• No results found

Palestijnse staat

3.4 Palestina en de burgerschapskeuzes van Palestijnen in Jordanië

Onder Palestijnen bestond veel discussie over Jordaans burgerschap. De eventuele oprichting van een Palestijnse staat speelde daar een belangrijke rol in. Wat waren de argumenten? 242 Ibidem, p. 257. 243 Ibidem, p. 235. 244 Ibidem, p. 235, p. 257, p. 241-243.

245 Human Rights Watch (2010), p. 42-43. 246

49

Een belangrijk motief was behoud van rechten als Palestijn, met name het recht op terugkeer of financiële compensatie. In de beginjaren werd een permanente hervestiging van Palestijnse vluchtelingen in Jordanië gezien als verraad en een gunst aan Israël. Men verzette zich vooral tegen de politieke betekenis van Jordaans burgerschap, niet tegen het verbeteren en stabiliseren van de leefomstandigheden in het nieuwe land.247 Inmiddels wonen families vaak zo lang in Jordanië, dat Abu-Odeh verwacht dat weinigen nog willen terugkeren. Zij hebben vooral behoefte aan duidelijkheid over hun status in het nieuwe thuisland, zonder welke hun integratie nooit helemaal voltooid kan zijn.248 Ruba Salih legt uit hoe jonge Palestijnen niet langer genoegen nemen met het oude verhaal van staatloosheid als voorwaarde voor terugkeer. Immers, “third or even fourth generations of Palestinian refugees in most cases still do not have basic rights and their return has never been as jeopardised and distant as it is today”.249 Zij zien de twee niet als tegenpolen, maar als

onderdelen van hun identiteit.250 Hoewel het Jordaans burgerschap in het verleden dus soms werd afgewezen, is het tij gekeerd en staat een grote meerderheid van de Palestijnen nu positief tegenover volwaardige rechten in Jordanië – maar zonder hun Palestijnse identiteit of terugkeerrecht op te geven. Dat wijst op de noodzaak van nieuwe burgerschapsvormen, aldus Ruba Salih.251

Een tweede reden voor verzet was, zeker in de begintijd, de gedachte dat het Palestijnse ballingschap in Jordanië slechts tijdelijk was. Palestijnen in Jordanië verdroegen discriminatie en onrecht met hetzelfde argument als Transjordaanse nationalisten de aanwezigheid van de nieuwe bevolkingsgroep: het zou een tijdelijke situatie zijn.252 Met de Oslo-akkoorden werd die hoop aan beide zijden de bodem in geboord en laaide het debat over de status van Palestijns-Jordaniërs weer op.253

Tot slot speelt in de 21e eeuw de toegenomen mobiliteit een steeds sterkere rol: met wortels in Palestina, maar familie in de Palestijnse diaspora, verkiezen steeds meer

Palestijnen indien mogelijk meerdere burgerschapsdocumenten of identiteitskaarten. Ze voelen zich betrokken bij verschillende landen en kiezen voor een transnationaal bestaan.

247 Abu-Odeh (1999), p. 59. 248 Ibidem, p. 274-275. 249 Salih (2013), p. 70. 250 Ibidem, p. 70. 251 Salih (2013), 91. 252 Abu-Odeh (1999), p. 228-229. 253 Ibidem, p. 235.

50

Volwaardige paspoorten zijn daarbij van levensbelang voor Palestijnen die de arbeidsmarkt op en de grens over willen.254

3.5 Toekomstblik

Vijfenzestig jaar wachten op een eventuele toekomstige Palestijnse staat heeft diepe sporen nagelaten in het burgerschapsbeleid tegenover Palestijnen in Jordanië. Hoewel – of wellicht juist omdat – vrede met Israël heel ver weg lijkt, zijn de Palestijnse autoriteiten erin geslaagd een lange lijst met erkenningen te veroveren; Zweden schaarde zich als eerste Europese land in 2014 in dat rijtje.255 Wat zou er gebeuren met Palestijns-Jordaniërs, wanneer die staat werkelijkheid werd?

Hoewel een door het internationaal recht volledig erkende en in de praktijk

onafhankelijke Palestijnse staat naar alle waarschijnlijkheid nog lang op zich laat wachten, kan het vooruitzicht voor Jordaanse Palestijnen gemengde gevoelens opleveren. Enerzijds ontstaat dan de langverwachte mogelijkheid om terug te keren – althans, naar wat nu bezet Palestijns gebied is. Anderzijds zou het bestaan van zo’n staat aan Transjordaans

nationalisten munitie geven om Palestijns-Jordaniërs te dwingen hun Jordaans burgerschap op te geven.

Adnan Abu-Odeh is groot voorstander van een onafhankelijke, stabiele Palestijnse staat; niet omdat hij terugkeer ambieert, maar omdat de helft van de Palestijnen elders nog steeds vluchteling is.256 Hij droomt van regionale samenwerking, maar tot nog toe

tevergeefs: vijftien jaar na het verschijnen van die woorden is Syrië een slagveld, staat de regio zwaar onder druk, en is een vrij en onafhankelijk Palestina nog altijd het domein van dromers.257

In haar studie naar flexibele vormen van burgerschap in de Palestijnse diaspora en op de Westoever concludeert Sari Hanafi dat een toekomstige Palestijnse overheid haar

burgerschap los zou moeten koppelen van territorium of nationaliteit (als etniciteit). Alle inwoners van de nieuwe staat – etnisch Palestijns of niet – zouden het moeten kunnen aanvragen, net als Palestijnen in de diaspora zonder terugkeerplannen, maar met de

254 Hanafi (2012), p. 445-46. 255 Al Jazeera (2014), par. 1. 256 Abu-Odeh (1999), p. 271. 257

51

behoefte om deel uit te maken van het Palestijnse politieke, sociale of culturele leven.258 Een dergelijk nieuw model vraagt om goede samenwerking tussen staten en duaal burgerschap en om erkenning van post-nationalistische burgerschapsvormen.259 Hanafi is positief: ook duaal en meervoudig burgerschap werden ooit gezien als bedreiging van de internationale rechtsorde en van de natie-staat, maar zijn inmiddels integraal onderdeel van wereldwijde wetsystemen.260

Welke burgerschapsvormen een nieuwe Palestijnse staat ook toe zou leiden, al dan niet in samenspraak met andere staten, in elk geval moet de keus ervoor liggen bij het individu. 258 Hanafi (2012), p. 452-453. 259 Ibidem, p. 453. 260 Ibidem, p. 453.

52

4

Het nationaliteitsargument: wie is het volk?

Een nieuw en exclusivistisch Transjordaans nationalisme wakkert sinds de jaren ’70 de discussie aan over de vraag: wie is het Jordaanse volk? Wie hoort erbij, wie niet? Dit hoofdstuk buigt zich daarom over nationale identiteit (paragraaf 1), de opkomst en toenemende populariteit van dit nationalisme (paragraaf 2), en haar ideeën en het debat (paragraaf 3). Tot slot beschrijft het de effecten op de samenleving (paragraaf 4) en de impact op het staatloosheidsbeleid (paragraaf 5).