• No results found

HOOFDSTUK 5 GEBRUIKERSONDERZOEK ONDER AMATEURS EN PROFESIONALS

5.1 Opzet en aanpak onderzoek

In hoofdstuk 4 heb ik op basis van literatuur weergegeven hoe de onderzoeksactiviteiten van historische onderzoekers er uit zien. Deze literatuur had betrekking op wetenschappelijke onderzoekers. Archiefdiensten werken echter voor professionals en amateurs en hun digitale onderzoeksomgeving zou voor beide groepen moeten worden ingericht. Bovendien is het de vraag in hoeverre de activiteiten van amateurs en professionals werkelijk verschillen. Het doel van het gebruikersonderzoek was om de onderzoeksactiviteiten van amateurs en professionals te onderzoeken, zodat uiteindelijk de volgende onderzoeksvraag kon worden beantwoord:

• Welke activiteiten van historische onderzoekers moeten in een digitale omgeving ondersteund worden?

Vervolgens kan bepaald worden waar een digitale onderzoekomgeving van een archiefdienst aan moet voldoen.

Er is weinig bekend over de manier waarop amateurs onderzoek doen. Daarom heb ik gekozen voor een kwalitatief gebruikersonderzoek door middel van semigestructureerde interviews met een exploratief karakter. Voor betrouwbaarder resultaten zouden de interviews op een grotere schaal herhaald moeten worden.

Ik heb uiteindelijk de volgende categorieën de onderscheiden:

• Amateur (verder A) mensen die historisch onderzoek doen op basis van interesse/hobby/vrije tijd en geen opleiding hiervoor hebben gevolgd (drie personen).

• Professionals (verder P) mensen die beroepsmatig historisch onderzoek doen en hiervoor een opleiding (geschiedenis) hebben gevolgd ( twee personen).

• Professionals/Wetenschappers (verder Pw) Dit zijn professionele historici of studenten geschiedenis die verbonden zijn aan een universiteit of onderzoeksinstelling (drie personen). De laatste onderverdeling heb ik gemaakt omdat in de literatuur alleen gesproken wordt over wetenschappelijke onderzoekers, maar je hebt ook professionele onderzoekers die niet in een dergelijke omgeving werkzaam zijn. Ik wilde dus nagaan of er verschillen waren tussen amateurs en (twee typen) professionals.

Daarnaast vroeg ik mij af of de z.g. digital born generatie (geboren na 1980) meer gebruik maakte van digitale hulpmiddelen. Daarom heb ik geprobeerdde onderzoekers zodanig te selecteren dat de helft van hen jonger was dan 40 jaar Uiteindelijk bleek er een onderzoeker net 41 te zijn, zodat de leeftijdsverhouding boven en onder de 40 jaar 5 : 3 was.

Ik heb via mijn netwerk 6 mensen gezocht waarvan ik wist dat ze onderzoek deden en ook hierover in een of ander vorm publiceerden. Het hoefde dus niet per se te gaan om bezoekers van een archiefdienst. Het criterium was het doen van onderzoek, dus actief “iets” doen met historische bronnen. Eén onderzoeker, de student (onderzoeker 5), heb ik gevonden via een andere onderzoeker (nummer 1).Eén onderzoeker (onderzoeker 7) heb ik leren kennen bij een CREATE salon, een informele bijeenkomst waar onderzoekers uit digital humanities allerlei zaken presenteren.

46 In tabel 3 staat een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de geïnterviewde personen. De onderzoekers zijn genummerd in de volgorde waarin de interviews plaats vonden.

Tabel 3: Overzicht van de kenmerken van de geïnterviewde personen.

WAT 1 2 3 4 5 6 7 8

TYPE Pw A P A Pw P Pw A

GESLACHT man man man vrouw man man man man

LEEFTIJD 61 68 59 36 22 41 25 77

OPLEIDING WO HBO WO HBO WO HBO WO HBO

ERVARING 1977-nu 1998-nu 1984-nu 2011-nu 2018 1998-nu 2014-nu 2003-nu

PLAATS INTERVIEW Rotterdam Oudenbosch Eindhoven Tilburg Rotterdam Oudenbosch Amsterdam Eindhoven

GEBIED ONDERZOEK NL/europa Nl/wereld Nl/europa Tilburg NL Zuid-NL NL Eindhoven

GEBIED BRONNEN NL/europa Nl/wereld Nl/europa Tilburg/NL NL NL NL Eindhoven/NL

PERIODE ONDERZOEK

1860-nu 1640-nu 19e eeuw- nu 1900- 1950 1931-1933 19e /20e eeuw 1945-1900 1940-1945

