• No results found

De paradijsvogel zijn staart niet zijn veren Het netschrift van de Max Havelaar in facsimile

Max Havelaar moest een roman lijken en tegelijkertijd, aldus Douwes Dekker, de

uitwerking hebben van een politiek en sociaal pamflet. Weliswaar had hij de namen van de hoofdrolspelers in Indië veranderd, maar de overige eigennamen had de gefnuikte ambtenaar voluit neergeschreven.

De staatsman, schrijver en vrijmetselaar Jacob van Lennep fungeerde op Dekkers verzoek als bemiddelaar bij de uitgave en trad meteen op als redacteur. Zijn

behoedzame aanpak zorgde naast belangrijke verbeteringen voor een veel minder direct gerichte aanval. Zo werden bijvoorbeeld de eigennamen geschrapt en de plaatsnamen en jaartallen ingekort. Dekker, die zijn ‘aanklacht’ daarmee werkelijk zag verworden tot een ‘roman’, stond het auteursrecht desalniettemin voor vijfhonderd gulden aan Van Lennep af. Maar hij hield zijn poot stijf bij het slot, waaruit Van Lennep het aanroepen van koning WillemIIIwilde verwijderen: ‘Moest Max H. zijn staart missen? 't is er mee als de paradijsvogel. Het heele dier is om dien staart geschapen.’

In de onderhandelingen die rond de mogelijkheden van publicatie plaatshadden, gaf Dekker aan daarvan te willen afzien als men hem tot resident op Java zou benoemen, een voorschot zou geven en hem zou onderscheiden met de ‘Ned. Leeuw’. De Nederlandse regering ging daar zoals bekend niet op in. Op 14 mei 1860 verscheen aldus Max Havelaar, geschreven door Multatuli, in twee delen en in een oplage van 1300 exemplaren à f 4,-, het toenmalige weekloon van een arbeider. Daarmee zag het boek, dat volgens velen het grootste in de Nederlandse canon is, het licht. Vijftig jaar na de oerpublicatie van de Max Havelaar stal Multatuli's verloren gewaande manuscript de show op een herdenkingstentoonstelling in Amsterdam. Het handschrift - Dekkers netschrift met wijzigingen in roodpaarse inkt door Van Lennep - was opgedoken in de nalatenschap van Joost de Ruyter, de eerste uitgever ervan. Hoewel de door Dekker aan Van Lennep afgestane versie nu voorhanden was en als onderdeel van de Multatuli-collectie al gauw een plaats in het

handschriftenmagazijn van deUBAzou krijgen, heeft die geen invloed op de steeds weer nieuwe drukken van de Max Havelaar gehad. Het duurde nog tot na de Tweede Wereldoorlog voordat er iets met het netschrift gebeurde.

De letterkundige Garmt Stuiveling, bezorger van Multatuli's Volledige Werken, kwam in 1949 in samenwerking mer de uitgever Geert van Oorschot met een gedrukte versie van het manuscript, de ‘nulde druk’ van de Max Havelaar. Hij voegde daar een uitstekende inleiding aan toe, die in de toelichting op de in

42

2007 verschenen facsimile van het netschrift is herdrukt.

Dekker was weliswaar vanaf de vierde druk bij de redactie van de Max Havelaar betrokken en kon zo in de gedrukte tekst wijzigingen aanbrengen, maar zijn kladschrift bezat hij ook niet meet. De nulde druk is voor de lezer de eerste kennismaking met de originele tekst geweest, de facsimile maakt nu ook een kennismaking met het originele handschrift mogelijk.

De replica is een uitgave van Uitgeverij Bas Lubberhuizen in samenwerking met het Multatuli Genootschap en deUBA. Van het netschrift en de toelichting, in een cassette gebundeld, werden vijfhonderd exemplaren gedrukt.

De toelichting is buitengewoon informatief. Tom Böhm en Dik van der Meulen schreven een heldere en boeiende biografische beschouwing met het accent op de

Max Havelaar (ook prima voer voor scholieren!). Misschien is het een goed idee

hun bijdrage als bijlage bij toekomstige drukken te laten verschijnen? Jos Biemans neemt de lezer eerst mee naar het Brusselse zolderkamertje dat velen vooral dankzij Johan Braakensieks prent ervan onuitwisbaar voor ogen staat. Aan de hand van Dekkers briefwisseling met zijn vrouw wordt de ontstaansgeschiedenis van het klad en het netschrift blootgelegd. Daarna richt Biemans zich op het manuscript zelf. Niet alleen Dekker, ook Tine en Dekkers broer Jan bleken correcties in het handschrift te hebben aangebracht voordat het door Van Gend & Loos bij Van Lennep werd afgeleverd. De lezers met belangstelling voor handschriften en vormgeving komen zeer aan hun trekken in deze gedetailleerde bijdrage. Chantal Keijsper gaat ten slotte in op Dekkers ervaringen met uitgevers en de verspreiding van de Max Havelaar. Van Lennep had een selectieve verspreiding bewerkstelligd, maar na de tweede druk werd het boek ook toegankelijk(er) voor minder welgestelden.

En dan de facsimile zelf. Met veel zorg is het netschrift gereproduceerd. Multatuli schreef zijn Max Havelaar op gelinieerd, dubbelgevouwen schrijfpapier dat hij na voltooiing liet inbinden.

De weergave is een kleinood; geweldig om alle stappen nu minutieus te kunnen volgen! Maar je beseft wel dat je een weergave in handen hebt. Ondanks het feit dat de bezorgers ernaar streefden de werkelijkheid van het handschrift zoveel mogelijk te benaderen, blijft het een reproductie - en waarom die dan niet iets toegankelijker gemaakt voor de hedendaagse lezer?

