• No results found

6over de ecologische nadelen van vleesproductie en consumptie (zie §6.7) Binnen de sector

In document Landbouw-Economisch Bericht 2008 (pagina 135-139)

is er voor deze kant van de problematiek nog niet veel aandacht (Van Zeijts et al., 2007: 31) Milieudruk land- en tuinbouw gedaald

De milieudruk van de Nederlandse land- en tuinbouw is vanaf de tweede helft van de jaren tachtig aanzienlijk gedaald, ondanks de groei van de productie (figuur 6.1). Dat geldt ook voor niet in de figuur weergegeven onderdelen van de milieubelasting, zoals het verbruik van chemische gewasbeschermings middelen (tabel 6.3) en de uitstoot van broeikasgassen (tabel 6.4). De laatste jaren lijkt de verbetering op verschillende punten te vertragen; tussen 2001 en 2006 verliep de reductie van diverse emissies vanuit de agrarische sector duidelijk langzamer dan in de vijf jaar daarvoor (Van Zeijts et al., 2007: 12). In de volgende

paragrafen wordt hierop nader ingegaan.

In een evaluatie van de verduurzaming van de landbouw over de afgelopen jaren concludeert het MNP dat de milieudruk de laatste jaren is verminderd, maar dat het twijfel achtig is of de lange termijn doelstellingen uit het vierde Nationale Milieubeleids plan (NMP4) gehaald zullen worden (Van Zeijts et al., 2007). Volgens het MNP lijken de ambities van de sector om verdergaande milieuwinst te realiseren, niet te zijn toegenomen. Voor een deel heeft dit te maken met ontwikkelingen in het milieubeleid. Dit is sinds 2001 weinig aangescherpt en er is onduidelijkheid en onzekerheid geweest rond de verdere ontwikkeling van het beleid, bijvoorbeeld voor mest (Van Zeijts et al., 2007: 8).

Milieukosten landbouw relatief hoog

Wellicht speelt bij de terughoudendheid van de sector ook het oplopen van de milieukosten een rol, waarmee de vermindering van de milieubelasting gepaard ging

Ontwikkeling volume toegevoegde waarde en milieudruk Nederlandse land- en tuinbouw (index, 1980=100), 1980-2005 Figuur 6.1 Toegevoegde waarde N bodem P bodem NH3 lucht

Bron: Eurostat (toegevoegde waarde); MNP Natuur- en Milieucompendium (milieuindicatoren), bewerking LEI. 0 50 100 150 200 250 1980 1985 1990 1995 2000 2005

6

Ontwikkeling nettomilieukosten (mln. euro) van de landbouw, 1990-2005 Figuur 6.2 Administratieve lasten Netto-milieukosten Bron: CBS-Statline. 0 100 200 300 400 500 600 700 1990 1995 2000 2005

(figuur 6.2). In 2005 bedroegen deze kosten (exclusief administratieve lasten) bruto 565 mln. euro (bron: CBS-Statline). Dat was ongeveer tweemaal zo hoog als tien jaar te voren. De laatste paar jaar gaven trouwens een daling te zien, vooral doordat de kosten van mestafvoer omlaag gingen. Ruim 40% van de bruto milieukosten hing samen met de mest- en ammoniakregels. Door de aanscherping van het mestbeleid gaan de kosten van mestafvoer stijgen (zie §6.5), waardoor mogelijk ook de totale milieulasten zullen toenemen.

Na aftrek van milieusubsidies (ruim 190 mln. euro) bedroegen de netto milieu kosten (inclusief de administratieve lasten) in 2005 ongeveer 465 mln. euro. Dit kwam overeen met ruim 5% van de bruto toegevoegde waarde van de sector. Dat is ruwweg tweemaal zo hoog als het aandeel van de landelijke milieukosten in het binnenlands product. Tussen 1998 (voor eerdere jaren ontbreken gegevens over administratieve lasten) en 2003 lagen de administratieve lasten samenhangend met het milieubeleid voor de landbouw rond 160 mln. euro per jaar, in 2005 was dat terug gelopen tot ruim 90 mln. euro. Een groot deel van deze lasten hangt samen met het mineralenaangiftesysteem (MINAS). 6.2 mIlIeudruk voedIngSmIddelenInduStrIe

Het aandeel van de voedings- en genotmiddelenindustrie in enkele belangrijke onderdelen van de milieudruk ligt in dezelfde orde van grootte als het aandeel in de toegevoegde waarde van het bedrijfsleven. Alleen bij de afvalproductie is dit aandeel aanzienlijk groter (tabel 6.1). Dat hangt uiteraard samen met de aard van het productie proces:

een flink deel van de grondstoffen die deze bedrijfstak gebruikt is niet geschikt voor

(menselijke) consumptie. Van de reststoffen wordt overigens een aanzienlijk deel hergebruikt, onder meer in het veevoer en de laatste jaren ook voor energieproductie. Wanneer men rekening houdt met het hergebruik, komt het aandeel van de voedings- middelenindustrie in de afvalberg aanzienlijk lager uit.

Het aandeel van de voedingsmiddelenindustrie in de diverse onderdelen van de milieudruk blijft in de loop der jaren tamelijk stabiel. Dat wijst erop dat deze bedrijfstak qua milieu-inspanningen redelijk in de pas loopt met de rest van het bedrijfsleven.

De milieulasten van deze bedrijfstak zijn de laatste jaren opmerkelijk stabiel (tabel 6.2). In relatie tot de toegevoegde waarde zijn deze lasten voor de voedingsmiddelenindustrie ongeveer even hoog als voor het gehele bedrijfsleven, maar slechts half zo hoog als in de agrarische sector (vgl. §6.1).

