• No results found

7grond in verpachte staat doorgaans op ongeveer 50% van de waarde in vrije staat

In document Landbouw-Economisch Bericht 2008 (pagina 175-179)

getaxeerd. Onduidelijk is overigens waarom ze meestal op dit percentage zijn uitgekomen. Nu verpachters de grondkamer kunnen omzeilen zou dat percentage, volgens geluiden uit de praktijk, door een toegenomen concurrentie van ‘veilige’ verpachters wel eens hoger kunnen komen te liggen. Mocht dat gebeuren, dan heeft dat niet alleen gevolgen voor het (indirecte) rendement van de verpachter - een toename van dat rendement door een waardestijging van verpachte grond - maar ook voor de berekening van de nieuwe pachtnormen in 2009 en volgende jaren (eens in de twee jaar). In de nieuwe berekenings- wijze van de pachtnormen wordt namelijk rekening gehouden met de eisen van de verpachters aan het directe rendement, een percentage van de verpachte waarde. Als de marktprijs van verpachte grond na september 2007 hoger zou blijken te zijn dan 50% van de prijs van onverpachte grond, stijgt daardoor het vereiste directe rendement en kan de pachtnorm hoger uitkomen. De aanpassingen van de pachtnorm op grond van de rendementseis zijn in het systeem evenwel beperkt tot maximaal plus of min 10% van de grondbeloning, wat bij de huidige pachtnormen overeenkomt met gemiddeld 45 euro per hectare.

7.4 productIerechten en toeSlagrechten

Productierechten of quota bepalen in een aantal sectoren van de landbouw de per bedrijf toegestane omvang van de productie. Dit geldt onder meer voor melk, suiker, varkens en pluimvee. Elk productierecht heeft een waarde, die bepaald wordt door vraag en aanbod. Aankoop van productierechten geeft mogelijkheden tot schaal vergroting en is vaak voor de continuïteit van het bedrijf nodig om de kostprijs te verlagen. De ontwikkelingen op de markten voor productierechten worden echter ook beïnvloed door overheidsbeleid. Met name besluiten in Europees of nationaal verband kunnen een sterke invloed op de prijs van een productierecht hebben. De prijs ontwikkeling van het melkquotum in de afgelopen jaren is hiervan een illustratie.

7.4.1 PRODUCTIERECHTEN

Prijs melkquotum na forse daling vrij stabiel

De prijs van melkquotum is in 2006 gedaald van 50 naar 25 euro per kg vet. In de zomer van 2007 bereikte de quotumprijs een voorlopig dieptepunt van 15 euro. Daarna herstelde de prijs zich enigszins naar een niveau van ongeveer 20 à 25 euro aan het einde van 2007 en het eerste kwartaal van 2008. Tot midden 2006 werd nog ongeveer het dubbele betaald voor melkquotum. De forse daling is hoofdzakelijk het gevolg van de verwachte afschaffing van de quotering, en in mindere mate van de ontkoppeling van de melkpremie in 2007. Het herstel is vooral te danken aan de sterk gestegen melkprijs, waardoor het

7

inkomen van de melkveehouders duidelijk is toe genomen en de financiële mogelijkheden om melkquota aan te kopen zijn verruimd.

De leaseprijs van melkquotum lag in 2007/08 weliswaar ook lager dan in voorgaande jaren, maar met een prijs van 4 tot 5 euro per kg vet bedroeg deze circa 20% van de aankoopprijs. In het verleden was dat slechts 10%. Het relatief duurder worden van leasemelk heeft te maken met de verwachting dat de quotering over enige jaren (in 2014/15) gaat aflopen. Kennelijk geven veehouders vanwege de onzekere toekomst van de Europese melkquotering meer de voorkeur aan een tijdelijke (lease) verplichting dan aan aankoop van quotum. In 2007/08 steeg de verhuur van melk quotum met 37%, terwijl bijna een kwart minder quotum werd verhandeld dan in het voorgaande jaar (PZ, 2008). Daling omvang en prijs suikerquotum

De prijs van suikerquotum bij transacties tussen telers lag in 2007/08 op circa 41 euro cent per kg polsuiker, lager dan in 2006/07 (45 eurocent) en aanzienlijk lager dan voorgaande jaren, toen die boven de 50 eurocent lag. De prijsdaling is vooral het gevolg van de Europese besluiten over het suikerbeleid uit 2006, op grond waarvan de prijs is verlaagd en de productie verminderd. Verder speelt de ontkoppeling in 2006 een rol. Hierdoor is in de quotumprijzen geen vergoeding opgenomen voor de compensatie die de bietentelers ontvangen voor de prijsdaling van suiker. Door de daling van de prijzen van suiker neemt de financiële aantrekkelijkheid van de teelt duidelijk af ten opzichte van andere gewassen, zoals granen. Bovendien is vanaf 2006 de graanteelt aantrekkelijker geworden door de forse stijging van de graanprijzen.

