• No results found

OPS: een casus

In document Als de batterij leegloopt (pagina 39-42)

Kader 1.5: Populatie Attributieve Fractie (PAF)

2: Weten wat je doet, en doen

2.4 OPS: een casus

Ik geef deze casus4 uitvoerig weer, omdat hieruit veel te leren valt over hoe het in de praktijk kan toegaan. Het is het verhaal van een tapijtlegger, werkzaam bij een klein bedrijf voor woninginrichting. Hij heeft een goede verstandhouding met zijn baas, is een harde werker, houdt van zijn werk, was eind jaren negentig Belgisch kampioen marmoleum leggen. Hij kreeg klachten, door bedrijfsarts en vervolgens medisch specialist werd de diagnose gesteld van OPS.

Hij heeft lang geen weet gehad van gevaren: tot eind 2004, het moment waarop de bedrijfsarts vermoedt dat hij OPS heeft, had hij onvoldoende kennis van de gevaren van oplosmiddelen. Ook door de collega’s wordt geen aandacht besteed aan bescherming tegen de gevaren van oplosmiddelen. Van enige preventieve activiteit van de werkgever is geen sprake, werknemers staan bloot aan oplosmiddelen in lijmen en verven, zonder dat er PBM (Persoonlijke Beschermings Middelen) beschikbaar zijn en gebruikt worden. Volgens de tapijtlegger zijn er al jaren alternatieven beschikbaar, en zijn die ook aangeboden. “Er kwam een vertegenwoordiger van watergedragen producten. En die zei: Werken jullie nog met die producten? Dat mag in Duitsland al jaren niet meer gebruikt worden.”5 De bedrijfsarts vermoedt dat de zorg voor arbeidsomstandigheden in dat bedrijf niet zo goed is. De Arbodienst constateert al jaren dat de situatie niet voldoet aan de normen, en maakt daarvan melding in zijn verslag. De werkgever trekt echter geen conclusies uit die rapporten: “De arbeidsinspectie komt nazien welke producten hier staan. Dat gaat via de arbodienst. Zij maken een rapport. Dat lees ik ook wel door, maar niet grondig.”6 Kennelijk kan hij daarmee wegkomen.

4 Deze casus is ontleend aan het proefschrift van Wim Eshuis over werknemerscompensatie bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, waaronder OPS

5 Eshuis, pp. 468, 469. 6 Eshuis, p. 469.

Een combinatie van factoren wordt genoemd als van invloed geweest op het ontstaan van OPS: bijna twintig jaar blootstelling aan oplosmiddelen, kortdurende hoge blootstelling, werken in besloten ruimten, onvoldoende afzuiging en ventilatie, onvoldoende kennis van de gevaren van oplosmiddelen, terwijl koolstofmaskers (beschermende maatregel) niet beschikbaar waren. Blootgesteld aan piekbelasting. Hij heeft zijn werkgever een aantal keren aangesproken dat het vergif is. ‘Ja maar, zei hij, ‘er zijn wel andere producten, maar die drogen langzamer’. Werkgever: ‘In de jaren tachtig zijn veel lijmen op alcoholbasis gebruikt. Toen heb ik daar verder niet over nagedacht. Dat was een goede lijm. Ik ben ook geen chemicus. Ik moet verder gaan op datgene wat men mij zegt hè. Ik ben afhankelijk van de leverancier. Het hangt af van wat die zegt en schrijft. Het is een groot bedrijf op wereldniveau. En ik ga ervan uit dat die weten wat goed en slecht is.’7

Ik citeer dit zo uitvoerig omdat deze fragmenten mooi laten zien hoe onverschillig er met kennis wordt omgegaan, en hoe de werkgever redeneert om maar niet al teveel na te hoeven denken over gevaren, waarmee hij zich dus onttrekt aan zijn verantwoordelijkheid als werkgever. Hij heeft er nooit bij stilgestaan dat ‘de schildersziekte’ bij zijn bedrijf kon optreden. ‘Ik heb er tot 2005 ook nooit iets van gehoord van de brancheorganisatie.’8 De kennis die er over was is in elk geval niet goed gecommuniceerd, zodat mensen onwetend konden blijven, wat hen vaak ook goed uitkwam want dit voorkwam kosten en gedoe. Kennelijk ontbraken ook toezicht en sancties op niet naleving hiervan.

Er komt een discussie met de bedrijfsarts, de werkgever en werknemer, met op de achtergrond de vakbond, over de vraag of hij wel of niet mag werken en onder welke condities. Er kwam een advies om bepaalde producten te vermijden en beschermende maatregelen te nemen, zoals een masker. Na twee weken is er nog geen masker gekocht, dit wordt geheel en al overgelaten aan de werknemer.

Twee opmerkingen: het voorbeeld is uit België, beschermende maatregelen zijn daar later genomen dan in Nederland, maar de mechanismen zijn eender: lange tijd onwetendheid over de giftige werking van stoffen, slechte communicatie over de kennis die al wel voorhanden is, werkgevers en werknemers die er lang niet van willen weten omdat beschermende maatregelen gedoe en kosten geven en het besef van ziekteverwekkende stoffen ontwrichtend werkt (mensen willen er niet aan, want wat moeten ze dan? Ophouden met werk? De zaak sluiten?).

