• No results found

DEEL  2:   PRAKTIJKVERKENNING

10   Conclusies  en  aanbevelingen

10.1   Aanbevelingen

Vanuit dit onderzoek werden er aanbevelingen geformuleerd naar het samenwerkingsverband toe. Op deze manier kunnen zij hier mee rekening houden bij de uitbouw van het Huis van het Kind Aarschot.

1. Het uitdragen van een positieve visie

Het samenwerkingsverband dient een positief Huis van het Kind op te richten, gebaseerd op de gedachte van positief ouderschap. Het Huis van het Kind zou een plek moeten worden die openstaat voor elke ouder met een vraag over de dagelijkse opvoeding.

Waarbij ouders niet beoordeeld worden op wie ze zijn en waarvoor ze staan. Het niet beoordelen van ouders en hun manier van opvoeden wil zeggen dat de dienstverlening moet vertrekken vanuit de krachten en talenten van de ouders en kinderen, om zo een mogelijke vraag of een probleem mee richting te kunnen geven. Het lokaal bestuur van Aarschot gaat uit van de gedachte dat ‘Iedereen mee’ moet zijn, waar dus ook naar gestreefd moet worden bij de uitbouw van het Huis van het Kind. ‘Iedereen mee’

betekent dat iedere Aarschotse ouder de weg naar het Huis van het Kind moet vinden en positief ontvangen en geholpen moet worden. Om ook de maatschappelijk kwetsbare ouders te bereiken dient er een voor actieve toeleiding te worden gezorgd. Waar organisaties als de Talentenbank Aarschot, de buurtwerking, het OCMW en Kommaraf vzw zijn hierbij belangrijke partners in het toeleiden van de meest maatschappelijk kwetsbare ouders naar het Huis van het Kind.

2. Het concept mee laten evolueren met maatschappelijke tendensen

De politieke drijfveren achter het nieuwe decreet zijn zeker correct en aan te moedigen.

Het aanpakken van de versnippering van het bestaande aanbod en het afstemmen van de actoren wordt zeker en vast verwezenlijkt door een Huis van het Kind. Een eerste stap in dit proces is een volledige opsomming van het bestaande aanbod van de betrokken actoren. Dit kan de organisaties een beeld geven van waar iedereen mee bezig is, wat bijvoorbeeld samen kan worden aangepakt of waar er van overlap sprake is.

De memorie van toelichting merkte in dit verband op dat de maatschappij in verandering is en dat chronische aandoeningen de bovenhand nemen t.o.v. acute infectieziekten, dat obesitas in op mars is en ouders meer nood hebben aan ondersteuning en tips. Het Huis van het Kind dient dan ook rekening te houden met deze veranderende tendensen. Een belangrijke rol is weggelegd bij organisaties als Kind en Gezin, het CLB en de huisartsenkring. Niet alleen dienstverlening is belangrijk, maar ook bewustwording. Het promoten van gezonde voeding en dergelijke kan verwezenlijkt worden door een dienst welzijn. Het opvolgen van deze maatschappelijke tendensen is eveneens belangrijk, zodanig dat een Huis van het Kind geactualiseerd blijft.

3. Decretale verandering

Wat de decretale evolutie betreft, heeft de vaagheid van het decreet tot gevolg dat het werkveld niet altijd even goed weet waarvoor ze staan. Er dient een verdieping te gebeuren waar niet elke initiatiefnemer de tijd voor heeft. Dit zal effecten hebben voor

de uitwerking van de Huizen van het Kind over Vlaanderen heen. De decretale onduidelijkheid heeft wel het positieve gevolg dat er op lokaal vlak heel veel mogelijk is en de creativiteit grotendeels los gelaten kan worden.