6.3 geWaSbeSchermIng

Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen is in Nederland tussen het midden van de jaren tachtig en de eeuwwisseling ongeveer gehalveerd. De laatste jaren zet de daling echter niet door, maar is eerder sprake van een

6

(menselijke) consumptie. Van de reststoffen wordt overigens een aanzienlijk deel hergebruikt, onder meer in het veevoer en de laatste jaren ook voor energieproductie. Wanneer men rekening houdt met het hergebruik, komt het aandeel van de voedings- middelenindustrie in de afvalberg aanzienlijk lager uit.

Het aandeel van de voedingsmiddelenindustrie in de diverse onderdelen van de milieudruk blijft in de loop der jaren tamelijk stabiel. Dat wijst erop dat deze bedrijfstak qua milieu-inspanningen redelijk in de pas loopt met de rest van het bedrijfsleven.

De milieulasten van deze bedrijfstak zijn de laatste jaren opmerkelijk stabiel (tabel 6.2). In relatie tot de toegevoegde waarde zijn deze lasten voor de voedingsmiddelenindustrie ongeveer even hoog als voor het gehele bedrijfsleven, maar slechts half zo hoog als in de agrarische sector (vgl. §6.1).

6.3 geWaSbeSchermIng

Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen is in Nederland tussen het midden van de jaren tachtig en de eeuwwisseling ongeveer gehalveerd. De laatste jaren zet de daling echter niet door, maar is eerder sprake van een

tabel 6.1 aandeel (%) voedings- en genotmiddelenindustrie in milieubelasting en toegevoegde waarde, 2002 – 2005

milieuthema 2002 2003 2004 2005 (v)

Broeikaseffect 2,3 2,4 2,3 2,0

Verzuring 0,6 0,7 0,6 1,0

Vermesting 4,0 3,8 4,1 4,0

Afval, voor hergebruik a 16,3 17,5 17,5 18,0

Afval, na hergebruik b 9,8 9,3 4,2 5,0

Toegevoegde waarde bedrijfsleven 3,2 3,1 2,6 3,0 a 2002 = 2001 enz.;

b schatting LEI, op basis gegevens CBS-Statline. Bron: MNP/CBS, Milieucompendium, diverse jaren.

tabel 6.2 nettomilieulasten (mln. euro) voedings- en genotmiddelenindustrie a,

2000-2005

2000 2001 2002 2003 2004 2005

Nettomilieulasten 267 291 306 306 309 306

Idem, in procenten bruto

toegevoegde waarde 2,7 2,8 2,8 2,7 2,7 2,8

a Alleen bedrijven met 10 of meer werknemers. Bron: CBS-Statline.

6

stijgende tendens (tabel 6.3). Afgezien van schommelingen door weers- omstandigheden, wordt het verbruik van chemische middelen vooral bepaald door de teeltwijze, het toegelaten middelenpakket en verschuivingen tussen teelten. In de meeste teelten is het verbruik van chemische middelen per hectare tussen 1997-1998 en 2004-2005 verminderd (Boone et al., 2007), nadat ook in de periode daarvoor al een daling was opgetreden. Het effect daarvan is voor een deel ongedaan gemaakt door een uitbreiding van teelten waarin veel middelen worden gebruikt. De middelen tegen schimmels hebben het grootste aandeel in het totale verbruik (tabel 6.3). Wellicht kan door betere preventie, gebruik van minder gevoelige gewassen, verbeterde bestrijdingsmethoden en andere vormen van schimmelbestrijding, bijvoorbeeld met ultraviolet licht in aardappelen en uien, het verbruik van deze middelen in de toekomst substantieel verlaagd worden (Gooijer et al., 2007; Knuivers, 2007).

Milieubelasting gewasbescherming fors gedaald

De milieubelasting door chemische middelen hangt niet alleen af van de verbruikte hoeveelheid, maar evenzeer van de samenstelling van het middelenpakket en van de manier van toepassen. Tussen 1998 en 2005 is de milieubelasting van het opper- vlaktewater met 86% verminderd, waarmee de tussendoelstelling (75% reductie) uit de Nota Duurzame Gewasbescherming (LNV, 2004) ruimschoots werd gehaald. De daling was naar schatting voor driekwart het gevolg van maat regelen ter beperking van het wegwaaien van stoffen bij het spuiten, die grotendeels voortvloeiden uit het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij uit 2000. De rest hing samen met de aanpassing van het pakket aan toegelaten middelen (RIVM, 2006). Het overgrote

tabel 6.3 verbruik van gewasbeschermingsmiddelen in de land- en tuinbouw, 1984-2007

verbruik (mln. kg actieve stof)

categorie 1984-88 1995 2000 2002 2004 2005 2006 2007(r) Grondontsmetting 10,25 2,39 1,40 1,20 1,17 1,41 1,49 1,60 Onkruidbestrijding 4,60 3,98 3,50 3,32 3,59 3,50 3,28 3,50 Schimmelbestrijding 4,45 4,49 4,93 3,73 4,39 4,39 4,14 4,90 Insectenbestrijding 0,69 0,55 0,29 0,24 0,25 0,21 0,20 0,20 Overige 1,31 1,20 1,26 1,21 1,26 1,20 1,35 1,60 totaal a 21,30 12,61 11,38 9,70 10,66 10,70 10,46 11,80

a Inclusief een beperkte hoeveelheid voor toepassing in openbaar groen, op verhardingen en particulier gebruik. Bron: Plantenziektekundige Dienst/Regeling administratievoorschriften gewasbeschermingsmiddelen (RAG); 2007: raming LEI op basis gegevens Nefyto.

6

In document Landbouw-Economisch Bericht 2008 (pagina 135-139)