• No results found

Overige actoren die betrokken zijn bij het project zijn vastgoedeigenaren en woningcorporaties, stichting Doen!, de nationale overheid en overige actoren, zoals het Ramada Apollo Hotel, Qcredits en Pakhuis de Zwijger (Interview bestuursleden Jan Eef, 2014).

Een groot deel van de Jan Evertsenstraat is in het bezit van pandeigenaren. Er zitten maar drie kleine gedeelten corporatiebezit in de straat. Zowel het stadsdeel, en dan met name de winkelstraatmanager, als het project hebben contact met die pandeigenaren. De pandeigenaren besluiten immers wat voor type winkel of voorziening in het pand komt. De winkelstraatmanager kan wel een advies uitspreken, maar uiteindelijk bepalen de eigenaar en de marktwerking welke winkels en voorzieningen in de straat komen (Interview winkelstraatmanager, 2014). Daarnaast is er regelmatig contact met de woningbouwcorporaties in de buurt. Een voorbeeld hiervan is het kantoor waarvandaan de vereniging werkt. Dit pand staat leeg en zolang het niet wordt verkocht, mag de vereniging erin zitten als een bedankje voor de herwaardering van de buurt die ze hebben veroorzaakt (Interview bestuursleden Jan Eef, 2014).

Daarnaast wordt er ook samengewerkt met de nationale overheid, al gaat dit grotendeels via het stadsdeel en de gemeente. Ten eerste is er samenwerking als gevolg van de subsidies die de overheid beschikbaar stelt. Ten tweede is er samenwerking, omdat de overheid de casus van de Jan Eef

interessant vindt en gebruikt om mogelijk te kopiëren naar andere winkelstraten in Nederland (Interview bestuursleden Jan Eef, 2014).

Ten slotte is er samenwerking met actoren als het Ramada Apollo Hotel, Pakhuis de Zwijger en Qcredits. Deze samenwerking met het hotel en Pakhuis de Zwijger heeft betrekking op activiteiten en evenementen die worden georganiseerd in de buurt. De samenwerking met Qcredits heeft betrekking op het professioneler maken van de vereniging (Interview bestuursleden Jan Eef, 2014).

5.7 Samenvatting

In deze paragraaf is antwoord gegeven op de eerste deelvraag ‘wie is er betrokken bij het project en op welke manier?’. In paragraaf 5.1 zijn in het schema de betrokken actoren weergegeven. Ten eerste is er het bestuur van de winkelstraatvereniging, bestaande uit 7 bestuursleden, 35 ZZP’ers en 30 à 50 vrijwilligers. De ZZP’ers worden ingehuurd per project. Zowel de ZZP’ers als de bestuursleden werken tegen een maatschappelijk tarief. De vrijwilligers worden per activiteit of evenement opgeroepen of zij bieden zichzelf aan. Zowel de bestuursleden, als de ZZP’ers, als de vrijwilligers zijn grotendeels middenklasse, hogeropgeleide, autochtone buurtbewoners. Ten tweede speelt de gemeente een belangrijke rol binnen de verening. Deze rol worden grotendeels vertolkt door de winkelstraatmanager en de 3 buurtcoördinatoren. De samenwerking tussen het project verloopt vrijwel altijd goed, al zijn er af en toe problemen omtrent regels en wetten en het subsidie(proces). Als deze problemen zich voordoen kiest het project ervoor om de activiteit of het evenement toch door te zetten; “dan maar geen subsidie”, aldus de oud-voorzitter. Ten derde zijn ondernemers en bewoners belangrijke actoren binnen de vereniging; het is de enige winkelstraatvereniging in de Nederland waarbij zowel bewoners als ondernemers betrokken zijn. De vereniging ziet diversiteit en democratie onder bewoners niet als hun beleid; ze zijn bereid om iets te doen voor de bewoners die het echt willen en democratie is geregeld bij de overheid. Van de ondernemers is ongeveer een derde zeer actief betrokken bij het project, een derde gemiddeld actief en een derde wil niks te maken hebben met de winkelstraatvereniging. Hoofdstuk 7 en 8 gaan dieper in op de bewoners en ondernemers en hun rol binnen de vereniging. Tenslotte spelen de nationale overheid, vastgoedeigenaren, woningbouwcorporaties, stichting Doen! en overige actoren zoals Pakhuis de Zwijger, Qcredits en Hotel Ramada een rol. De relatie en samenwerking tussen de vereniging en deze laatste actoren is voornamelijk het gevolg van subsidies of hun locatie. Bijvoorbeeld vastgoedeigenaren en woningbouwcorporaties zijn verbonden met het project, doordat zij vastgoed in de Jan Evertsenstraat hebben. Zij kunnen profiteren van de herwaardering van de buurt.

Uit dit hoofdstuk kan worden geconcludeerd dat de winkelstraatvereniging te maken heeft met veel verschillende actoren. Maar zoals de oud-voorzitter van de vereniging het al zei: “Iedereen heeft het

43 beste voor met de straat, dus we kunnen vaak gemakkelijk tot middenweg komen” (Interview bestuursleden, 2014). Al geeft hij ook aan dat de vereniging haar visie wil blijven nastreven en als samenwerking of een compromis niet mogelijk is, dan zet de vereniging gewoon door. Hieruit zou kunnen worden geconcludeerd, dat de macht van de winkelstraatvereniging uiteindelijk bij vereniging zelf ligt en niet bij de gemeente of de overheid, zoals Uitermark en Van Beek (2010) vermoedden. Daarentegen is er wel sprake van machtsconcentratie en netwerksegregatie (Uitermark, 2014). Er is sprake van machtsconcentratie, omdat uiteindelijk een kleine groep bewoners en ondernemers de macht in handen heeft en bepaalt wat er wel of niet gebeurd. Er is sprake van netwerksegregatie omdat de bestuursleden, op één bestuurslid na, allemaal dezelfde achtergrondkenmerken hebben. De winkelstraatvereniging is dus democratisch tot op zekere hoogte; de rol van de overheid is minimaal, maar daarentegen is er wel sprake van machtsconcentratie en netwerksegregatie. De vereniging heeft als doel om het diverse karakter van de straat te behouden en stimuleren de diversiteit. Maar er is een duidelijke mismatch tussen de achtergrondkenmerken van de bestuursleden en die van de bewoners. Op de diversiteit van de Jan Eef wordt dieper ingegaan in de volgende hoofdstukken, waarin de bewoners, het winkelend publiek en de ondernemers worden behandeld.

6. De bewoners en het winkelend publiek