Verder kan er opgemerkt worden dat er vanuit het oogpunt van een lokaal bestuur er op decretaal niveau verder moet worden nagedacht over de juridische structuren van een Huis van het Kind. Wanneer het lokale bestuur de initiatiefnemer is en dit in verscheidene steden en gemeenten het geval zal zijn, rijst de vraag waarom er geen andere juridische, meer voordelige structuren, kunnen gekozen worden. We denken hierbij aan bijvoorbeeld een coöperatief of een vereniging met sociaal oogmerk. Dit zal verderop nog worden aangehaald.

4. Het samenwerkingsverband en de juridische structuur

Het decreet beschrijft dat wanneer er geen initiatief genomen wordt door een bepaalde organisatie omtrent het Huis van het Kind, deze verantwoordelijk op de schouders van het een lokale bestuur komt te liggen. Er mag echter niet alleen gekeken worden naar het lokale bestuur. In een optimale situatie is het Huis van het Kind een samenwerkingsverband dat van elke betrokken organisatie een minimaal engagement verwacht. Het samenwerken aan een concept betekent dat de extra draaglast voor elke partner verlicht zal worden. De coördinatie van het concept zal blijvend opzoek moeten gaan naar nieuwe partners en zullen de banden die met de huidige partners bestaan zullen verstevigd moeten worden. Dit vraagt een enorme tijdsinvestering, maar loont op lange termijn.

Verder is een advisering betreffende de juridische structuur van het samenwerkingsverband op zijn plaats. Volgens het decreet kan enkel gekozen worden tussen een vzw of een feitelijke vereniging. De keuze van het beleid voor deze twee structuren is echter niet logisch. Wanneer men opteert voor een feitelijke vereniging weet men dat er iemand een persoonlijke aansprakelijkheid op zich zal moeten nemen.

Realistisch gezien zal dit door niemand worden opgenomen. Er zijn dan ook geen voorbeelden bekend binnen Vlaams-Brabant die opteerden voor een feitelijke vereniging.

Vervolgens kan het samenwerkingsverband kiezen voor een vzw. Dit houdt meer administratief werk in zoals bijvoorbeeld het aanduiden van een algemene vergadering en een raad van bestuur. Voor zover het lokale bestuur de initiatiefnemer blijft kan een gemeentelijke vzw niet meer worden opgestart. Deze optie is alles behalve aantrekkelijk.

Wanneer er voor een vzw geopteerd wordt, zal een andere organisatie dan het lokale bestuur het initiatief moeten nemen. Verdere verdieping is hier dus op zijn plaats. Het is dan ook bijzonder jammer aan dit decreet dat het beleid geen ruimte laat voor andere vormen van structuren.

5. Een verdieping in de financiële mogelijkheden

Op dit ogenblik is de definitieve grootorde van subsidiëring nog niet bekend. Men weet wel dat deze berekend zal worden op basis van het aantal kinderen en aantal maatschappelijk kwetsbare kinderen in de stad. Tussen de lijnen door is wel bekend dat deze som niet voldoende hoog zal zijn om bijvoorbeeld een voltijds equivalent aan te nemen of de huur van een gebouw mee te kunnen betalen. Er zal in dit verband gezocht moeten worden naar voldoende financiële middelen om een kwalitatief concept te kunnen aanbieden.

De stad Aarschot moet net zoals andere steden besparingen doorvoeren. Het ter beschikking stellen van een gebouw dat eigendom is van de stad, zou een kleinere financiële last betekenen en kan eveneens besparend werken voor de stad wegens een efficiëntere samenwerking. De dienst welzijn en het samenwerkingsverband dient mijn inziens meer werk te maken van het politiek ‘verkopen’ van het project. Naar het samenwerkingsverband toe zijn er nog enkele andere mogelijkheden. Het decreet beschrijft namelijk dat een Huis van het Kind een bereik mag hebben van de zorgregio kleine stad. Het samenwerkingsverband kan onderzoeken welke opties mogelijk zijn om een samenwerking met de gemeente Begijnendijk tot stand te brengen, om zo de financiële kosten te kunnen delen. Begijnendijk wordt in dit verband aangehaald omdat zij de enige gemeente zijn buiten Aarschot zelf, die binnen de zorgregio ligt. Verder dient er ook permanent uitgekeken te worden naar projectfondsen zoals bijvoorbeeld de Koning Boudewijn Stichting of de Nationale Loterij, waar eenmalige grote bedragen kunnen worden binnengehaald. Het samenwerkingsverband zal hierbij een gedetailleerde duurzame analyse moeten maken.

