• No results found

7overeen met circa 1,5% van de Nederlandse beroepsbevolking Deze arbeidsmigranten

In document Landbouw-Economisch Bericht 2008 (pagina 167-171)

werken deels in loondienst en deels als zelfstandige. De overgrote meerderheid - naar schatting ruim vier op de vijf - komt uit Polen. De arbeidsmigranten uit de hiervoor genoemde landen werken vooral in sectoren waar werkgevers moeilijk aan mensen kunnen komen, zoals de land- en tuinbouw, transport, vlees, bouw en metaal (Van den Berg et al., 2007). In de begeleidende brief bij dit onderzoek geeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan dat het erop lijkt dat de invoering van vrij werknemersverkeer niet heeft geleid tot een extra stijging van het aantal arbeids- migranten uit de MOE-landen (SZW, 2007). Voor Polen lonkt inmiddels een verbeterde arbeidsmarkt in eigen land, waar de lonen stijgen. Daarnaast doen meerdere

Nederlandse sectoren een beroep op de Polen. ‘De krapte in de agrarische sector is dan ook te verklaren. De lonen zijn laag en bovendien werken de mensen liever in de fabriek dan op het land of in de kas’, aldus een beleidsmedewerker van de LLTB (Agrarisch Dagblad, 2008a). LTO Nederland spant zich daarom in voor een nieuwe regeling voor goedkopere gelegenheidsarbeid en voor de vrije toegang van Roemenen en Bulgaren op de Nederlandse arbeidsmarkt. Tegelijk benadrukt LTO de noodzaak om op de langere termijn te investeren in een beter arbeidsmarktbeleid, omdat ‘we voor ons personeel de EU niet kunnen blijven uitbreiden, tot straks onze tomatenplukkers uit Kazachstan komen’, aldus de LTO-voorzitter (Scheer, 2008).

7.3 grond

7.3.1 GRONDGEBRUIK

Het areaal cultuurgrond is volgens de Landbouwtelling in 2007 met 5.400 ha afgenomen (tabel 7.4), wat overeenkomt met de gemiddelde jaarlijkse afname sinds 1990.

tabel 7.4 agrarisch grondgebruik a, 1990-2007

areaal (1.000 ha) verschil (%) 1990 1995 2000 2006 2007 (v) 2006-2007

Grasland 1.096,5 1.048,5 1.011,9 1.019,2 1.016,4 -0,3 Snijmaïs 201,8 219,2 205,3 218,0 221,6 1,7 Akkerbouw 603,6 588,7 622,8 587,5 580,2 -1,2 Tuinbouw open grond 94,0 98,7 101,4 84,6 85,8 1,4 Tuinbouw onder glas 9,8 10,2 10,5 10,4 10,4 0,0 Cultuurgrond, totaal 2.005,6 1.965,3 1955,5 1.919,7 1.914,3 -0,3 a Met ingang van 2006 zijn de ‘natuurlijke graslanden’ gerekend tot de cultuurgrond, en zijn de groenten verdeeld in akkerbouwmatig

en tuinbouwmatig geteelde groenten. Bron: CBS-Landbouwtelling, bewerking LEI.

7

Van het totaal areaal cultuurgrond van ruim 1,9 mln. ha is nu 53% in gebruik als grasland (blijvend, tijdelijk en natuurlijk grasland), 12% voor snijmaïs, 30% voor overig bouwland, 4,5% voor opengrondstuinbouw en 0,5% voor glastuinbouw. 7.3.2 GRONDMARKT

De agrarische grondprijs is in 2007 gestegen van 29.000 tot 36.500 euro per hectare (figuur 7.4). Deze forse toename (26%) volgde op de scherpe daling van de grondprijs tussen 2001 en 2003, en enkele jaren (2003-2006) waarin de prijs vrij stabiel bleef. De daling van de agrarische grondprijzen ten opzichte van de licht stijgende prijzen op de andere onroerend goed markten (figuur 7.5) werd mede veroorzaakt door de matige inkomensontwikkeling in de agrarische sector. Andere verklaringen voor de daling zijn de tijdelijke staking van de aankopen van land- bouwgrond voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) tijdens het 1e kabinet Balkenende en de malaise door opeenvolgende dierepidemieën.

