een Huis van het Kind lijkt een delicaat concept te zijn, waar vooraf met zorg over moet worden nagedacht (Hulpia H. & Van der Mespel S., 2013). Om deze reden bestudeerde Vernieuwing in Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen, kortweg VBJK, de ontmoetingsfunctie binnen de pilootprojecten Huis van het Kind en organisaties die werken rond ontmoeting. Dit werd uitgevoerd in opdracht van Kind en Gezin, met als doel praktijkgerichte modellen voor de ontmoeting tussen kinderen en ouders in de Huizen van het Kind te ontwikkelen. Er werd hiervoor één jaar lang intensief samengewerkt met de betrokken pilootprojecten en organisaties: de proeftuin Oostende, proeftuin Boom, inloopteam Pothoek, inloopteam De Nieuwe Weg, De Sloep, Reddie Teddy Oost-Vlaanderen, CAW Metropool Samik, Huis van het Kind Leuven en Huis van het Kind Zottegem. De setting, de ouders, de medewerkers en gesprekken met niet-gebruikers werden hiervoor aangegaan.

Zoals hiervoor reeds beschreven, dient een ontmoetingsplek een vrije, open ruimte te zijn. Om dit voor elkaar te krijgen moet er over verschillende elementen diep nagedacht worden. De volgende figuur geeft deze elementen weer in de vorm van bouwstenen.

Wanneer een van deze bouwstenen mist of er roekeloos mee wordt omgesprongen, kan het zijn dat de vrije ruimte niet bereikt kan worden.

Bron: Ontmoetingsfunctie voor kinderen en ouders in de Huizen van het Kind

Per element dient grondig nagedacht te worden, hoe je dit als Huis van het Kind in wording wil aanpakken. Men moet er van uit gaan dat bezoekers alle gezinnen met kinderen van de stad kunnen zijn: moeders, vaders, maar ook grootouders, tantes, nonkels, enz. Na de fundamenten beantwoordt te hebben, kan men verder beslissingen maken bv. werken we met vrijwilligers of betaalde krachten, welke openingsuren willen wij voorzien, hoe maken we ons aanbod bekend, wat zal ons aanbod zijn enzovoort.

Via deze fundamenten werden de organisaties doorgelicht. Verschillende besluiten kwamen hierbij naar voor. Waar het beleid vaak de nadruk legt op het ontmoeten en het leggen van sociale contacten, mag zeker het spelelement niet vergeten worden. De basis van een goede ontmoetingsplek is een goed en gastvrij onthaal. Immers, wanneer iedere betrokkene zich goed voelt kan een open, vrije plek gecreëerd worden. Naast een warm onthaal kan men ook specifiek kiezen om een afzonderlijk spel- en ontmoetingsinitiatief op te richten. Waarbij blijkt dat deze een absolute meerwaarde bieden voor de socialisering van de kinderen door het verbreden van het opvoedingsmilieu. Niet alleen de kinderen onderling, ouder-kind of ouder-ouder kunnen hier rustig quality time doorbrengen. De spel- en ontmoetingsinitiatieven worden duidelijk warm aanbevolen om een kwalitatief Huis van het Kind te ontwikkelen.