BIJZONDERHEDEN student van

1

Archivaris P= professional

Pw=professional/wetenschap A= Amateur

47 Bij een grootschaliger vervolgonderzoek zou moeten worden bekeken in hoeverre de steekproef de populatie (in dit geval de historische onderzoekers, zowel amateurs als professionals) weerspiegelt, niet alleen qua leeftijd, maar ook qua geslacht (er heeft maar één vrouw aan het onderzoek meegedaan), naar de spreiding van de herkomst van de onderzoekers en naar de spreiding van onderwerpen in de tijd en ruimte. Nu lag de nadruk duidelijk op de 19e en 20e eeuw en lagen drie van de acht gebieden waar de onderzoekers actief waren in het zuiden van Nederland. Het kan zijn dat onderzoekers die oudere bronnen gebruiken ook andere methoden toepassen. Ook de beschikbaarheid van digitale bronnen is misschien niet overal in Nederland even goed.

Een groot deel van de geïnterviewden had al een zeer ruime onderzoekservaring (7 tot 42 jaar), gerekend vanaf datum van hun afstuderen of vanaf het begin van hun onderzoek. De twee jonge onderzoekers wareniets minder ervaren (1 – 4 jaar). Een nadeel was dat de student (onderzoeker 5) duidelijk geschoold was door onderzoeker 1 en diens methoden.

De onderzoekers zijn allen persoonlijk geïnterviewd in het tijdvak 6 april tot en met 26 april 2018 aan de hand van het interviewprotocol. Het interviewprotocol is opgenomen in de bijlage bij deze scriptie. De interviews hadden een semigestructureerd en open karakter. Het onderdeel ‘voor de interviewer’ was bedoeld voor mij als geheugensteun. Door de open vorm van de interviews is niet elk punt uit de lijstjes aan bod gekomen.

De eerste vraag had betrekking op de gebruikte bronnen en of deze digitaal en/of analoog gevonden en/of beschikbaar waren. Daarna werd ingegaan op het zoeken en vinden en het verwerken van de gegevens. Er is een aparte vraag gesteld over het gebruik van digitale hulpmiddelen, een uitbreiding t.o.v. Palmer omdat dit 2009 nog niet zo in zwang was. Ook is specifiek gevraagd naar de samenwerking. Dit omdat ik benieuwd was naar het voorkomen van online samenwerking in community’s en interdisciplinaire samenwerking. Ook zou dit een belangrijke functionaliteit van een VRE zou kunnen zijn. Daarnaast is nog specifiek gevraagd naar het publicatiegedrag. Dit omdat ik wilde weten in hoeverre dit is veranderd onder invloed van de digitalisering en het internet.

Samenvattend was de indeling van het interview als volgt: 1. Inleidende vragen

2. Brongebruik

3. Zoeken/vinden Palmer(activiteit 1) 4. Verwerken gegevens Palmer (activiteit 2) 5. Gebruik digitale hulpmiddelen (extra)

6. Publiceren Palmer (handeling 4.3) 7. Samenwerking Palmer (activiteit 5) 8. Tips.

Hiermee kwamen twee functies van de VRE aan bod:

• Het ondersteunen van elke stap in het onderzoekproces • Het bevorderen van samenwerking tussen onderzoekers.

Aan de hand van de interviews heb ik de onderzoeksactiviteiten beschreven. De beschrijvingen heb ik aan de geïnterviewden teruggestuurd ter controle op fouten en voor eventuele aanvullingen of verduidelijkingen. Dit heeft wel tot gevolg dat er verschillen in schrijfstijl en het noteren van verwijzingen zijn in de uiteindelijke resultaten per persoon. Om de antwoorden van de geïnterviewden niet te beïnvloeden stuurde ik het onderdeel ‘Voor de interviewer’ niet mee.

48 In de tekst refereer ik verder aan de onderzoekers als onderzoeker 1 of 2 (genummerd in de volgorde van de interviews) met de vermelding A, P of Pw om aan te geven om wat voor type onderzoeker het gaat. De samenvatting van de resultaten per onderzoeker staat in de volgende paragraaf 5.2

Daarna heb ik de resultaten nog eens specifiek per activiteit bekeken en uitgewerkt in paragraaf 5.3 Tenslotte heb ik de resultaten in paragraaf 5.4 vergeleken met de bevindingen in de literatuur.