• No results found

Korte termijn totale kosten

In document Samenvatting Micro-economie (pagina 42-45)

Op korte termijn is het voor bedrijven niet altijd mogelijk om te variëren in al hun inputs.  Het kan zijn productie enkel veranderen door de hoeveelheid variabele inputs te

 Het kan zijn dat er niet altijd een inputkeuze is op korte termijn.

Het is meestal zo dat de korte termijn totale kosten niet de minimale kosten zijn om een bepaald outputniveau optimaal te produceren. Om de productie op korte termijn te veranderen moeten ze vaak inputcombinaties nemen die met hogere totale kosten gepaard gaan, omdat ze niet de vrijheid hebben om alle inputs te optimaliseren.

Op korte termijn zal de MRTS ook niet gelijk zijn aan de verhouding w/r zoals op LT. Zie grafiek in slides: optimal combination of inputs in the short run

4.1 Korte termijn totale kostencurve

De KT-totale kostencurve STC(Q) geeft de minimale kost weer voor het produceren van een hoeveelheid output gelijk aan Q wanneer minstens 1 input niet variabel is.

Men kan de KT totale kostencurve opdelen in 2 delen:

 De totale vaste kostenfunctie : Deze kost is vast en staat gelijk aan de uitgaven gespendeerd aan de vaste inputs. Deze variëren dus niet met de input. (vb. huur magazijn) (TFC: total fixed cost).

 De totale variabele kostenfunctie : Deze kost is gelijk aan de minimale kost die gepaard gaat met het produceren van een hoeveelheid van Q outputs. Deze variëren wel met de output. (vb. Verpakking) (TFV: total variable fixed cost).

Mathematisch uitgedrukt wil dit dus zeggen:

) ( )

(Q TFC TVC Q

STC   met TFCrK

Zie grafiek pagina 280 + learning by doing 8.3

4.2 Verband tussen de LT en KT totale kostencurven

In het algemeen geldt dat een bedrijf op lange termijn goedkoper kan produceren, omdat het dan kan variëren in al zijn inputs. Het kan zijn input dus makkelijker optimaliseren op LT. Omdat dit zo is, moet wel gelden dat de KT totale kostencurve in elk punt boven de LT totale kostencurve moet liggen. Er is echter 1 punt waar dit niet het geval is, en dit is het punt dat voor een bepaalde output de vaste input op de LT kostenminimaliserende waarde vaststaat. In dit geval is de KT totale kost gelijk aan de LT totale kost. (punt A in de grafieken)

4.3 Korte termijn gemiddelde en marginale kost

De korte termijn gemiddelde kosten (short run average cost SAC(Q)) zijn gelijk aan de kosten per geproduceerde eenheid voor het bedrijf wanneer minstens één van de outputs vastligt. De gemiddelde kosten zijn de KT totale kosten gedeeld door de output Q:

Q Q STC Q

Net zoals we de totale kosten op KT kunnen opdelen in de vaste en variabele totale kosten kunnen we de gemiddelde kosten op KT opdelen in de gemiddelde vaste en variabele kosten. (average fixed costs AFC en average variable costs AVC)

Q TVC Q AVC Q TFC Q AFC / ) ( / ) (  

En ook geldt natuurlijk: SAC(Q) AFC(Q) AVC(Q)

Omdat de gemiddelde vaste kosten bij een hogere output Q over meerdere eenheden wordt uitgesmeerd worden de gemiddelde vaste kosten kleiner bij een stijgende output.

De KT gemiddelde kosten kunnen in elk punt worden geïnterpreteerd als de helling van een rechte door de oorsprong die in dat punt aan de totale kostencurve raakt.

Grafisch gezien bekomt men de gemiddelde kosten door de verticale sommatie van de gemiddelde vaste kosten en de gemiddelde variabele kosten. De AFC(Q) is een dalende rechte terwijl de AVC(Q) en de SAC(Q) vaak U-vormige curven zijn.

De korte termijn marginale kostenfunctie (short run marginal cost SMC(Q)) geeft weer met welke hoeveelheid de KT totale kosten toenemen wanneer de output met één einheid wordt verhoogd. Grafisch gezien is de MK-curve dus de helling van de totale kostencurve in elk punt. (afgeleide van STC(Q))

Zie slides pagina 6: grafieken + voorbeeld

1. Verband tussen de marginale, totale, en gemiddelde KT kosten Wiskundig: zie supplementen hoofdstuk 8 deel 8.2!!

 Wanneer de KT marginale kosten onder de KT gemiddelde kosten liggen, wil dit zeggen dat de KT gemiddelde kosten dalen

 Wanneer de KT marginale kosten boven de KT gemiddelde kosten liggen, wil dit zeggen dat de KT gemiddelde kosten stijgen.

 De KT marginale kostencurve snijdt de KT gemiddelde kostencurve in haar minimum, de minimum efficient scale.

(eenzelfde relatie geldt ook voor de KT marginale kost en de KT gemiddelde variabele kost.) Grafisch: zie handboek pagina 283 + slides pagina 6

4.4 Verband tussen KT kosten en LT kosten

De lange termijn gemiddelde kostencurve vormt een ondergrens voor de korte termijn gemiddelde kostencurven voor verschillende outputniveaus. (met minstens een vaste input). De LT gemiddelde kostencurve zal daardoor de enveloppe-curve zijn van alle KT gemiddelde kostencurven.

Men kan dit begrijpen door voor een aantal verschillende outputniveaus de vaste input op KT optimaal te kiezen. In dat geval valt de KT gemiddelde kost voor die output samen met de LT

gemiddelde kost. Als men dit nu voor elk mogelijk outputniveau doet, bekomt men de LT gemiddelde kostencurve die door het minimum van elk van deze KT curven gaat.

Zie grafiek pagina 284 besanko

Hetzelfde verband bestaat bij de LT totale kostencurve en de KT totale kostencurven voor verschillende outputniveaus.

Zie slides pagina 7

Er is ook een verband tussen de LT marginale kostencurve en de marginale kostencurven op korte termijn.

Als een bedrijf haar vaste input optimaal kiest zodat de KT totale kosten en LT totale kosten gelijk zijn voor dit outputniveau, dan geldt dat voor dit outputniveau de KT marginale kostencurve ook gelijk is aan de LT marginale kostencurve [ SMC(Q) = MC(Q) ]. Als men nu voor elk outputniveau de vaste input optimaal zou kiezen is de KT marginale kost voor dat outputniveau gelijk aan de LT marginale kost. Op die manier kan men de LT marginale kostencurve construeren uit de KT marginale kostencurve.

(voor kleinere hoeveelheden: MC > SMC en voor grotere hoeveelheden SMC < MC, dit omdat de vaste input ervoor zorgt dat voor kleinere hoeveelheden minder arbeid nodig is, de MC van arbeid is dus lager. Bij hogere hoeveelheden omgekeerd.)

Zie grafiek pagina 285 + Learning by doing 8.4 + slides pagina 7-8 (begint 2 laatsten van 7) Supplementen: wiskundig!

5.

In document Samenvatting Micro-economie (pagina 42-45)