• No results found

Bespreking  van  de  algemene  bevindingen

DEEL  2:   PRAKTIJKVERKENNING

6   Good  practices  in  Vlaanderen

6.2   Bespreking  van  de  algemene  bevindingen

Elk van bovenstaande beschreven organisaties werd bevraagd via dezelfde vragenlijst.

De bedoeling van deze vragenlijst was om te weten te komen hoe zij hun organisaties hebben opgestart, draagvlak gecreëerd, welke diensten zij voorzien, hoe zij omgaan met maatschappelijk kwetsbaren enz. Een loutere opsomming van de resultaten zou hier niet op zijn plaats zijn, daarom geven we u een algemene deler die geldt voor alle organisaties.

De meeste organisaties geven aan dat het creëren van draagvlak voor het Huis van het Kind bijna automatisch gebeurt, door het samenwerken met het consultatiebureau van Kind en Gezin, dat bijna 98% van haar doelpubliek bereikt. Verder is het consultatiebureau een goed startpunt om mensen andere organisaties/initiatieven voor te stellen. Het bekend maken van het Huis van het Kind is een belangrijk item. De ene

organisatie zet hiervoor hard in op sociale media, de andere eerder op face to face informatie (de zogenaamde mond aan mond reclame). Afhankelijk van de doelgroep wordt een bepaalde strategie gekozen. Het bereiken van maatschappelijk kwetsbare ouders wordt zo vaker face to face aangepakt. Waar men er vanuit gaat dat jonge gezinnen sneller te bereiken zijn via sociale media, blijkt dit volgens STORZO vzw niet altijd zo evident te zijn, wegens het tijdsgebrek van de ouders om het internet af te schuimen naar initiatieven.

Wanneer we bekijken welke organisaties deel uitmaken van een Huis van het Kind, kunnen we de volgende gemene deler meegeven:

− Consultatiebureau Kind&Gezin

− Centrum Algemeen Welzijn

− Openbaar Centrum Maatschappelijk Welzijn

− Centrum voor Leerlingen Begeleiding

− Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning

− Gezinsbond

− Steunpunt opvoedingsondersteuning

Deze organisaties vormen de sleutelpartners van een Huis van het Kind en deze kunnen aangevuld worden met specifieke lokale diensten die een stad of gemeente bezit.

Bijvoorbeeld: buitenschoolse kinderopvang, huisartsenkring, spelotheek, ontmoetingsruimtes, kinderkledingbank, opvoedingswinkel, jeugdwerkingen, enz. Echter, een Huis van het Kind vereist duidelijk enkele basisorganisaties, zoals een CB, OCMW, CLB,… in zijn werking. Dit hoeft niet perse een actieve rol te zijn, maar deze kunnen in de visie die een Huis van het Kind wil uitdragen een absolute meerwaarde bieden.

Daarnaast vullen lokale initiatieven een Huis van het Kind aan, om het een extra lokale toets te geven. Spontaan kan men in Aarschot denken aan de Talentenbank. Wat het overige aanbod in Aarschot betreft, kan overweging om een spelotheek of een kinderkledingbank op te richten zeker een meerwaarde zijn.

Hoe de organisaties omgaan met maatschappelijk kwetsbare ouders werd eveneens bevraagd. Hier geven alle organisaties aan (buiten IN-Zetje vzw) dat het werken met een CB een groot voordeel biedt, omdat zij bijna alle ouders bereiken en dus ook maatschappelijk kwetsbare ouders. Dit is echter niet genoeg, het afleggen van huisbezoeken en het creëren van één vertrouwd gezicht als herkenningspunt bleek cruciaal te zijn. Het werken zonder stempel en het initiatief zo laagdrempelig mogelijk houden werd eveneens aangehaald om tot een zo groot mogelijke bereikbaarheid van de bevolking te komen. Zo dient een Huis van het Kind geen geproblematiseerd Huis te zijn, waardoor middenklassers afgeschrikt zouden kunnen worden, maar ook het omgekeerde geldt. Een Huis van het Kind mag geen duur en exclusief initiatief zijn, waar kwetsbare ouders zich niet welkom voelen. Iedereen dezelfde behandeling geven is volgens IN-Zetje vzw voornaam. Zij concluderen dat wanneer er speciale acties ondernomen worden voor maatschappelijk kwetsbaren deze niet altijd even goed aanslaan als wanneer zij dit niet vermelden.

Wat het bereiken van een toegankelijk Huis van het Kind betreft, geven de organisaties aan dat het samenhuizen in één fysieke plek belangrijk is. Een ouder met een vraag heeft zo één algemeen aanspreekpunt, waar hij of zij weet dat ze ermee terecht kan. Om dit vlot te laten verlopen moeten de vrijwilligers/professionals zelf kennismaken met de

verschillende diensten die een Huis van het Kind aanbiedt, om zo warm te kunnen doorverwijzen. De openingsuren van de aanwezige diensten, moeten eveneens worden afgestemd op elkaar en dienen verder te gaan dan de openingsuren van het consultatiebureau. Een ontmoetingsruimte of speelomgeving dient in het weekend open te gaan, als het echt succesvol wil zijn.

Het bevorderen van de sociale cohesie zoals het decreet beschrijft, wordt in de praktijk voornamelijk als een ontmoetingsruimte uitgewerkt. De ene organisatie verkiest om dit te koppelen aan het consultatiebureau, terwijl de andere organisatie resoluut kiest om dit gescheiden te houden. Binnen deze ruimte kan ervaringsuitwisseling gebeuren tussen ouders, kunnen er infoavonden doorgaan, workshops en ga zo maar door. Een ontmoetingsplek is niet altijd even makkelijk te creëren. Het ontbreken van een ontmoetingstraditie in België, het tijdsgebrek en de ligging van zo’n ontmoetingsruimte bleken cruciaal te zijn voor het slagen van dit opzet. Volgens IN-Zetje vzw mag de focus niet liggen op het ontmoeten zelf, maar wel op de randactiviteit. Bijvoorbeeld het bakken van cupcakes samen met andere ouders en de kinderen. De uitwisseling van informatie komt daarna vanzelf wel. Het functioneel in gebruik krijgen van zo’n ruimte blijkt niet evident te zijn. Praktisch gezien is een ontmoetingsruimte een speelpunt voor kinderen met een gezellige zithoek voor de ouders waar iets wordt aangeboden om te drinken. Er dient goed nagedacht te worden wat precies past bij de eigen bevolking en waar die eigen bevolking precies nood aan heeft.

Tot slot werd aan elke organisatie gevraagd een SWOT-analyse, wat staat voor Strengths, Weaknesses, Opportunities en Threats, te maken van de eigen werking. Enkel het Huis van het Kind Leuven en het Huis van het Kind Lier reageerden op deze vraag.

De lauwe respons valt te verklaren door het tijdsgebrek in het werkveld en het niet beantwoorden tijdens het gesprek. In de onderstaande tabel vindt u een overzicht van de gegeven respons.

Te weinig zichtbare herkenning in het concept

Onderfinanciering

Grotere focus nodig op de wijken

Verschillende locaties

Te weinig tijd van het personeel

Engagement van het lokale bestuur in verband met het zoeken naar een locatie en de financiële middelen.

Opportunities (kansen) Threats (bedreigingen)

− Nieuwe projecten om deelthema’s verder uit te werken

− Door elk gezin gekend zijn

− Ontmoetingsruimte als een vernieuwende netwerk plek

− Preventie centraal krijgen

− Wat als de subsidie wegvalt?

− De strijd tussen organisaties onderling, die samenwerking en efficiëntie tegengaat.