• No results found

Outputkeuze voor een monopolie dat op 2 markten actief is

In document Samenvatting Micro-economie (pagina 72-75)

Als een monopolist 2 markten gaat bedienen heeft men 2 vraagfuncties: Q1(P) en Q2(P). Men

zal in dit geval deze 2 functies optellen tot één aggregate vraagfunctie Q(P) en daaruit de marginale opbrengsten bepalen, en deze dan gelijk stellen aan de marginale kosten. Daaruit haalt men de geproduceerde hoeveelheid en de optimale prijs (wanneer men niet mag prijsdiscrimineren tussen consumenten op verschillende markten.). Met de optimale prijs bepaalt men de hoeveelheid die men per markt aanbiedt.

10. Welfare economics bij een monopolie

Het evenwicht van de vrije markt maximaliseert de totale welvaart (CS + PS), maar als men het vrije marktevenwicht aanpast bekomt men een deadweight loss, zagen we al eerder. Dit zal ook gelden voor een monopolie: een monopolie veroorzaakt een deadweight loss.

10.1 Monopoly equilibrium differs from perfectly competitive equilibrium

Als een industrie gemonopoliseerd wordt, treedt het marktevenwicht (waarbij de winst van de monopolist gemaximaliseerd wordt) niet op waar vraag en marginale kosten (= aanbodcurve bij vrije markt) elkaar snijden, maar wel waar marginale kosten en marginale opbrengsten elkaar snijden. Dit zorgt voor een hogere prijs en een kleinere output.

De prijs is nu hoger dan de marginale kosten en dit plaatst een wig tussen de betalingsbereidheid van de consument en de kosten van de producent. Deze wig zorgt ervoor dat de monopolist minder produceert dan de sociaal efficiënte outputhoeveelheid.

Vanuit het standpunt van de producent is een monopolie zeer wenselijk, omdat de winsten van een monopolie groter zijn dan de winsten bij een vrije markt.

Voor de consument is een monopolie evenwel onwenselijk, omdat de prijs hoger wordt en de consumenten hiervoor welvaart inleveren.

10.2 Deadweight loss in a monopoly

Het deadweight loss van een monopoly is gelijk aan het verschil tussen de netto economische opbrengst dat een vrije markt zou voortbrengen ten opzichte van de economische opbrengst die het monopolie opbrengt.

Rent-seeking activities = activiteiten die erop gericht zijn om monopoliemacht te creëren of te behouden.

Zie grafiek voor deadweight loss + voorbeeld besanko pagina 441 + slides + besanko p 442

11. Why do monopoly markets exist?

11.1 Natural monopoly

Een markt is een natuurlijk monopolie als de kosten voor een enkele firma die een output produceert die de markt kan voorzien lager is dan wanneer meerdere firma’s deze output zouden moeten produceren.

Dit wil dus zeggen dat de gemiddelde kosten over een heel grote outputrange dalend moeten zijn. Zo’n grote outputrange zelfs dat deze output groter is dan de gevraagde output op de markt.

Zie grafiek in boek + voorbeeld slides + voorbeeld besanko p. 442-444 11.2 Sustainable monopoly

Een houdbaar monopolie is een prijs-outputcombinatie die ervoor zorgt dat potentiële toetreders tot de markt van de monopolist ofwel een hogere prijs dan de monopolist moeten aanrekenen (en dus geen klanten maken) of een lagere prijs aanrekenen en daardoor verlies maken.

Zie slides

De “sustainable price-quantity combination” wordt bekomen door de vraagcurve gelijk te stellen aan de gemiddelde kostencurve.

11.3 Public policies towards monopolies

De overheid kan op verschillende manieren reageren op een monopolie.  De industrie van het monopolie competitiever maken.

 Het gedrag van monopolisten reguleren.  Privébedrijven die monopolist zijn overnemen.  Niets doen.

Men kan de markt van het monopolie bijvoorbeeld competitiever maken met behulp van “antitrust laws”. Deze “antitrust laws” zijn een aantal statuten die erop gericht zijn de marktmacht van de monopolist te verminderen.