In 2006 heeft de EU ook maatregelen genomen om de omvang van de suikerproductie te verlagen. In dit verband is door de Nederlandse suikerproducent Cosun 13,5% van het quotum, tegen een vergoeding van 35 eurocent per kg polsuiker bij de EU ingeleverd. Om de korting voor de individuele telers die doorgaan te beperken, konden andere telers die de teelt willen beëindigen of verminderen eind 2007 en begin 2008 quotum aanbieden. Dit aanbod bedroeg uiteindelijk circa 9% van het totale Nederlandse suikerquotum. Hierdoor blijft de ‘gedwongen’ krimp voor de bedrijven die bieten blijven telen beperkt tot circa 5%.

Prijzen aandelen zetmeelteelt onder druk

De financiële aantrekkelijkheid van de teelt van zetmeelaardappelen staat onder druk als gevolg van de besluiten die de EU mogelijk op dit terrein gaat nemen. De besluiten kunnen leiden tot een volledige ontkoppeling van de steun en een afbouw van de markt- ondersteuning - met onder meer een minimumprijs voor de aardappelen binnen het quotum (De Bont et al., 2007). Gelijktijdig heeft de forse graanprijsverhoging van de laatste jaren invloed op de animo om zetmeelaardappelen te telen. Door de hogere graanprijzen stijgen ook de marktprijzen van zetmeel en zetmeelproducten. AVEBE is

7

hierdoor en door herstructureringsmaatregelen binnen het concern in staat geweest in

2007/08 een hogere prijs per kg aardappelen aan de telers te betalen dan in het voorgaande jaar (zie ook hoofdstuk 8). Dit neemt niet weg dat de prijzen van het aandeel (of leveringsrecht c.q. -plicht aan AVEBE) de laatste tijd onder druk staan als gevolg van de onzekerheid over de toekomst van de teelt en verwerking van zetmeel- aardappelen. Een aantal telers zou begin 2008 de aandelen zelfs zonder hiervoor een prijs te vragen van de hand willen doen om van de leveringsplicht af te zijn.

Dierrechten vrij verhandelbaar door heel het land

Dierproductierechten zijn ingesteld om de omvang van de mineralenproductie door de intensieve veehouderij te beteugelen (zie §6.5). Nederland kent onderscheiden productierechten voor pluimvee en varkens (vanaf 1 januari 2006 is het onderscheid tussen zeugen- en andere varkensrechten weggenomen). Tot 1 januari 2008 waren zowel de varkens- als pluimveerechten alleen vrij verhandelbaar binnen drie regio’s, de concentratiegebieden Zuid- en Oost-Nederland en overig Nederland. Met ingang van 1 januari 2008 is deze zogenaamde compartimentering vervallen en kunnen dierrechten vrij verhandeld worden door heel Nederland (LNV, 2007d). Volgens De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) is de tendens dat de varkensrechten in het noorden van het land worden gekocht door bedrijven in de concentratiegebieden, maar landbouworganisaties vinden het nog te vroeg om dit te onderschrijven (Vermaas, 2008). De eerste cijfers voor Noord-Brabant geven aan dat 0,6% van de verhandelde dierrechten van elders komen (Smit, 2008). Op welke plek de rechten uiteindelijk benut zullen worden, is van te voren niet zeggen. Een koper van dierrechten die bijvoorbeeld in Noord-Brabant woont, kan besluiten de rechten elders in het land te gebruiken. Door de vrije verhandelbaarheid van de dierrechten zijn de prijsverschillen tussen de gebieden verdwenen. In de maanden februari-mei dit jaar lag de prijs voor varkens- rechten rond de 200 euro per recht (Varkensrechten.nu). Voor de prijszetting van de rechten is het verder van belang dat geadviseerd wordt het stelsel van varkens- en pluimveerechten (nationaal productieplafond) nu nog niet op te heffen, omdat de risico’s voor vooral de overschrijding van het door de EU ingestelde productieplafond voor stikstof en fosfaat in dierlijke mest nog te groot zijn, zolang de excretie per dier niet wezenlijk vermindert (Van den Ham en De Hoop, 2007).