6. Het Huis van het Kind biedt een meerwaarde wanneer het kinderarmoede bestrijdt

Het Huis van het Kind biedt een platform aan om met meerdere organisaties een visie te ontwikkelen over het tegengaan van kinderarmoede, waar dit zich op dit ogenblik op meerdere domeinen bevindt. Het bestrijden van kinderarmoede gaat over het, zoals de theorie beschreef, het kansen geven aan zowel ouder als kind. Er valt hier een duidelijke link te maken met reeds bestaande initiatieven als de Talentenbank en het LOP’ke verhaal. Deze initiatieven dienen mee opgenomen te worden in het Huis van het Kind Aarschot. Het uitdrukkelijk vermelden van de belangrijkheid van het blijven ondersteunen van de meest maatschappelijk kwetsbaren in onze maatschappij is hier op zijn plaats. Dit ook in het kader van het ‘Iedereen Mee’ verhaal. Er dient met deze mensen omgegaan te worden vanuit een empowerende visie, die vertrekt vanuit de krachten en talenten van deze mensen en kinderen.

7. Het Huis van een Kind dient een fysiek huis te hebben met zogenaamde antennepunten

De meest aangegeven vorm van een Huis van het Kind is een fysieke locatie met antennepunten. Volgens de good practices vormt het huis zo één groot aanspreekpunt en na bevraging van de ouders vinden zij dit efficiënter, gebruiksvriendelijker en centraliseert het de diensten. Of dit haalbaar is in Aarschot zal de toekomst moeten uitwijzen, maar hier dient wel naar gestreefd te worden. Bij het bedenken van een locatie voor het Huis van het Kind moet stil gestaan worden bij de bereikbaarheid met bijvoorbeeld bus of trein, zodat ook ouders zonder wagen er terecht kunnen.

Wat de aanwezigheid van organisaties in een Huis van het Kind betreft moet er voldaan worden aan de decretale minimumvoorwaarden, zoals beschreven in de theoretische verkenning. Het fysieke Huis van het Kind vertegenwoordigt in een optimale situatie:

− het consultatiebureau

− een ontmoetingsruimte/creatieve ruimte

− lokaal voor mogelijke spreekuren (CAW, OCMW, Talentenbank,…)

Naast het fysieke Huis van het Kind dienen er ook antennepunten gecreëerd te worden.

Deze antennepunten vertegenwoordigen organisaties die belangrijk zijn in het (kinder)verhaal, maar daarvoor niet noodzakelijk aanwezig moeten zijn in het fysieke Huis van het Kind. Het gaat hier over organisaties als: het CAW, het OCMW, Arktos, de jeugddienst, de Bakermat, de bibliotheek, de buitenschoolse kinderopvang en het CGG.

Om eenheid te creëren in het kindbeleid kan het toekomstige loket kinderopvang en de inschrijvingen voor jeugdkampen en de grabbelpas doorgaan in het Huis van het Kind.

Tot slot zijn er enkele initiatieven die aangehaald werden door de ouders en nog niet aanwezig of niet uitgebreid aanwezig zijn in Aarschot. Er kan nagedacht worden over het verder uitbreiden van de kinderkledingbank van Kommaraf vzw, het opstarten van een spelotheek en het creëren van een ontmoetingsruimte binnen een Huis van het Kind of in samenwerking met Bekaf speelpleinen. Deze pistes moeten verder onderzocht worden.