De sterke stijging van de agrarische grondprijs in het afgelopen jaar heeft zowel te maken met nationale als internationale ontwikkelingen. Door de wereldwijde toename van de vraag naar landbouwproducten - mede voor biobrandstoffen - bij een krap aanbod, zijn de prijzen voor onder meer graan en melk sterk gestegen. De hogere melkprijs heeft de Nederlandse melkveehouderij financieel meer ruimte gegeven om te investeren in grond. Verder is binnen de (melk)veehouderij meer behoefte aan grond, onder andere om de sterk gestegen mestafzetkosten te verlagen. Ook in de VS ging de agrarische grondprijs vorig jaar behoorlijk omhoog (met gemiddeld 13%; VILT, 2008). Opmerkelijk is dat in de VS de (vrije) pachtprijzen

Prijs (euro per ha) van onverpachte landbouwgrond, 2004-2007 Figuur 7.4 2004 2005 2006 2007 Bron: NVM. 15000 20000 25000 30000 35000 40000 45000

7

tot nu toe minder sterk zijn gestegen. Vorig jaar ging het om een stijging van 7% tot gemiddeld 210 dollar per hectare (ibid.). Dat zou erop kunnen wijzen dat invest eerders een verdere stijging van de grondprijzen verwachten en daardoor meer voor het eigendomsrecht van grond betalen dan voor het gebruiksrecht, het pachtcontract.

Is er een nieuwe zeepbel op komst?

Het is niet ondenkbaar dat de scherpe stijging van de grondprijzen in 2007 tot een nieuwe zeepbel leidt, zoals ook eind jaren zeventig en eind jaren negentig het geval was. Met een zeepbel wordt in de literatuur een door speculatie doorgeschoten grond prijs bedoeld, die na enige tijd gevolgd wordt door een iets minder grote daling, het onvermijdelijke uiteenspatten. Een belangrijke indicator daarvoor is de ontwikkeling van de grondmobiliteit, het areaal landbouwgrond dat jaarlijks wordt verhandeld. Zowel eind jaren zeventig als eind jaren negentig (figuur 7.6) halveerde de grondmobiliteit in de aanloop naar de zeepbel. Na de forse daling van de agrarische grondprijs tussen 2001 en 2003 neemt het aantal verkopen weer toe en stabiliseert de prijs. Volgens dit mechanisme zou de grondmobiliteit in 2007 substantieel moeten zijn afgenomen, omdat grondeigenaren de grond zullen vasthouden in de verwachting van een verdere grondprijsstijging. Gegevens hierover zijn echter nog niet beschikbaar.

Ontwikkeling reële prijs (index) landbouwgrond en woningen, 1965-2007

Figuur 7.5

Bron: CBS, DLG en NVM; bewerking LEI. Reële prijsindex akkerbouwgrond Reële prijsindex woningen 0 50 100 150 200 250 300 Index (1982=100) 1965 1971 1977 1983 1989 1995 2001 2007

7

Grondmarktcyclus rond de eeuwwisseling, 1992-2006 Figuur 7.6 Bron: Luijt, 2006. 94 93 92 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 35.000 40.000 5.000 7.500 10.000 12.500 15.000 17.500 20.000 22.500 25.000 verhandeld areaal (ha)

prijs (euro/ha)

Invloed DLG op de agrarische grondmarkt

In de landbouwbladen en in de Tweede Kamer is de afgelopen tijd aandacht gevraagd voor de invloed van de grondverwerving van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) op de agrarische grondprijs (zie bijvoorbeeld LNV, 2008a). Deze dienst is een agentschap van het ministerie van LNV, een van de kernactiviteiten is het verwerven van land- bouwgrond in het kader van landinrichtingsprojecten en natuurontwikkeling. Tussen 1963 en 2005 kocht DLG jaarlijks gemiddeld circa 6.100 ha aan op een verhandeld areaal op de agrarische grondmarkt van ongeveer 19.700 ha (tussen 1968-2002), waarmee het langetermijnaandeel van DLG uitkomt op 31%. Voor 2006 was het aandeel 23% (DLG, 2007). Bij een dergelijk aandeel heeft deze dienst invloed op de hoogte van de agrarische grondprijs. Die invloed werd bijvoorbeeld zichtbaar tijdens de grondprijsdaling tussen 2001 en 2003, die ondermeer samenviel met een opschorting van de grondaankopen van DLG voor de EHS. Het DLG-aandeel is overigens berekend over de grondtransacties die door DLG zelf zijn geselecteerd om de agrarische grondprijs te berekenen. Weggelaten zijn bijvoorbeeld de grondover drachten in familieverband en de aankopen voor ‘rode doelen’ (wonen, werken, infrastructuur). Zonder deze selecties is het DLG-aandeel op de grondmarkt wel wat lager.

7

In document Landbouw-Economisch Bericht 2008 (pagina 167-171)