7.4.2 TOESLAGRECHTEN

De hervorming van het EU-landbouwbeleid heeft een nieuw soort rechten opgeleverd, de toeslagrechten. Deze bepalen de omvang van de bedrijfstoeslagen (zie §8.3) - de ontkoppelde inkomenssteun - waarop aanspraak kan worden gemaakt. De toeslag- rechten zijn overdraagbaar, waardoor ze een ook een waarde krijgen. Het aantal

7

agrariërs met toeslagrechten dat een aanvraag voor betaling van de bedrijfstoeslag heeft ingediend, is ongeveer 65.000. Per 27 maart 2008 had ruim 90% hiervan de toeslag over 2007 uitbetaald gekregen. Per genoemde datum was een bedrag van ruim 580 mln. euro uitgekeerd (LNVloket.nl).

Bedrijfstoeslagen zijn van toepassing voor een groot aantal landbouwbedrijven op basis van de productie van onder meer melk, graan en suikerbieten in eerdere jaren, waardoor rechten op bedrijfstoeslagen zijn ontstaan. Daarnaast kan door de aankoop en huur van toeslagrechten de hoogte van de toeslag zijn gewijzigd. De rechten kunnen met of zonder land worden verworven, maar bij aankoop zonder grond is wel nodig dat de koper over grond beschikt om de toeslag uitbetaald te krijgen. Om het toeslagrecht te benutten in een bepaald jaar moet de transactie voor 31 maart zijn gemeld bij de Dienst Regelingen van LNV. De gemiddelde prijs van toeslagrechten in 2007/08 ligt op ongeveer drie maal het toeslagbedrag (Toeslagrechten.nu). Dit betekent dat een investering in toeslagrechten in beginsel, wanneer de jaarlijkse betaling op hetzelfde niveau blijft, in drie jaar kan worden terugverdiend. Het beleid rond de bedrijfstoeslagen is voorlopig nog in beweging (zie §3.1.1). De onzekerheid die dit met zich meebrengt is mede bepalend voor de (relatief lage) marktwaarde van de toeslagrechten en de beperkte animo om hierin geld te investeren.

Volgens een voorlopig overzicht van de Dienst Regelingen zijn in 2008 ruim 33.000 toeslagrechten, ruim 2% van het totale aantal rechten, overgedragen (DR, 2008). Dit is aanzienlijk minder dan in 2007, toen ging het om circa 135.000 rechten. Waarschijnlijk heeft het opnemen van de melkpremie in de toeslagen en de mogelijk heid om de waarde van de rechten te verhogen door het zogeheten ‘indikken’ - verkoop van een aantal rechten om de premie over minder rechten te kunnen verdelen - bijgedragen aan de handel in 2007. De meeste rechten zijn ook in 2008 van boer naar boer

overgedragen door verkoop en voor een kleiner deel via verhuur. Aan de Nationale Reserve zijn nog geen 600 rechten verkocht.

Per 2007/08 is de Europese braaklegregeling opgeschort. Wanneer deze regeling vanwege de schaarste op de graanmarkt definitief wordt beëindigd, zullen ook de afzonderlijke braaktoeslagrechten vervallen. De ‘AGF-clausule’ - geen toeslagen worden verleend op areaal waarop aardappelen (behalve zetmeelaardappelen), groente en fruit worden geteeld - is al vervallen. Dit betekent dat het totale areaal landbouwgrond waarop ‘gewone’ toeslagrechten kunnen worden ‘belegd’ is vergroot.

Hebben verpachters recht op de helft van de waarde?

Het is nog niet duidelijk van wie de toeslagrechten zijn. Weliswaar heeft de pachtkamer van de rechtbank in Zwolle vorig jaar - in een proefproces aangespannen door de Federatie Particulier Grondbezit en LTO - beslist dat aan het einde van een pachtovereenkomst, de verpachter recht heeft op de helft van de waarde van de

7

In document Landbouw-Economisch Bericht 2008 (pagina 175-179)