8. Ontmoeting is een sterk concept wanneer het door gaat in een ‘vrije ruimte’, waar iedereen welkom is en de nadruk niet ligt op ontmoeten zelf

Het deel ontmoeting werd in dit werkstuk meerdere keren aangehaald. We haalden aan dat de ontmoetingsruimte een setting dient te zijn waar kinderen kind kunnen zijn en dit zonder aanwezige hulpverlening. Daarenboven zal de nadruk het best liggen op de randactiviteit bijvoorbeeld kleuterturnen of een praatcafé, dan op het ontmoeten zelf. We zagen dat sommige organisaties het ontmoeten koppelden aan het consultatiebureau en anderen niet. Daarbij wordt er geadviseerd om dit zowel samenlopend als apart te organiseren. Dit om het ontmoeten in een neutrale setting te laten doorgaan. Ouders die niet graag bij het consultatiebureau langs gaan zullen op deze manier ook niet afgeschrikt worden. Bij het uitwerken van het bevorderen van de sociale cohesie dient rekening gehouden te worden met de resultaten van de verwachtingen van de ouders over ontmoeten. Wanneer zal geluisterd worden naar hen en het initiatief dan ook dichter ligt bij hun leefwereld, zal dit concept beter aanslaan. Omdat de good practices aangaven dat het bereiken van ouders geen evidentie is, zal tot slot een promotiecampagne moeten worden doorgevoerd om dit opzet te laten slagen.

9. Vrijwilligers en participatie

Om een Huis van het Kind goed te kunnen laten functioneren zal er werk gemaakt moeten worden van een aanwerving en begeleiding van nieuwe vrijwilligers. Aarschot heeft hier voor het aanwerven een goed forum voor, met name de Talentenbank. Op de website van de Talentenbank kunnen vacatures worden geplaatst om extra vrijwilligers aan te spreken. De vrijwilligers van het consultatiebureau moeten eveneens mee worden opgenomen in het Huis van het Kind. Dit zal nog verder concreet moeten afgestemd worden met het consultatiebureau en de vrijwilligers in welke mate zij dit zelf zien zitten.

De vrijwilligers kunnen dan ingeschakeld worden voor verschillende zaken zoals het onthaal, de ontmoetingsruimte enzovoort. Tot slot moet er over gewaakt worden dat de vrijwilligers beperkte engagementen opnemen. Dit omdat het beter is mensen kleine taken te geven bijvoorbeeld om de 14 dagen één keer helpen, zodanig dat het voor hen ook niet een te tijdsrovende aangelegenheid wordt en ze sneller zullen afhaken.

Zoals de theorie beschreef kunnen we participatie verdelen in twee delen: het participeren aan het beleid en het participeren op zich. Belangrijk is dat deze twee methodieken voorkomen in het Huis van het Kind verhaal. De stad laat via het

enquêteren van zowel kansarme als –rijke ouders, maatschappelijk kwetsbaren participeren aan het beleid dat wordt gevormd, door actief naar de mening en ervaringen te polsen. Daarenboven deze meningen meenemen in de opstart van het Huis van het Kind en die visie die het wilt uitdragen. Naar de toekomst toe, wil Aarschot een huis aanbieden waar een plek voor iedereen is en zo maatschappelijk kwetsbare ouders een groter sociaal netwerk proberen aan te bieden. Dit is echter geen evidente opdracht.

We zagen bij het onderzoek hoge resultaten betreffende het effectief gebruik maken van een Huis van het Kind, dit valt alleen maar aan te moedigen. Hoe dichter het Huis van het Kind bij de bevolking staat en past binnen hun eigen leefomgeving, hoe aantrekkelijker het voor hen zal worden. Hoe meer mensen het Huis van het Kind bereiken hoe hoger de kans zal zijn dat deze mensen effectief kunnen participeren aan het beleid. Zo kunnen er bijvoorbeeld door het Huis van het Kind tendensen worden opgemerkt wanneer verschillende ouders met dezelfde vragen naar het huis komen. Op deze manier kan het beleid of het samenwerkingsverband hierop reageren en inspelen.