 Ze geven de overheid de macht om een fusie te verhinderen.  Ze geven de overheid de macht om bedrijven op te splitsen

 Ze voorkomen dat bedrijven activiteiten uitoefenen die de markt minder competitief maken.

Het gedrag van de monopolist kunnen ze trachten te reguleren door de prijs die de monopolist mag aanrekenen te reguleren. De manier die het meeste welvaart oplevert zal zijn de prijs zo te zetten dat deze gelijk is aan de marginale kost van de monopolist.

In de praktijk echter zorgt men ervoor dat de prijs gezet wordt op zo’n manier dat de monopolist nog een klein gedeelte van zijn winst overhoudt, dus dat de prijs nog iets hoger mag zijn dan de marginale kosten. Dit is een goede beveiliging, voor bijvoorbeeld een situatie waarbij de gemiddelde kosten beginnen te stijgen.

Men kan de monopoliebedrijven als overheid ook overnemen en er een publieke instelling van maken. In dat geval zal de overheid zelf het monopolie runnen.

Tenslotte kan de overheid ook beslissen om niet in te grijpen als het onevenwicht op de markt slechts klein is ten opzichte van de imperfectie van het beleid dat men moet voeren. Het kan namelijk zijn dat men de situatie enkel erger maakt door ze te veranderen.

12. Monopsonie

Het monopsonie is het omgekeerde van een monopolie. Bij een monopsonie bestaat de markt uit 1 koper en vele verkopers (vb. de NASA voor ruimtevaartproducten).

De prijs die voor de goederen wordt betaald zal lager zijn dan de vrije marktprijs omwille van het feit dat de aanbieders voor slechts één vrager moeten concurreren. Ook het monopsonie creërt een deadweight loss.

Lees in Besanko het gedeelte van monopolie

Hoofdstuk 12: Capturing surplus

Om meer winst te maken, doen monopolies soms aan prijsdiscriminatie. Prijsdiscriminatie is het verkopen van een goed tegen verschillende prijzen voor verschillende consumenten, ook al is het hetzelfde goed dat aan iedereen wordt verkocht. Het doel van prijsdiscriminatie om meer surplus te verkrijgen en dus meer winst te maken.

Voorbeelden van prijsdiscriminatie: kinepolistickets jongeren – volwassen, lijnabonnement, tickets voor een vlucht met een vliegtuigmaatschappij, kortingsbonnen…

Prijsdiscriminatie is enkel mogelijk voor monopolisten. In een perfect competitieve markt is prijsdiscriminatie onmogelijk omwille van het feit dat niemand boven de marktprijs kan verkopen. Om prijsdiscriminatie te kunnen toepassen, moet de firma een zekere marktmacht hebben. Ook zal de firma in de praktijk een zekere hoeveelheid informatie over de betalingsbereidheid van zijn consumenten moeten hebben.

Of prijsdiscriminatie mogelijk is voor de monopolist hangt er ook vanaf of het voor de monopolist mogelijk is om eventuele “middlemen” uit te schakelen (= mensen die het goed tegen lagen prijs kunnen kopen en dan doorverkopen en zo de monopolist schade berokkenen)

Prijsdiscriminatie heeft 2 belangrijke effecten:  De monopolist verhoogt er zijn winst mee.

 Het reduceert het totale deadweight loss van een monopolie. In het algemeen bestaan er 3 types van prijsdiscriminatie:

 Eerstegraads prijsdiscriminatie : Dit wordt ook wel perfecte prijsdiscriminatie genoemd. In deze situatie gaat de monopolist aan elke consument zijn maximale betalingsbereidheid trachten te laten betalen. Hiervoor moet de monopolist dus exact de betalingsbereidheid van elke consument kennen [theoretische vorm]

 Tweedegraads prijsdiscriminatie : Bij tweedegraads prijsdiscriminatie gaat de monopolist kortingen aanbieden voor het kopen van grote hoeveelheden.

 Derdegraads prijsdiscriminatie : Bij deze vorm van prijsdiscriminatie gaat de monopolist aan verschillende consumentengroepen of marktsegmenten een verschillende prijs aanrekenen.

1.

Korte vergelijking tussen uniforme prijs en prijsdiscriminatie

In document Samenvatting Micro-economie (pagina 72-75)