• No results found

Overwegingen om amateurbeeldmateriaal van sociale media niet te verifiëren

3. Resultaten

3.3 Hoe verifiëren Nederlandse journalisten amateurbeeldmateriaal van sociale media?

3.3.2 Overwegingen om amateurbeeldmateriaal van sociale media niet te verifiëren

In hoofdstuk 4.1 werd duidelijk dat alle geïnterviewde journalisten het van groot belang vinden dat amateurbeeldmateriaal van sociale media wordt geverifieerd. Toch is uit de interviews gebleken dat er wel degelijk situaties denkbaar zijn waarbij journalisten het niet nodig achten om amateurbeeldmateriaal van sociale media te verifiëren. Slechts twee van de ondervraagde journalisten gaven aan dat er geen enkele aanleiding denkbaar is om dit

materiaal niet-geverifieerd te gebruiken voor een journalistieke productie. Onder de andere elf journalisten was vooral tijdsdruk een beweegreden om zonder verificatie gebruik te maken

33 van het materiaal. Het spanningsveld tussen juistheid en tijdsdruk in combinatie van sociale media wordt als volgt verwoord door Hermida (p.663):

‘’News organizations and journalists are negotiating the tensions between verification and publication, given the emergence of social media as channels for breaking news, and the speed at which information is disseminated on the network. For Gowing, journalists have to decide ‘‘when to take on the tyranny of the time and intervene with real-time information, even if it is incomplete, possibly flaky and probably cannot be verified with 100 per cent accuracy?’’ (2009, p. 30). Striking a balance between being first and being right is not new, as journalists have long had to find ‘‘the right balance between speed and accuracy, between being comprehensive and being merely interesting’’ (Meyer, 2004, p. 89).

Dit gevoel van iets willen brengen, terwijl je niet helemaal zeker kan zeggen of iets klopt, is ook iets dat bij de geïnterviewde journalisten speelt. Het komt ook overeen met de

bevindingen in het onderzoek van Brandtzaeg et. al. (2016, p. 332):

‘’Our findings presented so far might suggest that the interviewed journalists always, in some way or another, verify information from social media before including it in a news story. However, with the pressure to publish stories from events as they unfold, verification is not always regarded as feasible.’’

Iets wat ook regelmatig werd genoemd als rechtvaardiging om materiaal niet te verifiëren is de mate waarin andere betrouwbare personen of organisaties het materiaal gebruiken. Hier werden onder meer genoemd: Andere journalisten, andere nieuwsorganisaties, of mensen die ik persoonlijk ken. Als zij er gebruik van maken, dan kan ik het ook wel vertrouwen, is de redenatie. In principe gaan de journalisten er hiermee dus van uit dat het door de mensen of organisaties die zij vertrouwen, al is geverifieerd.

Respondent 4: ‘’Als je ziet dat het op betrouwbare andere platformen wordt meegenomen dan

zou ik vertrouwen op de inschatting van collega-media. Zeker als je zelf geen tijd hebt om te checken, dan zou ik de gok wel aandurven om het gewoon zo op te pakken.’’

Een journalist noemde de aanslag in Utrecht in 2019 (AD, 2019) hiervan als voorbeeld. Na deze aanslag zijn door de betreffende nieuwsorganisatie beelden van de bestorming van een huis door de politie geplaatst in een eigen nieuwsartikel.

34 Respondent 11: ‘’Het waren duidelijk beelden van een amateur, dat kon je ook merken aan de

stemmen op de achtergrond. Toen hebben wij niet geverifieerd waar het vandaan kwam, maar het wel gebruikt. Mede omdat dezelfde beelden ook op andere platforms al werden gebruikt. Het was ook wel een gevalletje weinig tijd.’’

In dit voorbeeld waren dus twee eerder genoemde omstandigheden er debet aan dat de

journalist niet heeft geverifieerd: Tijdsdruk en de aanname dat iets wel zal kloppen als andere nieuwsorganisaties de beelden al hebben gebruikt.

Een andere beweegreden om iets niet-geverifieerd te gebruiken kan de afzender zijn. De afzender werd ook in een eerder hoofdstuk al genoemd als motivatie om juist wel te

verifiëren, maar dit werkt dus ook de andere kant op, zoals ook Diekerhof en Bakker (p. 247) in hun onderzoek concluderen. Bij een bekende afzender is het volgens een journalist geen probleem om het beeldmateriaal te gebruiken, al wordt daar wel een kleine kanttekening bij gemaakt:

Respondent 3: ‘’Als het gaat om een twitteraar die ik zelf ken, dan zou dat een reden kunnen

zijn om niet te verifiëren. Maar dan alsnog kijk ik wel eerst naar het onderwerp waar het over gaat. Daarvan afhankelijk beslis ik of ik het gebruik.’’

Een opvallende verklaring om het beeldmateriaal niet te verifiëren waren de specifieke omstandigheden die op het beeld te zien zijn. Dit werd door respondent 8 opgemerkt:

‘’Als ik beelden zie van een bepaalde afgebakende setting, waar het voor mij helemaal

duidelijk is op welke tijd en plaats dit beeld is genomen en ook helemaal duidelijk is wat ik op de beelden zie, dan zou ik het niet hoeven verifiëren.

Tot slot werd ook het soort nieuws nog door een journalist genoemd als factor bij de

beslissing of iets gebruikt zou kunnen worden zonder verificatie. Hierbij werd een specifiek voorbeeld genoemd:

Respondent 12: ‘’Ik kijk wel naar wat voor soort nieuws het is. Als het om iets kleins gaat,

zoals de zwemtocht van Maarten van der Weijden, durf ik het wel aan om het gewoon te gebruiken.’’

35 Ook bij de afweging om niet te verifiëren speelt dus mee of het nieuws een grote impact heeft. Iets relatief triviaals als een zwemtocht geldt in de ogen van de journalist niet als iets met een dergelijke impact, waardoor verificatie absoluut nodig zou zijn.

3.3.3 Met welke methoden verifiëren Nederlandse journalisten