De weerstand tegen kennis kan van verschillende aard zijn, er zijn belangen mee gemoeid, financiële, emotionele, sociale). Maar de werkgever wijst op nog een andere factor: de ketenafhankelijkheid. Je vertrouwt de bedrijven, de leveranciers; met wantrouwen bij elke schakel in de keten valt niet te werken. Ook dit is een belangrijke factor: het gaat om de hele keten met de verwevenheid van afhankelijkheden en belangen. In het nadenken over preventie moet naar het samenspel gekeken worden, naar de verstrengeling van macht, afhankelijkheid, kennis, weerstand en belangen in al die schakels van de keten. Dat maakt het verhaal niet eenvoudiger, wel adequater, ook met het oog op handelen.

7 Eshuis, p. 471. 8 Eshuis, p. 470.

Tweede gevalsbeschrijving: de casus wordt hier wat breder getrokken.9

Uit verschillende verhalen van schilders, drukkers, stoffeerders, parketleggers blijkt dat zij ziek werden van oplosmiddelen in verf en andere stoffen waarmee ze werkten (lijmen, drukinkten, polyester, reinigingsmiddelen), last kregen van fysieke en psychische verschijnselen: aantasting van cognitieve vermogens, verwardheid, depressiviteit; sommigen van hen belandden in een psychiatrische inrichting. Het was een lange strijd om erkend te krijgen dat deze verschijnselen gevolg waren van toxische belasting. OPS werd in Nederland al in de jaren zestig beschreven als beroepsziekte, maar overheid en werkgevers bleven de verschijnselen lang relativeren en de problematiek ontkennen. De juridische strijd om schadevergoeding was vaak slepend en leverde in veel gevallen niet op waarom gevraagd werd: een goede compensatieregeling.

Het is een ellendige geschiedenis van mensen die aan de kant zijn geschoven, en zich aan de kant lieten zetten, omdat hun de middelen ontbraken om verhaal te halen (sociale klassenverschillen: gebrek aan sociaal kapitaal, aan makkelijke toegang tot specialisten, juristen, journalisten).

Wat ook blijkt is het grote belang van zich organiseren om stem te krijgen, en krachten en klachten te bundelen. De vakbond was hierbij een belangrijke initiator. Er ontstond een versnelling en verscherping van aandacht toen een aantal vrouwen van deze mannen het gevoel hadden dat hun man ziek werd van hun werk, en wanhopig werden over de ernst van de aandoeningen en het gebrek aan aandacht hiervoor. Boos om de onverschilligheid van (sommige) werkgevers, die konden schermen met de afwezigheid van een hard bewijs van causaal verband tussen blootstelling en aandoening. Deze casus toont het belang van organisatie om betere condities af te dwingen (zoals vervanging door meer watergedragen verven), andere arbeidsomstandigheden, betere zorg, en een beter systeem van schadecompensaties voor geleden schade. De vakbond, als speler in het veld, werkte hier samen met wetenschappers, medici en milieugroepen.

Er is krachtig strijd geleverd voor de erkenning van OPS, ook via de SER, er bestond een stevige politieke lobby, er werd universitair onderzoek gedaan (UvA). De relatie tussen ziekte en schadelijke stoffen werd in de jaren tachtig van de vorige eeuw duidelijk, de medische erkenning van het werken met deze stoffen als oorzaak van OPS kwam in de jaren negentig, maar het duurde nog weer jaren voordat deze stoffen ook wettelijk verboden werden.10

9 De informatie in tweede (breder getrokken) gevalsbeschrijving is ontleend aan een gesprek met Wim Eshuis, en het boekje van de Stichting OPS (zie literatuur). Deze in 1991 opgerichte stichting was een actiegroep en een patiëntenorganisatie, en was een belangrijke motor voor onderzoek, voor activiteiten voor strijd om erkenning, waardoor deze ziekte ook aandacht kreeg in de media.

10 Al eerder verschenen er rapporten van vooral Scandinavische onderzoekers over de gevaren van oplosmiddelen. In Nederland publiceerde de bedrijfsarts Zielhuis al in 1961 een artikel in het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde over het gevaar van giftige stoffen in de veroorzaking van OPS. Later zou dit artikel een rol spelen in rechtszaken: vanwege de statuur van dit tijdschrift konden werkgevers vanaf 1961 op de hoogte zijn van de gevaren van oplosmiddelen. De hoop was dat het feit dat dit bekend had kunnen zijn zou leiden tot aansprakelijkheid van de leiding, en dat weer tot verbetering van preventie. Het gesprek hierover met het ministerie vond echter pas twintig jaar later plaats, in 1981, en pas in 2000, dus bijna veertig jaar later, kwam er wetgeving over, en accepteerde Akzo, een van de voornaamste verffabrikanten, de strengere regulering en kwam met watergedragen verven. Brochure OPS, gesprek met Eshuis.

In document Als de batterij leegloopt (pagina 39-42)