Dekker mocht ‘uit armoede’ zijn inkt hebben aangelengd met water, moeten wij een facsimile ook op die manier tot ons nemen? Misschien kan het als je de suggestie van Kees Fens, gedaan in de Volkskrant van 7 december 2007, overneemt en er de nulde druk van Stuiveling naast legt, maar veel liever had ik een duidelijker weergave voor ogen, zodat je zonder vele hulpmiddelen direct kunt genieten van de prachtige tekst en de stadia van wijzigingen die erin zijn aangebracht. Nu hebben we wel de staart van de paradijsvogel maar slechts met moeite de veren die ons eerder onthouden werden.

[Nummer 63]

[Inleiding]

‘'t Schynt wel dat ik 'n byzondere attraktie op gekken uitoefen, wat de Heer alzoo beschikt heeft om me myn geestelijke eigenwaan intepeperen.’

(Uit: brief van Multatuli aan J.H. de Haas en G.C. de Haas-Hanau, 12 oktober 1882)

In Time Magazine van dit voorjaar stond een artikel van Krista Mahr over

voedseltekorten. Het opmerkelijke was dat het nu niet ging over hongersnoden in Afrika maar over Saoedi-Arabië, Zuid-Korea, Koeweit en Qatar, landen die welvarend genoeg zijn om voedsel te importeren maar waar onvoldoende land of water

voorhanden is om het te verbouwen. Zij besluiten dat elders te doen. En dat betekent in dit geval dat Qatar bijvoorbeeld contact zoekt met Cambodja, Zuid-Korea een derde van het agrarische land van Madagaskar gaat verbouwen en de ‘Saudi Binladin Group’ in Indonesië rijst wil gaan planten op een oppervlakte van 607.000 vierkante hectare. In het artikel wordt Alwi Shihab, een adviseur van de Indonesische regering, geciteerd: ‘We have large, sizable, fertile land and good water.’ Krista Mahr verwijst naar de tijd van het kolonialisme toen Westerse landen eveneens producten in koloniën lieten verbouwen die in hun eigen klimaat niet konden groeien. Het is niet alleen een economische transactie maar ook en vooral een ethische kwestie. In enkele van deze landen heeft de bevolking zelf onvoldoende te eten. Als de plannen doorgang vinden kan de verzorging van de plaatselijke bevolking gevaar lopen en zullen grote groepen van hun land worden verdreven. Op Madagaskar zijn al onlusten uitgebroken. In diverse andere berichten wordt er ook op de positieve kanten gewezen: modernisering van de landbouwtechnieken, verbetering van het zaaigoed en arbeidsplaatsen. Nieuw kolonialisme? Vertrouwde argumenten met noodlottige gevolgen? En wat vinden schrijvers hier van?

Tweehonderd jaar geleden werd Charles Darwin geboren en Over Multatuli heeft er geen aandacht aan besteed. Multatuli wel, dat wil zeggen aan de levende Darwin, zijn tijdgenoot. Want vrijwel alle in zijn ogen intelligente en beroemde mensen uit en vóór zijn tijd hebben ideeën op papier gezet die hij... Als hij tenminste wat meer tijd had gehad, over voldoende geld had beschikt en niet voortdurend... We verwijzen naar Idee 941. Daar schrijft hij het zelf: ‘Z'n natural selection bestaat werkelyk. Ik heb het Darwinismus niet van Darwin. Indien men my niet had gejaagd en geplaagd als 'n

3

wild dier, zou ik lang vóór hem de hoofdeigenschap van z'n stelsel beheerst,

geopenbaard hebben.’ ‘Het is pretentieuze onzin’, schreef Tijs Goldschmidt al weer jaren geleden inNRC, ‘maar wie kon er zo geestig bluffen als hij?’ Heeft Goldschmidt gelijk?

Darwin en Multatuli hebben beiden de negentiende en twintigste eeuw overleefd en steeds nieuwe aspecten uit hun werk krijgen aandacht. Bij Darwin is dat nu bijvoorbeeld de relatie tussen schoonheid en evolutie, bij Multatuli vrijwel alles, in overeenstemming met de onderwerpen waar hij over schreef.

Darwin had tijdens een zware ziekte Hugh E. Strickland (1811-1853), een geoloog en zoöloog, aangewezen als de editeur van zijn postume werk. Daar kwam het niet van: Strickland werd door een trein gegrepen terwijl hij in het gruis tussen de rails naar fossielen zocht. Hij zal één van de eerste prominente slachtoffers van de trein zijn geweest. Darwin herstelde van zijn ziekte. Strickland is vergeten.

Wat Multatuli van de trein, het nieuwe vervoermiddel van zijn tijd, vond, beschrijft Tom Böhm in een uitgebreide bijdtage in dit nummer. Verder vindt u een

voorpublicatie van de biografie die Gaia Koops-van Bruggen over Maria Frederika Cornelia Hamminck Schepel, beter bekend als Mimi, aan het schrijven is. John Cornelisse behandelt het grote veld van invloed en intertekstualiteit heel concreet in ‘Een zandkorrel in het raderwerk. Michel Massons Le Grain de Sable als

inspiratiebron voor Multatuli's Vorstenschool’ en Marianne Braun beschrijft in ‘Wilhelmina Drucker, feminist en multatuliaan’ de rol die Multatuli's opvattingen in de eerste feministische golf rond 1900 speelden.

Tom Böhm